110 MAANDAG 20 FEBRUARI 1922. Burgemeester en Wethouders gevraagd om, als zij plannen hebben om huizen te bouwen, het mede te deelen, want als het college de verzekering geeft, dat, wanneer deze 25 woningen worden afgebroken, andere er voor in de plaats zullen worden gezet, dan zullen wij onze stem aan dit voorstel geven en ben ik bereid mijn voorstel in te trekken, maar zoolang wij die verzekering niet krijgen, zullen wij onze stem tegen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders uitbrengen. Ik vind het een malligheid om, als men niet in staat is dien menschen een andere woning aan te bieden, hun hun tegen woordige woning te ontnemen. De heer de Lange beroept zich er op, dat de Gezondheidscommissie slechts die 25 woningen heeft aangewezen, maar ik vestig er de aandacht op, dat zij dat niet met pleizier heeft gedaan, want zij schrijtt in een van haar brieven aan het gemeentebestuur, dat zij wel het twintigvoud van 25 woningen kan aanwijzen. Zij heeft dit voorstel gedaan, omdat Burgemeester en Wethouders niet anders verlangden dan een lijstje van de 25 ergste woningen. De leden van de Gezondheidscommissie in haar geheel, die dit onderzoek heeft ingesteld, waren van meening, dat het aantal woningen, dat afgebroken moet worden, wel 400 bedraagt. Ten slotte een enkel woord over het rapport der Gezond heidscommissie. Het zou ons allen spijten, indien Burgemeester en Wethouders ons dat rapport niet ter inzage wilden geven. Ik geloof ook niet, dat dat in de bedoeling van het college ligt. Het zou zoo reactionair zijn als maar denkbaar is. Indien Burgemeester en Wethouders hun gegevens uit het rapport willen halen, spreekt het van zelf, dat ook wij datzelfde willen doen. Het moet uit den tijd zijn, dat men dergelijke stukken voor zich zelf houdt, en voor ons verbergt. De heer Sijtsma. De heer de Lange kan niet keeren, dat wij het rapport ter inzage krijgen. De heer Dubbeldeman. Dat geloof ik ook. De heer de Lange zegt niet te gelooven, dat het in de bedoeling ligt dat rapport te laten drukken, en als dat niet gebeurt, dan zal dat zeker zijn door de tegenwerking van het gemeentebestuur. De drukkosten, zegt de Voorzitter. Tot uw dienst; maar ik geloof, dat het geld, hetwelk daaraan zou uitgegeven moeten worden, zeker niet nutteloos uitgegeven zou zijn. Als er één brandende quaestie te Leiden is dan is het wel de quaestie van de volkshuisvesting. Dus dat geld mag wel uitgegeven worden. De Voorzitteb. De Raadsleden zouden misschien hier op het Stadhuis het rapport kunnen komen lezen. De heer Dubbeldeman. Dat zou natuurlijk ondoenlijk zijn. Bovendien geloof ik, dat het publiek te Leiden ook recht heeft te weten, hoe een groot deel van zijne medemenschen gehuisvest is. Wij moeten kennis kunnen nemen van dat rapport en liefst vóórdat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen. De heer Huurman. M. d. V. Ik moet nog iets zeggen naar aanleiding van de redeneering van den heer Dubbeldeman De heer Heemskerk. Niet zoolang. De heer Huurman. Daarvoor behoeft u niet bevreesd te zijn; ik spreek in den regel niet zoo lang als u. De heer Dubbeldeman doet het voorkomen, alsof er geen gemeente in Nederland is waar het wat den woningtoestand betreft zoo ellendig gesteld is als te Leiden. Hij moet maar eens te Amsterdam gaan kijken. Ik wil zeer gaar ne eens een dagje met hem daarheen gaandan zal ik hem eens laten zien, dat daar de toestand zeker twintigmaal erger is als hier. Het is hier allesbehalve best, dat geef ik toe, maar om Burgemeester en Wethouders daarvoor aansprakelijk te stellen is onzin en spreken voor de tribune. Ik begrijp nog niet den tegenstand tegen het voorstel. In dien waar is wat de heer Dubbeldeman zegt hij is waar schijnlijk daarmede beter bekend dan ik en er meer woningen zijn, die voor onbewoonbaarverklaring worden voorgedragen, dan ligt het toch voor de hand, dat binnen korter of langer tijd ook die huizen zullen worden afgekeurd. Men heeft het gedurende 20 jaren op die manier gedaan; successievelijk heeft men woningen, welke het meest voor onbewoonbaar verklaring in aanmerking kwamen, voor afkeuring voorgedragen. Welk bezwaar is er nu om dit voorstel aan te nemen? Men moet trachten deze huizen onbewoond te krijgen, neemt men nu een voorstel aan, om die woningen niet on bewoonbaar te verklaren, dan tolereert men des te langer dezen onhoudbaren toestand. Als wij er 300 te gelijk zouden moeten afkeuren, dan zou ik niet weten »waar" de menschen te huisvesten. Daarom beveel ik den Raad aan het voorstel van den heer Dubbeldeman niet aan te nemen en te stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Knuttel. M. d. Y. Ik zie niet het minste heil in het voorstel van den heer Dubbeldeman tot aanhouding van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik vind ook, dat er geen afbraak van woningen moet plaats hebben of er moet nieuwe bouw naast gesteld worden; maar ik wil niet zoover gaan om daarom de afkeuring maar vast achterwege te laten, al was het alleen hierom, dat ik overtuigd ben, dat, ook wanneer de woningruimte te Leiden beter verdeeld werd, er nog een tekort zou zijn, doch dat toch een betere verdeeling van de woningruimte mogelijk is, waardoor in elk geval toestanden als in die huizen voorkomen, niet meer zouden bestaan, dat ook door woningdistributie in deze iets bereikt zou kunnen worden. Ik meen, dat wij aan den eisch van nieuwen bouw en van verschaffing van meer woningruimte of anders van woningdistributie ook een practisch hulpmiddel meer kracht bijzetten door deze per- ceelen af te keuren dan door bewoning daarvan te tolereeren. Ik weet, de vrees is gewettigd, dat afkeuring geruimen tijd een frase zal blijven; maar wij hebben meer aanknoopings- punten en meer steun als die huizen zijn afgekeurd en die menschen wonen in afgekeurde huizen, dan wanneer wij zelfs niet de afkeuring van die huizen zouden durven uit te spreken. Ik wil in deze zeggen wat is. Als die huizen niet bewoon baar zijn, wil ik ze onbewoonbaar verklaren. Ik zou in elk geval verder willen gaan met het onbewoonbaar verklaren. De heer de Lange. M. d. Y. Ik heb het reeds in eersten termijn gezegd, maar ik zal het nu duidelijker zeggen: ik begrijp niet den tegenstand van sociaal-democratische zijde tegen dit voorstel. Als wij nu niet bezig waren nieuwe woningen te bouwen, dan zou de zaak anders staan, maar de drie woningbouwvereenigingen «Tuinstadwijk," »Ons Doel" en «Eensgezindheid" bouwen op dit oogenblik tezamen 550 nieuwe woningen. Nu wordt ons voorstel bestreden met dit argument: er moeten wel 20-maal zooveel woningen worden afgekeurd en daarom moeten deze 25 niet worden onbewoon baar verklaard. Dat gaat mijn burgerlijke logica te boven. Als er 20-maal zooveel woningen moeten worden afgekeurd, dan kunnen wij toch beginnen met deze 25, want dan is dat een bescheiden stap in de richting van den wensch der heeren sociaal-democraten. De heer Dubbeldeman. M. d. V. De heer de Lange zegt den tegenstand van de sociaal-democraten tegen dit voorstel niet te begrijpen. Wij gevoelen voor dit parade-voorstel niet veel. De heer van der Lip. En de heer Knuttel dan? De heer Dubbeldeman. Dat moet hij wetenDit is een parade-voorstel. Indien Burgemeester en Wethouders tegelijk hadden voorgesteld om in de plaats van de 25 woningen, die zouden worden afgebroken, 25 nieuwe te bouwen, dan zouden wij aan dit voorstel iets hebben gehad, maar thans hebben wij er niets aan, want van de zijde van Burgemeester en Wethouders wordt erkend, dat men de menschen er toch niet uit krijgt. De Voorzitter. De wet eischt, dat wij op het advies van de Gezondheidscommissie binnen een bepaalden termijn reageeren. De heer Dubbeldeman. Ik wijs er nogmaals op, dat de Gezondheidscommissie slechts noode dit voorstel heeft gedaan, want als zij niet van Burgemeester en Wethouders de op dracht had gekregen om de 25 ergste woningen aan te wijzen, die voor afbraak in aanmerking kwamen, zou zij een geheel andere lijst hebben gegeven. Daarom moeten wij, naar ik meen, dat wetsartikel niet te veel in het geding brengen: die redeneering is een beetje geforceerd. De heer de Lange wijst er op, dat er flink gebouwd wordt door «Tuinstadwijk," «Ons Doel" en «Eensgezindheid", maar die woningen hebben reeds een bestemming. De menschen, die daarvan een woning krijgen, waren niet begrepen in het lijstje, dat ik zooeveu heb genoemd. De heer Huurman. Opschuiving! De heer Dubbeldeman. De huizen van «Tuinstadwijk" zullen absoluut niet geschikt zijn, althans voor deze menschen. Het zouden wel goede woningen zijn, maar de menschen, die uit deze krotten moeten worden verdreven, kunnen de hooge huren van die woningen van «Tuinstadwijk" niet betalen. De heer Wilmer. Opschuiving! De heer Dubbeldeman. Van die opschuiving kan geen sprake meer zijn, omdat op dit oogenblik de loonen heel snel naar beneden tippelen. De menschen, die in een huis van 2.2.25 of 2.50 per week wonen, kunnen niet gaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 26