MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
107
Ik doe dus een voorstel in den zin als ik zooeven
aangaf.
De Voorzitter. Door den heer Groeneveld is een amendement
voorgesteld, strekkende om in artikel 2 te lezen in plaats van
1200.»/1500. en in plaats van »/1600.—»/2000.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het in zooverre
met den heer Groeneveld eens, dat het wenschelijk is om
beletsels voor het vervolgonderwijs weg te nemen en dat het
dus verstandig is zulk eene verordening te maken, dat er
inderdaad van dat onderwijs geprofiteerd zal worden, want
het is geen verplicht onderwijs. Juist omdat het facultatief is
moet uien het aantrekkelijk maken, maar nu meende ik, dat
het met de tegenwoordige regeling bijzonder gemakkelijk en
aantrekkelijk gemaakt was. Het schoolgeld is inderdaad zoo
laag mogelijk: 40 cent per maand, 20 cent per maand en
niets, terwijl de maanden, waarin geen onderwijs gegeven
wordt, niet medetellen. Het schoolgeld bedraagt dus een
bagatel. Ook moet men hierbij wel in aanmerking nemen,
dat het hier kinderen geldt, die zelf soms al iets verdienen.
Het schoolgeld behoeft derhalve geen beletsel te zijn.
Wanneer de heer Groeneveld de cijfers goed bekeken had
dan zou hij gezien hebben, dat wij pok al eenigszins hooger
gegaan zijn wat betreft de inkomensgrenzen. De tegenwoordige
regeling is, dat er geen bedrag in de verordening genoemd
wordt: er wordt alleen gesproken van on- en minvermogenden.
De maatstaf, dien men globaal aanlegde, was dat men als
onvermogenden beschouwde personen met een inkomen beneden
1000.ep als minvermogenden personen met een inkomen
van 1000.— tot f 1500.—. Men kon wel elk geval afzonderlijk
beoordeelen, omdat er geen grenzen in de verordening ston
den, maar dat was de maatstaf, die in het algemeen aangenomen
werd. Wij hebben nu als grenzen aangenomen 1200.— en
ƒ1600.— en meenen aldus een zeer billijke regeling ontworpen
te hebben. Maar het is bij zeker deel van den Raad nooit
goed. Als wij voorgesteld hadden 1500.en 2000.dan
zou de heer Groeneveld natuurlijk voorgesteld hebben 2000.—
en f 3000.—. Het is nooit goed.
Als men ziet welke inkomensgrenzen voorgesteld worden,
als men nagaat het bedrag van het schoolgeld, dat een bagatel
is, en als wij nagaan dat er kinderen bij zijn, die zelf reeds
iets verdienen, dan mag gerust gezegd worden dat er voor
niemand bezwaar behoeft te bestaan om dit onderwijs te
volgen. Daarom adviseer ik den Raad het voorstel van den
heer Groeneveld niet aan te nemen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wil niet betoogen, dat
bet schoolgeld zoo bijzonder hoog is, hoewel voor iemand
met een inkomen van 1600.— per jaar toch altijd 40 cent
per maand een uitgaaf van eenig aanbelang is; maar nu
gebleken is dat de belangstelling van de ouders voor dit
onderwijs zoo gering is, kan zelfs dat lage schoolgeld er nog
toe medewerken, dat de ouders er nog minder belang in
stellen. Wanneer het voor een groot aantal ouders kosteloos
is, dan willen ze misschien hun kinderen er wel gebruik van
laten maken, maar als zij nu nog moeten betalen, dan is het
gevaar dat er van de deelname aan het vervolgonderwijs nog
minder terechtkomt.
Daarom doe ik dit voorstel. Mede ook omdat eenige maanden
geleden hier behandeld is een voorstel om het schoolgeld voor
dit onderwijs geheel af te schaffen en daarvoor een groot aantal
van onze Raadsleden gestemd hebben. Ik veronderstel, dat
die Raadsleden ook voor dit voorstel zullen stemmen en
misschien kan ook bereikt worden dat eenige andere leden
ook ervoor stemmen.
Aangezien het aan de gemeente niet noemenswaardig geld
zal kosten en wij daardoor wellicht de deelneming aan dit
onderwijs wat vooruit kunnen brengen, meen ik, dat de Raad
mijn amendement moet aannemen in het belang van het
vervolgonderwijs.
De heer van der Lip. M. d. V. Wanneer de heer Groeneveld
middelen aan de hand zou kunnen doen om de belangstelling
in het vervolgonderwijs te vermeerderen, dan zal hij daarbij
in mij een medestander vinden; maar het middel, dat hij
daarvoor nu aan de hand doet, is niet erg geschikt. Ik kan
niet inzien, dat de belangstelling grooter zal worden wanneer
wij nu nog iets van het schoolgeld afdoen. Ik geloof eerder
het tegendeel. Ik geloof, dat de belangstelling van de ouders
in het onderwijs minder wordt als zij het heelemaal cadeau
krijgen en dat zij meer belangstelling er voor zullen hebben
als zij er iets voor betalen. Aangezien het schoolgeld op zijn
hoogst eeu dubbeltje in de week is, meen ik, dat hierop geen
gegronde aanmerking,te maken is en ik spreek nogmaals
de hoop uit, dat de Raad het amendement van den heer
Groeneveld niet zal aannemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement vau den heer Groeneveld wordt in stemming
gebracht en met 16 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren Meijnen, Schoneveld, F. Eikerbout,
Wilbrink, Oostdam, Kuivenhoven, Huurman, Wilmer, Stijn-
man, Bisschop, Heemskerk, Mulder, Pera, Bots, de Lange, en
van der Lip.
Vóór stemmenvan Stralen, Piekaar, Groeneveld, A. Eikerbout,
Knuttel, van Eek, Dubbeldeman, Sijtsma en mevrouw Dubbel
demanTrago.
(De heer Eerdmans had tijdelijk de vergadering verlaten.)
De heer Groeneveld. M. d. V. De heer F. Eikerbout heeft
eenige maanden geleden gestemd voor geheele afschaffing van
de schoolgelden
De Voorzitter. Wij hebben hier niet met een particuliere
kibbelarij'te maken.
Dp heer Groeneveld. Mag ik iets zeggen?
De Voorzitter. Gij krijgt het woord niet meer. Er is gestemd
en daarmede is de zaak afgeloopen. Men behóórt hier elkander
geen hak te zetten en geen nabetrachtingen te houden over
stemmingen. De heer Groeneveld heeft niet den heer F. Eiker
bout hier ter verantwoording te roepen hoe hij gestemd heeft;
dat kan hij op een andere plaats doen.
De heer Groeneveld. Als de Voorzitter mij het woord niet
wil geven, dan kan ik' er niets aan doen.
Het gewijzigd artikel 2 wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemmipg aangenomen.
Het gewijzigd artikel 3 wordt zonder beraadslaging of hoof
delijke stemming aangenomen.
b. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 6 der gewijzigde verordening
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen, waarna de geheele verordening even
eens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming opnieuw
wordt vastgesteld.
XVIII. Voorstel tot voorloopige vaststelling van de subsidie
voor 1922 aan het genootschap »Mathesis Scientiarum Genitrix".
(Zie Ing. St. No. 57.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. Voorstel:
a. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de
bijstorting op de aandeelen der gemeente in de Gemeente
lijke Credietbank (Bank voor NederJ. Gemeenten);
b. tot deelneming voor 20 aandeelen in het kapitaal der
Bank voor Nederlandsche Gemeenten;
c. c.q. tot beschikbaarstelling van gelden voor de storting
van 40 op de sub b bedoelde aandeelen.
(Zie Ing. St. No. 58).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel sub a, b en c van Burgemeester en Wet
houders besloten.
XX. Voorstel:
a. tot onbewoonbaarverklaring van de perceelen Wernershof
Nis 1, 2, 3, 46, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13, Ferdinand
Wernerspoort Nis 1, 2, 3 en 4, Willem Frederikspoort
Nis 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en Paradijssteeg No. 58;
b. tot niet-onbewoonbaarverkiaring van de perceelen Sophia-
straat Nis 1, 2, 3, 4 en 5.
(Zie Ing. St. No. 51.)
De Voorzitter. Naar aanleiding van dit voorstel is inge
komen een voorstel van den heer Dubbeldeman, luidende:
«Ondergeteekencie stelt voor punt 20 van de Agenda van
Maandag 20 Febr. niet in behandeling te nemen, en B. en W.
te verzoeken ons eerst in de gelegenheid te stellen kennis
te nemen van het Rapport uitgebracht aan B. en W. dooi
de Gezondheidscommissie te Leiden."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.