•100
MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
Dat zijn alle zaken, die van het hoogste gewicht zijndaarover
kan men niet zoo licht heenloopen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Dan moet u aan Gedeputeerde
Staten berichten, dat het niet kan. Dan zullen zij hun goed
keuring aan het besluit onthouden.
De heer de Lange. M. d. V. Mijn collega van der Lip kan best
deze zaak alleen voor zijn rekening nemen: dus wanneer ik het
woord vraag dan is het niet om hem hulp te bieden, maar
ik wil er toch ook iets van zeggen.
Ik wenschte wel, dat de Raad onder leiding van professor
Eerdmans op 19 December jl. de puntjes zoo goed op de i's
had gezet als de heer Eerdmans het nu wenscht te doen.
Dan hadden wij waarschijnlijk niet dat ondoordacht besluit
van den Raad gekregen.
Nu zegt de heer Eerdmans: gij zijt geroepen om de be
sluiten van den Raad uit te voeren. Daarin heeft hij theoretisch
volkomen gelijk, maar wat is het geval? Burgemeester en
Wethouders hebben willen doen dat is mijn indruk
alles wat zij konden om te trachten een besluit, hetwelk in
zijn wezen ondeugdelijk is, toch nog uit te voeren. Het eenige
middel waardoor het misschien nog kan worden uitgevoerd
is uitstellen. Als wij zoo automatisch te werk gegaan waren
als volgens professor Eerdmans de Gemeentewet van ons eischt,
dan had dat besluit den volgenden dag naar Gedeputeerde
Staten gegaan. De goedkeuring van Gedeputeerde Staten zou
dan gevraagd zijn op het volgende besluit:
«Ondergeteekende stelt voor de Plantsoenschool of althans
een deel daarvan aan de Eerste Leidsche Schoolvereeniging
aan te bieden".
Dat is het besluit van den Raad. Dat had dus automatisch
moeten worden doorgezonden aan Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten zouden gevraagd hebbenis dat Leidsche
gemeentebestuur niet frisch meer om met zulk een besluit te
komen zonder eenige toelichting, zonder eenigen considerans
of iets van dien aard? Teneinde nu het gemeentebestuur
zooveel als het kon te sauveeren hebben Burgemeester en
Wethouders naar een uitweg gezocht. Ik heb er nu eeniger-
mate spijt van, dat wij dat Raadsbesluit maar niet naar den
Haag hebben gestuurd ter goedkeuring, want dan zouden
wij stellig bericht hebben gekregendaar komt niets van,
gij hebt gehandeld in strijd met artikel 23 van de Wet op
het Lager Onderwijs, dat moet ons doen besluiten aan dat
besluit onze goedkeuring te onthouden. Ik begrijp niet, dat
men zoo drijlt naar automatische uitvoering van dat besluit
van den Raad. Burgemeester en Wethouders hadden dunkt
mij aanspraak op meer waardeering van de zijde van den
heer Eerdmans en anderen voor hun houding dan op dit
oogenblik aan den dag wordt gelegd.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik vind het aan den eenen kant
jammer, dat het woord is gevoerd door den vorigen spreker,
omdat hij tendeele heeft gezegd hetgeen ik in het midden
wilde brengen. Ik heb mijn stem gegeven aan het voorstel
van den heer Groeneveld en ik zou dat thans weer doen. Ik
ben niet overtuigd, dat dit een lichtzinnig voorstel en het
besluit een ondoordacht besluit is geweest, lie vind het jammer,
dat, terwijl van de zijde van Burgemeester en Wethouders
wordt gezegd, dat degenen, die hun stem aan het voorstel
van den heer Groeneveld hebben gegeven, een ondoordacht
besluit hebben genomen, degene, die zich in dat opzicht heeft
willen verdedigen, niet in de gelegenheid is gesteld dat te
doen. Een van de vorige sprekers heeft in den breede willen
uiteenzetten waarom dat besluit niet ondoordacht is geweest en
waarom niet een lichtzinnig voorstel is gedaan en toen werd er
gezegd, dat zulks niet aan de orde was. Ik vind dat jammer, maar
toch wil ik hulde brengen aan den heer van der Lip voor de wijze,
waarop hij de zaak heeft behandeld. De Wethouder heeft bij
wjjze van een interruptie tot den heer Eerdmans gezegdwat
gij doet is theoretiseeren, gij moet naar de practijk kijken.
Dat was een zeer juiste interruptie. Burgemeester en Wet
houders hebben al het mogelijke gedaan om bedoeld Raads
besluit tot uitvoering te brengen. Als zij het Raadsbesluit
direct naar den Haag hadden gestuurd en als daarbij niet
had kunnen worden aangegeven, welke de reorganisatieplannen
voor het onderwijs waren daaromtrent bestond nog geen
zekerheid; er zijn nog een paar maanden noodig geweest om
die plannen in elkander te zetten dan zou dat besluit
door Gedeputeerde Staten zeker zijn verworpen, terwijl er
thans, nu Burgemeester en Wethouders hebben gewacht tot
dat die reorganisatieplannen gereed waren, veel kans is, dat
het Raadsbesluit, als het naar den Haag wordt gezonden,
wordt goedgekeurd. Als men de zaak niet in theorie beschouwt,
maar in de practijk, dan moeten wij, geloof ik, Burgemeester
en Wethouders dankbaar zijn, dat zij aldus met dat Raads
besluit hebben gehandeld. Er zou meer reden zijn voor
degenen, die hun stem niet aan het voorstel van den heer
Groeneveld hebben gegeven, een verwijt tot Burgemeester en
Wethouders te richten en aan het college te vragen waarom
het zoo voorzichtig met dat Raadsbesluit heeft gehandeld,
waarom het 't zoo zachtjes heeft aangepakt en waarom het 't
niet dadelijk naar den Haag heeft gestuurd, omdat Gedepu
teerde Staten het dan zouden hebben verworpen. Er was veel
meer plaats voor een verwijt van dien aard dan voor een verwijt
van de zijde van degenen, die met het voorstel van den heer
Groeneveld zijn meegegaan.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch op een paar punten
te wijzen, waarop het licht nog niet is gevallen. Ook ik meen,
dat wij op onze hoede moeten zijn, dat de besluiten van den
Raad worden uitgevoerd. Ik heb niet met volledige aandacht
gevolgd hetgeen de heer Eerdmans heeft aangevoerd en ik
geloof niet, dat het van zoo buitengewoon groot belang was,
maar wij moeten hierbij nog een zaak in het oog vatten,
namelijk dat wij niet alleen moeten kijken naar het feit, dat
de vergadering het voorstel van den heer Groeneveld heeft
aangenomen, maar ook naar den geest van dat voorstel, dat
wil zeggen dat er voor de school van de Eerste Leidsche
Schoolvereeniging niet een nieuw gebouw zou worden gezet.
Het was niet zoo, dat wij die Plantsoenschool graag kwijt
wilden, maar wij wilden dat onaangename voorstel tot den
bouw van een nieuwe school van de baan schuiven. Dat
heeft ons doen stemmen voor het voorstel van den heer
Groeneveld. Hoe minder er gebeurt op dit gebied, hoe beter;
en niets is mij aangenamer dan dat er sedert 19 December
niets meer is gebeurd en dat er intusschen van dat nieuwe
gebouw niets komt.
De heer van der Lip. M.d. V. Dat is mijne opvatting niet!
De heer Groeneveld. M. d. Y. Het is wel mogelijk, dat het
voorstel, dat ik op 19 December gedaan heb, niet volkomen
af was, maar voor de Raadsleden, die niet het hooge bedrag,
dat aangevraagd was, aan de Schoolvereeniging beschikbaar
wilden stellen, was de eenige uitweg om voor mijn voorstel
te stemmen. Dat was het eenige, dat de meerderheid van den
Raad kon doen, want er moest in die vergadering een beslis
sing vallen. Had de Raad toen niet een besluit genomen,
dan zou de Schoolvereeniging een nieuwe school van 132000.
gekregen hebben.
Het was onmogelijk mijn voorstel toen volkomen af te
maken en te voorzien in allerlei zaken waarin voorzien moest
worden. Als Burgemeester en Wethouders dit voorstel van
mij willen uitvoeren en nog willen voorzien in datgene waarin
voorzien moet worden, dan wil ik ook niet zooveel werk
maken van het formeele bezwaar van den heer Eerdmans.
Want wanneer zoo heel formeel gehandeld was, dan zou kunnen
geschied zijn wat professor Eerdmans zelf niet wenscht, namelijk
dat het Raadsbesluit niet was goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten en dat de Schoolvereeniging toch die dure school zou
gekregen hebben.
De heer Eerdmans. Ik zou den heer de Lange willen vragen,
wat de grond is voor zijn woorden, dat dit besluit in strijd
is met artikel 23 der Lager Onderwijswet. Hij zegt: Gedepu
teerde Staten zouden gezegd hebben als het besluit bij hen
gekomen was: hoe kunt ge dat in 's Hemels naam doen; het
is in strijd met artikel 23?
De heer de Lange. Ik zou professor Eerdmans in overweging
willen geven om thuis nog eens op zijn gemak artikel 23 na
te lezen. Ik wensch het den Raad niet voor te lezen. Dat
vind ik zonde van den tijd en van het geld, dat het verslag
van de vergadering daardoor meer zou kosten.
De heer Eerdmans. Dan wil ik artikel 23 wel even voor
lezen. Het artikel luidt:
»De besluiten van den Gemeenteraad betreffende:
a. de plaats, waar een schoollokaal zal zijn gevestigd,
b. de vermindering van het getal scholen of van den om
vang van het onderwijs,
'c. de vereeniging eener school met of hare vervanging door
een andere,
d. de sluiting eener school of de schorsing van het onder
wijs aan eene school,
worden aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, den
hoofdinspecteur gehoord, onderworpen."
Ik zou wel eens willen weten in welk opzicht wij in strijd
met dit artikel zijn, als wij besluiten een school geheel of
gedeeltelijk niet meer beschikbaar te stellen voor het open
baar lager onderwijs.
De heer de Lange. Artikel 23 handelt niet over openbaar
en bijzonder onderwijs, maar uitsluitend over het openbaar
lager onderwijs en wij mogen de scholen voor het openbaar
lager onderwijs niet voor dat onderwijs sluiten, geheel noch
gedeeltelijk, zonder machtiging van Gedeputeerde Staten.