94
MAANDAG 20 FEBRUARI 1922.
de heer Groeneveld het ook zoover had kunnen brengen.
Het staat bij mij vast, dat op den duur de markt toch alleen
zal bloeien op de Vischmarkt en omgeving, en ik ben het eens
met den Directeur van den Markt- en Havendienst, dat in Leiden
twee zoodanige markten niet bestaan kunnen. Hij zegt het
ook: het zou dwaasheid zijn te denken,dat wij op den langen
duur zouden hebben een markt op de Vischmarkt en nog een
markt op de Beestenmarkt. Van het idee van den heer
Groeneveld dat het wel zou kunnen, dat wij een reservemarkt
op de Beestenmarkt moeten hebben, kunnen wij gerust
afstappen.
Wij moeten één markt hebben en daarvan uitgaande
vragen: waar moet dan de markt wezen nu en in het vervolg?
Wanneer wij verstandig willen oordeelen dan moet bij ons
vaststaan, dat dat zal wezen het centrum van de stad, waar
de markt lang heeft gebloeid.
Nu heeft de Voorzitter echter een formeel bezwaar ingebracht
tegen mijn voorstel. Mijn voorstel is al zoo lang geleden
ingediend dat Burgemeester en Wethouders toch wel gelegen
heid gehad hebben om tot mij te zeggen: ge moet er een
motie van maken, dan is de zaak in orde; zoo gaat het niet.
Dat was aardiger geweest dan dat men er nu te elfder ure
mede aankomt
De Voorzitter. Ik ben toch geen schoolmeester! Als de
heer Sijtsma vooraf bij mij gekomen was en mij eens er naar
gevraagd had, dan zou ik hem er op gewezen hebben. Ik
behoef hier toch niet te komen en te zeggenwat hebt ge een
vreemd voorstel gedaan. Ik kan den heer Sijtsma eerder
verwijten, dat hij met zoo weinig nadenken een voorstel doet.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik herinner mij, dat u wel eens
gezegd hebt: mijnheer Sijtsma, u komt met dit voorstel, maar
wijzig het zoo of zoo; dan is het in orde. En dat deedt u ook
met anderen en dat is geen schoolmeesteren. Maar nu komt
u er te elfder ure mede aan. Maar daarmede keert u de zaak
zelf niet.
Ik maak nu van mijn voorstel een motie, die van den
volgenden inhoud is:
»Ondergeteekende stelt voor aan Burgemeester en Wethou
ders te verzoeken binnen bekwamen tijd een voorstel bij den
Raad in te dienen tot wijziging van de verordening op de
Markten, waarbij bepaald wordt, dat de algemeene Zaterdagsche
dag- en avondmarkten definitief worden verplaatst naar de
Vischmarkt, Koornbeurs, Botermarkt, Hoogstraat, Nieuwe Rijn
en, zoo noodig, ook naar de Nieuwstraat."
De heer Groeneveld. M. d. V. Verschillende Raadsleden
meenen, dat er slechts één marktterrein moet komen. Indien
men hier ter stede, evenals in andere plaatsen, een groot
marktplein had, waar de geheele markt kon worden geplaatst,
zou ik er ook voor zijn, maar het staat vast, dat men in
den aanstaanden zomer nergens één terrein zal kunnen vinden,
waar men al de kooplieden zal kunnen plaatsen, althans
indien er weer zooveel komen als er verleden jaar zomer zijn
geweest. Er is geen sprake van, dat de kooplieden, die er
verleden jaar zijn geweest, op de Vischmarkt en omgeving
geplaatst zouden kunnen worden. Het gevolg van het aanwijzen
van slechts één marktterrein zou dan ook wezen, dat men
de vreemde kooplieden moest weren, en dat wil ik niet, want
ik wil concurrentie van buiten niet weren.
De houding van den heer Wilbrink is mij onbegrijpelijk.
Hij heeft zich in de Marktcommissie vereenigd met een voor
stel, dat dezelfde strekking had als liet voorstel, dat Burge
meester en Wethouders doenalleen heeft hij er aan toege
voegd, dat thans definitief moest worden bepaald, dat de
markt op de Vischmarkt en omgeving bleef. In dit opzicht
ben ik het geheel met hem eens, maar bij het voorstel van
Burgemeester en Wethouders wordt niet bepaald, dat de
markt van de Vischmarkt zal verdwijnen. Ook naar mijn
meening moet de markt op de Vischmarkt en omgeving
blijven, maar daarnaast moet de Beestenmarkt als marktterrein
beschikbaar blijven, voorzoover er op de Vischmarkt geen
terrein meer beschikbaar is. Dit is ook de strekking van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, en nu begrijp ik
niet hoe de heer Wilbrink kan stemmen vóór het voorstel
van den heer Sijtsma, want die houding is in strijd met de
houding, door hem in de Marktcommissie aangenomen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van de motie
van den heer Sijtsma wil ik doen opmerken, dat ik het eens
ben met de grondgedachte, welke deze beheerscht. Dergelijke
toestanden ontstaan eigenlijk altijd natuurlijk. Als ik mij wel
herinner is de Leidsche ochtendmarkt zich gaan uitstrekken
van den Apothekersdijk over de Bloemmarkt en de Aalmarkt
naar de Botermarkt. Dat is natuurlijk en nu geloof ik, dat
men, als men één markt wenscht. in dezelfde richting moet
gaan werken en moet spreken van Vischmarkt en omgeving.
De heer Sijtsma noemt in zijn motie de Nieuwstraat, maar
dit zou voor mij een verhindering wezen om mijn stem aan
die motie te geven. Als ik koopman was en ik moest, terwijl
er een gezellige markt was op de Vischmarkt, de Aalmarkt
en de Botermarkt, in de Nieuwstraat staan, dan zou ik daar
tegen bezwaar hebben, omdat daar niemand kwam en ik veel
te hard zou moeten schreeuwen. Indien de heer Sijtsma zijn
motie wijzigt in dien zin, dat zij zich aansluit aan het natuurlijk
verloop, zoodat de markt kan uitdijen naar de omstandigheden
als zij zich uitstrekt van het Gangetje tot het Galgewater
zal het wel uit zijn dan zal ik er fnijn stem aan 'geven.
Ik hoop althans, dat de heer Sijtsma de duistere Nieuwstraat
zal willen sparen aan hen, die hun koopwaren wenschen ten
toon te spreiden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil er niet veel meer van
zeggen, want ik denk wel dat alle leden een gevestigde meening
op dit stuk zullen gekregen hebben.
Om de stem van mijn linkerbuurman voor mijn motie te
winnen wensch ik alleen nog de motie te wijzigen in dien
zin, dat ik in plaats van de Nieuwstraat, waarvoor ik geen
bepaalde voorliefde heb, noem de Aalmarkt
De Voorzitter. Ik doe den heer Sijtsma opmerken, dat
dat een geheel andere markt is; dat kan niet. Men moet het
niet zoo detailleerende verordening is toch al zoo ingewikkeld.
Ik heb van den heer Sijtsma ontvangen een motie van
dezen inhoud:
sündergeteekende stelt voor aan Burgemeester en Wethouders
te verzoeken binnen bekwamen tijd een voorstel bij den Raad
in te dienen tot wijziging van de verordening op de Markten,
waarbij bepaald wordt, dat de algemeene Zaterdagsche dag
en avondmarkten definitief worden verplaatst naar de Visch
markt, Koornbeurs, Botermarkt, Hoogstraat, Nieuwe Rijn en
omgeving".
De gewijzigde motie van den heer Sijtsma wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadsla
ging uit.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik kan het niet onder mij
laten om nog iets te zeggen naar aanleiding van de uitlatiug
van den heer Bots, dat ik hem zoo tegengevallen ben.
Inderdaad ben ik sinds de Marktcommissie vergaderde van
meening veranderd, maar de heer Groeneveld heeft hier toch
erkend, dat ik voor gestemd heb, in dezen zin dat er ook
gelegenheid blijft voor het plaatsen van kramen op de
Beestenmarkt, doch dat als definitief marktterrein zou worden
aangemerkt de Vischmarkt en omgeving. Nu kunnen wij wel
de proef bestendigen en na afloop van dit jaar de vraag
stellen, of het de Beestenmarkt dan wel de Vischmarkt zal
zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat, wanneer definitief
vastgesteld wordt dat de Vischmarkt het marktterrein is, er
van de Beestenmarkt als marktterrein toch niets terecht zal
komen. Omdat dit mijne overtuiging is heb ik bezwaar om
voor het voorstel van den heer Groeneveld te stemmen.
Immers, het is geweest niet het voorstel van den heer Bots
maar het voorstel van den heer Groeneveld om de Beesten
markt ook als marktterrein beschikbaar te stellen. De heer
Bots was in de Marktcommissie zelf ook voor aanwijzing van
de Vischmarkt als marktterrein. Dus in dit opzicht waren
wij vrijwel accoord.
Er is een tusschenvoorstel gekomen en dat vind ik niet
terug in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders.
In het praeadvies staat zeer duidelijk, dat het gewenscht
is den toestand nog een jaar te laten zooals hij is, maar
daarvoor ben ik niet te vinden. Daarvoor was ik ook in de
commissie niet te vinden geweest.
Mijne bedoeling is deze. Als vaststaat, dat de Vischmarkt
en omgeving is en blijft het vaste marktterrein, dan zullen
geen kooplieden meer plaats zoeken op de Beestenmarkt en
dan zal vanzelf dit terrein niet meer in aanmerking komen.
Dat heb ik niet gedaan om kooplieden te weren, maar omdat
ik zeker bezwaar heb tegen het terrein van de Beestenmarkt
als marktterrein. Men weet, dat het in de buurt van de Visch
markt altijd ordelijk toegaat, doch dat de toestand in de
omgeving van de Beestenmarkt, waar overal kroegen zijn,
zeer veel te wenschen overlaat en daarom ben ik tegen dit
terrein.
Er komt riog iets bij, Mijnheer de Voorzitter. U hebt be
toogd tegenover de sociaal-democraten, dat zij zijn voor pi ijs-
regelend optreden. Nu is het zeker waar, dat, als er kooplieden
van elders hier komen, dit invloed heeft in prijsregelenden
zinmaar die menschen komen niet van buiten om hier
prijsregelend op te treden, maar om ook op de markt te
Leiden een boterham te verdienendat is voor hen de hoofd
zaak. Wat zal nü het gevolg zijn als men de markt gaat
splitsen zoodat wij èn op de Vischmarkt èn op de Beesten
markt een markt hebben? Dat op geen van beide terreinen
voldoende menschen komen, zoodat de kooplieden, die prijs
regelend zouden moeten optreden, zullen zeggen: te Leiden