60
MAANDAG 6 FEBRUARI 1922.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten het
verzoek voor kennisgeving aan te nemen.
2°. Amendementen van den heer van Stralen op de artikelen
3 en 4 der ontwerp-verordening, regelende het verleenen van
wachtgeld aan gemeenteambtenaren.
Zullen worden behandeld bij punt 9 der agenda.
3°. Verzoek van het Bestuur der Inrichting van Liefdadig
heid voor Roomsch- Katholieken onder Roomsch-Katholiek
Parochiaal Kerkbestuur, in zake beschikbaarstelling van gelden
voor den bouw van een Meisjesschool aan den Heerensingel N°. 27.
4°. Verzoek van het Bestuur der Roomsch-Katholieke
Parochiale Jongensscholen onder Roomsch-Katholiek Paro
chiaal Kerkbestuur, in zake beschikbaarstelling van gelden
voor den bouw van een Jongensschool aan den Heerensingel
No. 27 en van een kopschool aan het Pieterskerkhof.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
59. Bezwaarschriften tegen 'aanslagen in de plaatselijke directe
belasting.
Worden gesteld in handen van de Reclame-Commissie.
6°. Adres van de Onderafdeeling Leiden en Omstreken van
den Nederlandschen Bond van Gemeenteambtenaren, in zake
de ontwerp-wachtgeldregeling voor Gemeenteambtenaren.
Zal worden behandeld bij punt, 9 der agenda.
7°. Amendement van den heer van Eek, op artikel 3 der
verordening tot wijziging van de verordening op de heffing
eener plaatselijke belasting op het inkomen te Leiden.
Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda.
8°. Voorstel van den heer van Eek, in zake de beschikbaar
stelling ten behoeve van de werkloozen van 6 H.L. geklopte
gascokes tegen verminderden prijs.
Dit voorstel luidt als volgt:
»De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders volgens
door hen gemaakte regeling voor de werkloozen gedurende
het loopende winterseizoen beschikbaar te stellen zes H.L.
geklopte gascokes tegen de helft van den prijs, waarvoor deze
thans door de gasfabriek aan de handelaars wordt geleverd."
Het voorstel van den heer van Eek wordt voldoende onder
steun I en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik stel voor dit voorstel dadelijk in behande
ling te nemen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik ben tegen onmiddellijke
behandeling van het voorstel van den heer van Eek en zou
gaarna daaromtrent liever eerst praeadvies van Burgemeester
en Wethouders hebben. Ik doe daartoe het voorstel.
Het voorstel van den heer Eerdmans wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van Eck. M. d. V. Ik wil even uiteenzetten, waarom
het van zoo groot belang is, dat deze zaak thans behandeld wordt.
Uitgaande van normale omstandigheden kunnen wij zeggen,
dat wij eerst over 14 dagen weder bijeenkomenmet andere
woorden dus dat wij, wanneer het thans niet geschiedt, eerst
over 14 dagen een beslissing zullen kunnen nemen en dan
zijn wij weder geruimen tijd verder in den winter gevorderd.
Dus deze zaak is toch betrekkelijk spoedeischend.
De Raad kan het voorstel van mij aannemen of verwerpen,
maar het is niet hetzelfde of de Raad het nu aanneemt dan
wel over 14 dagen.
Er bestaat geen enkele reden om 14 dagen met de behan
deling van deze zaak te wachten.
Wanneer Burgemeester en Wethouders opponeerden op
grond hiervan, dat zij nog niet gereed waren, dan zou dat
een argument voor uitstel kunnen zijn; maar nu Burge
meester en Wethouders zelf de zaak voldoende rijp achten
voor behandeling, acht ik het niet in het belang van de zaak
en ook niet in het belang van de zedelijke volkspolitiek,
waarvan naar ik meen de heer Eerdmans een voorstander is,
om de behandeling nu zonder reden 14 dagen uit te stellen.
De heer Eerdmans. M. d. Y. Ik ben van oordeel, dat voor
stellen, welke ons onbekende geldelijke gevolgen hebben, door
ons moeten kunnen worden overzien, voordat wij een besluit
nemen, en nu is dat gemakkelijker, wanneer wij de over
wegingen tevoren kennen, die Burgemeester en Wethouders,
die die gevolgen wel overzien, vooraf aan ons mededeelen,
dan wanneer wij op dit oogenblik op staanden voet een
dergelijke beslissing nemen. Dit is de eenige reden waarom
ik het formeel juister vind, dat wij over de strekking tevoren
worden ingelicht, opdat wij ons een oordeel kunnen vormen,
desnoods een onderzoek instellen en nadenken over hetgeen
ons door Burgemeester en Wethouders wordt medegedeeld.
Als hier alleen van de zijde van Burgemeester en Wethouders
een mededeeling wordt gedaan, dan beschikken wij voor onze
oriënteering over niets anders dan over de overwegingen in
deze Raadszaal. Ik acht het daarom juist, dat wij eerst een
schriftelijk praeadvies van Burgemeester en Wethouders krijgen.
De heer Sijtsma. M. d. Y. Ik kom er zoo in en hoor wat
de heer Eerdmans voorstelt. Maar ik ben het niet met hem
eens. Ik vind in dit geval een praeadvies niet noodig, want
de zaak is eenvoudig of wij die 3.60 er voor over hebben
of niet. Indien Burgemeester en Wethouders ons over het
een en ander inlichten, kunnen wij de zaak gemakkelijk
overzien. Ik acht bet. dus onnoodig om vandaag lang en breed
over de behandeling te spreken en de volgende week over
de zaak zelve. Ik zal dus niet vóór het voorstel van den heer
Eerdmans stemmen.
Het voorstel van den heer Eerdmans wordt in stemming
gebracht en met 19 tegen 3 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Eck, Dubbeldeman, van
Stralen, Piekaar, Heemskerk, Mulder, de dames Dubbeldeman
Trago en van Itallie—van Embden, de heeren F. Eikerbout,
Wilbrink, Pera, Bots, de Lange, van der Lip, Kuivenhoven,
Splinter, Stijnman, Sijtsma en Bisschop.
Vóór stemmen: de heeren Üostdam, Sanders en Eerdmans.
(De heeren Splinter, Stijnman en Sijtsma waren inmiddels
ter vergadering gekomen.)
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens tot dadelijke
behandeling besloten.
De Voorzitter. Wenscht de heer van Eck zijn voorstel toe
te lichten?
De heer van Eck. Gaarne, Mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. Dan is het woord aan den heer van Eck.
De heer van Eck. M. d. V. Ik stel het op prijs, dat Burge
meester en Wethouders hebben voorgesteld deze zaak als
spoedeischend te behandelen. Het gevolg daarvan is geweest,
dat wij nu onmiddellijk tot de behandeling kunnen overgaan.
Toch kost het mij eenige moeite om dit voorstel te verdedigen,
omdat ik de beteekenis ervan absoluut niet in overeenstemming
acht met de grootte van de kwaal, welke wij te bestrijden
hebben. Het is mij eigenlijk niet mogelijk om in deze ver
gadering een voorstel te doen ten opzichte van de werkloos
heid, dat eenigszins zou beantwoorden aan hetgeen ik meen,
dat in dit opzicht moet worden gedaan. Er is in dit opzicht
tusschen mij en de overgroote meerderheid van den Raad een
te groote kloof.
Ik zal natuurlijk niet diep op deze zaak ingaan, maar ik
moet het toch even zeggen omdat ik hoop, dat het vestigen
van de aandacht op hetgeen eigenlijk op dit gebied door de
overheid gedaan moet worden, misschien er eenigszins toe zal
medewerken, dat de Raad te gereeder aanleiding vindt om dit
betrekkelijk kleine voorstel aan te nemen.
Naar mijne meening is de werkloosheid een zoo groot
maatschappelijk euvel, dat de overheid het zich tot plicht zou
moeten rekenen een afzonderlijken dienst in te richten om de
werkloosheid zooveel mogelijk op te heffen. Naar mijne meening
zijn zeer groote maatschappelijke nadeelen verbonden aan het
bestaan der werkloosheid. Daarbij denk ik niet in de eerste
plaats aan de ellende, welke door het gemis aan verdiensten en
door de lage uitkeeringen in de gezinnen heerscht, maar aan
het groot maatschappelijk kwaad van de moreele inzinking,
de vadsigheid, de loomheid en de onverschilligheid, welke in
het leven geroepen worden door het werkloos rondloopen van
menschen, die tot werken in staat en bereid zijn.
Mijns inziens zou het de plicht zijn van de gemeente om in
den strijd tegen de werkloosheid een afzonderlijken dienst in
het leven te roepen, die niets anders te doen zou hebben dan
te zoeken naar middelen tot productieve werkverschaffing.
De heer Sijtsma zegt: stelt u dat dan voor. Ik doe dat niet,
omdat voorstellen van veel geringer omvang, welke alleen
betroffen steun aan werkloozen en bijpassen bij de uitkeeringen,
die zij kregen, hier geregeld zijn verworpen.
Wanneer men eenigszins overtuigd is en het besef tot. vele
leden dezer vergadering doordringt, dat op dit gebied toch iets
gedaan moet worden, dan hoop ik, dat men des te gemakkelijker
zal heenstappen over de fmancieele offers, welke door de gemeente
gebracht moeten worden om een klein beetje tegemoetkomend
op te treden bij de ellende, die door de werkloosheid in de
gezinnen der werkloozen in het leven geroepen wordt.