MAANDAG 6
FEBRUARI 1922.
69
doorslag dat wat hier voorgesteld en gevraagd wordt, absoluut
billijk is en ook door den Raad als billijk onderschreven is.
Stond de Raad op het standpunt van den heer Bots, dat een
uitkeering van 16.20 of 17.10 voldoende is, dan was het
wat anders; maar de Raad heeft bij meerderheid van stemmen
uitgesproken, dat die uitkeering verhoogd moest worden, zelfs
nog verhoogd boven het peil van het vorig jaar, dus boven
de 18.per week. Het ligt in dezelfde lijn, wanneer de
Raad pogingen aanwendt om de uitkeeringen voor die personen
te handhaven.
Door hetgeen de heer Knuttel gezegd heeft, geeft hij blijk
niet begrepen te hebben, welke bedoeling ik met mijn voorstel
heb. De bedoeling is niet, dat van gemeentewege een zoo
danige bijslag moet gegeven worden, dat die uitkeering op
een «behoorlijk peil'' komt, want dan zouden wij natuurlijk
moeten gaan discussieeren over de vraag wat een behoorlijk
peil is. Maar mijne bedoeling met dit practische voorstel was
geen andere, dan om de vorige uitkeering te bandhaven, dus
om op uitkeering van 2.85 per dag van gemeentewege/0.15
te leggen, zoodat de uitkeering weder zou komen op het
vroegere bedrag van 18.per week en voor de andere
groepen naar evenredigheid.
Ik wil er niet mede zeggen, dat dan een behoorlijke toe
stand voor de werkloozen bereikt zou zijn. Naar mijne mee
ning zal die bij de bestaande machtsverhoudingen niet bereikt
worden.
Wat de heer Knuttel zich voorstelt, acht ik absoluut on
werkelijk. Ik heb het een vorigen keer reeds gezegd, een
uitkeering van het volle loon aan werkloozen staat volkomen
buiten de werkelijkheid. Behalve nog de bezwaren, die de heer
Oostdam in het licht gesteld heeft, zijn er nog andere bezwaren
tegen toepassing van het denkbeeld van den heer Knuttel,
die ik thans niet zal noemen. In de practijk is dergelijke
regeling niet te treilen, althans in de huidige omstandig
heden niet.
Wat ik wil, namelijk dat de uitkeeringen aan de werkloozen,
die daarop recht hebben volgens het reglement hunner kas,
dezelfde zouden zijn als verleden jaar, is practisch uitvoerbaar.
Mijns inziens is dit een voorstel, dat door elk Raadslid ge
accepteerd kan worden.
Dan nog een antwoord aan den heer Oostdam om hem den
wind uit de zeilen te nemen, aangezien hij gezegd heeft, dat
door den Raad toch voor de werkloozen een betere toestand
is geschapen, doordat een hoogere norm voor de uitkeeringen
is bepaald. Ik wil er op wijzen, dat dit niet te danken is aan
den heer Oostdam. Hij heeft zich destijds daartegen verklaard
en er ook tegen gestemd. Dus de heer Oostdam moet zich
vooral er niet op beroepen, dat een betere toestand voor de
werkloozen in het leven geroepen is. Daartoe werkt de heer
Oostdam in den regel niet mede.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Niettegenstaande ik weet
dat er veel kans bestaat, dat het voorstel van den heer van
Stralen in de practijk niet uitgevoerd zal kunnen worden,
meen ik toch, dat voor dit voorstel gestemd moet worden en
wel uit protest.
De Regeering moet van ons vernemen, dat wij er alsnog
tegen protesteeren dat zij niet alleen zelf in gebreke blijft,
maar ook aan gemeentebesturen de gelegenheid ontneemt een
toeslag te geven op de karige uitkeeringen aan de werkloozen,
want dat is schandelijk.
Nu ik toch even het woord heb gevraagd, wil ik er op
wijzen, dat men niet moet voortgaan met ons, den voorstem
mers om de minimum-uitkeering van het Burgerlijk Armbestuur
te verhoogen, er een verwijt van te maken, dat door het
nemen van dat besluit een toestand is geschapen, waardoor
een uitgetrokkene van het Burgerlijk Armbestuur meer krijgt
dan van de werkloozenkas, want ik stel mij op het standpunt,
dat een arbeider, die 13 weken werkloos is geweest en dien
tijd heeft moeten leven van de uitkeering van zijn werkloozenkas,
als hij nog langer werkloos blijft, wel een verhoogde uitkeering
mag hebben, omdat men moet aannemen, dat hij dan totaal
uitgeput is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 17 tegen 10 stemmen wordt besloten het voorstel van
den heer van Stralen niet aan te nemen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Wilmer, Mulder,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Wilbrink, Pera,
Bots, de Lange, van der Lip, Oostdam, Sanders, Eerdmans,
Splinter, Stijnman, Sijtsma, Huurman en Bisschop.
Vóór stemmende heeren van Eek, Dubbeldeman, van Stralen,
Piekaar, mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heeren F. Eiker
bout, Kuivenhoven, A. Eikerbout, Groeneveld en Knuttel.
De Voorzitter. Ik zou willen voorstellen om voorloopig
punt 9 der agenda, de wachtgeldregeling, aan te houden,
omdat bij de vaststelling van de verordening betreffende de
heffing van de plaatselijke inkomstenbelasting, waarover mis
schien ook nog wel een enkel woord zal worden gesproken,
meer haast is. Of de wachtgeldregeling veertien dagen later
wordt behandeld doet er niet zooveel toe.
De heer van Stralen. M. d. V. Uw voorstel kan worden
aangenomen, indien vaststaat, dat de wachtgeldregeling nog
heden wordt afgedaan.
De Voorzitter. Dat weet ik niet.
De heer van Stralen. Het is wel opvallend, dat voorstellen
in zake de werkloosheid, een wachtgeldregeling en dergelijke
bijna altijd achteraan op de agenda staan. In de vorige Raads
vergadering zijn mijn voorstel en de wachtgeldregeling ook
moeten afvallen, omdat zij tot de laatste punten behoorden
en de agenda niet volledig kon worden afgedaan. Nu de wacht
geldregeling op de agenda een betere plaats heeft, zoodat kon
worden aangenomen, dat zij haar beslag zou krijgen, stelt u
voor 'dit punt over te slaan en andere belangrijke zaken te
gaan behandelen. Het gevolg zal wezen, dat, als men bij de
belastingvoorstellen wat breedsprakig wordt, de behandeling
van de wachtgeldregeling tot over 14 dagen moet worden
uitgesteld.
De Voorzitter. Gij vergist u, want er zijn reeds verschillende
punten afgedaan, waarover eigenlijk niet had behoeven te
worden gesproken en welke onder den hamer hadden kunnen
doorgaan. Als men zoo lang over een benoeming bezig is als
hedenmiddag het geval is geweest, als men drie kwartier
spreekt over een zaak, waarin de Kroon reeds in hoogste
instantie heeft beslist, dan kan ik het niet helpen, dat wij
thans eerst tot de wachtgeldregeling zijn genaderd. Ik had
gedacht, dat wij om drie uur aan dit punt toe zouden zijn geweest.
De heer van Stralen. Werk de agenda dan regelmatig af
De Voorzitter. De belastingverordening moet vóór 1 Mei
Koninklijk zijn goedgekeurd en wat beteekent het nu of een
wachtgeldregeling 14 dagen later wordt behandeld Laten wij
nu maar voortgaan, want hoe langer wij praten, hoe langer het
weer duurt.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem
ming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
X. Voorstel tot het geven van namen aan eenige straten.
(Zie Ingek. St. No. 43.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XI. Praeadvies op de adressen van B. Kopuit e. a. en van
den Leidschen Marktkoopliedenbond »Ons Belang", in zake de
definitieve plaatsbepaling voor het houden van de algemeene
Zaterdagsche dag- en avondmarkten.
(Zie Ingek. St. No. 36.)
De Voorzitter. Ik stel voor dit punt voorloopig aan te houden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemfning wordt overeen
komstig het voorstel van den Voorzitter besloten.
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
maken en inrichten van een kantoor voor den Markt- en
Havendienst in het Waaggebouw.
(Zie Ing. St. No. 44.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik kan mij niet al te best ver
eenigen met de hier gestelde oplossing. De gemeente gaat
hier wijken voor een particulier.
In de Stukken staat, dat een lokaal in het Waaggebouw
zeer goed bruikbaar zou zijn als kantoor voor den Markt
en Havenmeester, doch dat lokaal is nu in gebruik bij de
Vereeniging tot instandhouding van het Leidsch Muziekcorps
en deze kan nergens anders een ander geschikt repetitielokaal
vinden; men wil daarom die vereeniging maar in het Waag
gebouw laten en dit overigens een klein beetje verbouwen.
Waarin zal die verbouwing bestaan? Er zal een klein ver
trekje achter het tegenwoordig repetitielokaal door uitbreiding
op het daartoe te misvormen portaal tot kantoor voor den
Directeur worden ingericht. Wij krijgen daardoor een zeer
klein kamertje, waarvan reeds nu gezegd wordt: later kunnen
wij misschien dat groote lokaal er bij trekken.
Ik wil vragen: waarom moet, nu wij boven de Waag een
geschikt lokaal hebben, dat onmiddellijk goed is als kantoor