23
Art. 2.
„Het schoolgeld bedraagt 40 cents per maand. Voor kinderen
van hen, wier inkomen 3200.of meer, doch minder dan
1600.per jaar bedraagt, wordt echter slechts de helft
van het schoolgeld geheven, voor kinderen van hen, wier
inkomen minder dan 1200.per jaar bedraagt, is geen
schoolgeld verschuldigd."
Art. 3.
„Voor de maand, gedurende welke volgens het leerplan
geen onderwijs wordt gegeven, wordt geen schoolgeld ge
vorderd."
II. de sub I genoemde verordening aldus gewijzigd, opnieuw
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 13 Februari 1922.
Blijkens onze voordracht, opgenomen onder N°. 377 der
Ingekomen Stukken van 1921, kon destijds nog geene be
slissing worden genomen op het door het Genootschap
Mathesis Scientiarum Genitrix ingediende verzoek om eene
verhoogde subsidie voor deze school over het jaar 1921,
vermits de gegevens waaraan dit verzoek, met het oog op
de Nijverheidsonderwijswet moest worden getoetst, nog
niet in ons bezit waren; trouwens het adres zelf had nog
geen rekening gehouden met de inwerking treding van
deze wet.
TJit de inmiddels door het bestuur ingediende begrooting
voor 1921 blijkt thans, dat de netto kosten, bedragende
46605.waarvan de gemeente 30 moet vergoeden, eene
subsidie vorderen v.an ƒ13982.behoudens latere verreke
ning van het te veel of te weinig genotene, waarvan het
bedrag eerst kan worden opgemaakt, nadat de rekening en
verantwoording over 1921 door den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen zal zijn goedgekeurd. Bij die
gelegenheid zal tevens de bijdrage kunnen worden berekend,
welke de gemeente zal hebben te vorderen van de buiten
gemeenten voor de z.g. buitenleerlingen van Mathesis.
Wij geven U op grond van het bovenstaande in over
weging, de subsidie aan het Genootschap Mathesis Scien
tiarum Genitrix voor 1921 voorloopig te bepalen op 13982.-,
behoudens verrekening van hetgeen zal blijken te veel of
te weinig te zijn genoten, na goedkeuring van de rekening
over 1921.
Aangezien op den desbetreffenden post der gemeente-
begrooting voor 1921 een voldoend bedrag is uitgetrokken,
is een nadere begrootingsregeling in deze niet noodig.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth,. van Leiden.
N°. 58. Leiden, 13 Februari 1922.
Ingevolge raadsbesluit van 28 Mei 1914 (Ingek. Stukken
no. 107) werd door de gemeente Leiden voor 30 aandeelen,
ieder groot 1000.deelgenomen in de door de Yereeniging
van Nederlandsche Gemeenten opgerichte naamlooze ven
nootschap „Gemeentelijke Credietbank." Op deze aandeelen
is door de aandeelhouders 10 gestort, terwijl nog 12
uit de winsten der Bank op de aandeelen is bijgeschreven.
Op de 30 aandeelen der gemeente Leiden is derhalve 22
of 6600.gestort.
Inmiddels zijn, krachtens een in de algemeene vergadering
van aandeelhouders op 3 December 1921 genomen besluit,
de statuten der vennootschap gewijzigd; daarbij werd de
naam der vennootschap veranderd in „Bank voor Neder
land sche Gemeenten," terwijl in dezelfde vergadering werd
besloten, dat de aandeelen zullen worden volgestort.
In het in de Leeskamer nedergelegd schrijven van de
Directie der Bank, wordt thans bijstorting van 78 op de
aandeelen verzocht, en wel: op 1 October en 1 December
1922 telkens 10 op 1 Februari, 1 April, 1 Mei. 1 Juli en
1 September 1923 eveneens telkenmale 10 en op 1 December
1923 8%.
Yoor de bijstorting in 1922 zal derhalve 20 of 6000.
benoodigd zijn. De bijstorting van de resteerende 58 zal
eerst in 1923 behoeven plaats te hebben en zal op de
begrooting van dat jaar worden gebracht.
Ten behoeve van de bijstorting over 1922 bieden wij U
hierbij een begrootingsstaat groot 6000.ter vaststelling aan.
Met de statutenwijziging van 3 December 1921 werd
méér beoogd, dan alleen een naamswijziging der vennootschap.
Toen zich in en na den oorlog de credietmoeilijkheden
voor de gemeenten ernstig deden gevoelen, bleek het, dat
de instelling niet krachtig genoeg was, om voor de gemeen
ten datgene te doen, wat in die omstandigheden redelijker
wijs van haar mocht worden verwacht. De voorwaarden
voor het verleenen van crediet op de open markt werden
steeds bezwarender voor de gemeenten. Sommige gemeen
ten, nergens bevrediging vindende voor hare credietbelioeften,
wendden zich rechtstreeks tot de Begeering om hulp. 't Ge
volg van een en ander was, dat een krachtige organisatie
in het leven werd geroepen, op dezen grondslag, dat er
samenwerking zou komen tusschen Bijk en gemeenten.
Op dezen "grondslag werd bij de statutenwijziging der
Gemeentelijke Credietbank en hare omzetting in de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten, tevens bepaald, dat aan
deelhouders alleen kunnen zijn de Staat, provinciën, ge
meenten, waterschappen en andere publiek rechtelijke licha
men. Het maatschappelijk kapitaal werd gebracht op
10 millioen gulden; bij de wet van 28 Juli 1921, S. No. 1014,
werd bepaald, dat de Staat in dat kapitaal voor 5 millioen
gulden zou deelnemende andere 5 millioen moesten worden
geplaatst bij de provinciën, de gemeenten, de waterschappen
en andere jrabliekrechtelijke lichamen.
Ter vorming van dit laatste bedrag van 5 millioen is in de
eerste plaats aanwezig het volgestorte kapitaal der voor
malige Gemeentelijke Credietbank, groot 846000.zoo-
dat nog een bedrag van 4.154000.moet worden geplaatst.
De Bank voor Nederlandsche Gemeenten richt zich daarvoor
bij hare, mede in de Leeskamer neergelegde, circulaire o. m.
tot de gemeentebesturen, met aandrang verzoekende, om
deelneming in dit nieuwe kapitaal der Bank. Zij stelt zich
voor, dat de gemeenten zullen inteekenen voor één aandeel
van 1000.per 1000 inwoners, wat voor Leiden zou neer
komen op deelneming met een kapitaal van 66000.
waarvan de storting zou moeten geschieden telken male
10 op 1 April, 1 Augustus, 1 October, 1 December 1922,
1 Februari, 1 April 1 Juni, 1 Augustus, 1 October en 1
December 1923. In 1922 zou derhalve 40 en in 1923 60
moeten worden gestort.
Ofschoon wij, met het oog op de nuttige werking van de
Bank, welke wel in de eerste plaats aan de kleinere publiek
rechtelijke lichamen zal ten goede komen, alleszins termen
aanwezig achten, om ook door Leiden in het aandeelen
kapitaal te doen deelnemen, kunnen wij toch geen vrijheid
vindén, om U te adviseeren voor 66000.in te schrijven.
Uitgaande van het standpunt, dat de gemeentebesturen
in het algemeen tot deelneming bereid zullen worden be
vonden en dat, voorzooveel dit niet het geval mocht zijn,
het ontbrekende wordt gevonden door de deelneming van
provinciën, waterschappen en e.a. publiekrechtelijke lichamen,
mag voor Leiden met een bevolking van 1 van die
van het geheele Bijk, een bedrag van 1 van de vereischte
5 millioen voldoende worden geacht. Dit zou een bedrag-
van f 50000.uitmaken. Aangezien deze gemeente reeds
voor 30000.aan aandeelen in de Bank inbrengt, voort
spruitende uit de aandeelen in de Gemeentelijke Crediet
bank, zou dan nog voor een bedrag van f 20000.aan
nieuwe aandeelen zijn in te schrijven.
Volgens de statuten komt van de netto winst na storting
van 10 in het reservefonds, 5 aan de aandeelhouders.
Van de overwinst komt 85 aan de aandeelhouders, echter
tot zoodanig bedrag, als noodig is om hun een cumulatief
dividend uit te keeren van 7 Het overblijvende wordt
weder in het reservefonds gestort.
Ten slotte kunnen wij hieraan nog toevoegen, dat bij Kon.
Besluit van 12 Juni 1918 is beslist,dat geen bezwaar bestaat
tegen deelneming door de gemeenten in het aandeelen
kapitaal der Gemeentelijke Credietbank thans Bank voor
Nederlandschen Gemeenten en tegen het putten van de
daarvoor noodige gelden uit leening.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging te besluiten:
1°. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo
tingsstaat, dienst 1922, een bedrag van 6000.te onzer
beschikking te stellen, voor de in het jaar 1922 vereischte
bijstorting van 20 op de 30 aandeelen der Gemeente in
de Gemeentelijke Credietbank (thans Bank voor Nederland
sche Gemeenten);
2°. tot deelneming voor 20 aandeelen a 1000.in het
kapitaal der Bank voor Nederlandsche Gemeenten;
3°. door vaststelling van den mede hierbij overgelegden
begrootingsstaat, dienst 1922, een bedrag van 8000.te
onzer beschikking te stellen, voor de in het jaar 1922 ver
eischte storting van 40 op de nieuwe aandeelen in het
kapitaal der Bank voor Nederlandsche Gemeenten, sub 2°.
bedoeld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.