GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 21 INGEKOMEN STUKKEN NO. 49, Leiden, 4 Februari 1922. Met de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde intrekking van de verordeningen op de heffing en de invor dering van een keurloon van visch (Ingek. Stukken no. 41) kan de Commissie van Financiën zich vereenigen. Zij geeft U mitsdien in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Ook de begrootingsregeling, gevoegd bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot inrichting van een kantoor voor den Markt- en Havendienst in het Waaggebouw (Ingek. Stukken no. 44), ontmoet bij de Commissie geen bezwaar. Indien de Baad de voor deze inrichting benoodigde gelden beschikbaar stelt, geeft zij U in overweging tot de vaststelling van die begrootingsregeling te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 50. Leiden, 4 Februari 1922. De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaar schriften enz. inzake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, heeft de eer voor te stellen op de ter visie liggende bezwaar- en verzoekschriften, belastingjaren 1919/20 en 1920/21, te beschikken overeenkomstig haar mede ter visie liggend advies. De Commissie voornoemd T. Groeneveld, Plv. Voorzitter. J. Splinter Gzn., Lid. A. J. Oostdam, Plv. Lid. Aan den Gemeenteraad. N°. 51. Leiden, 4 Februari 1922. In de omstandigheid, dat ten gevolge van den aanbouw van een vrij groot aantal arbeiderswoningen, voornamelijk door verschillende hier ter stede gevestigde woningbouw verenigingen, de woongelegenheid eenigermate was verruimd, en daardoor bewoners van minderwaardige woningen meer en meer in de gelegenheid kwamen, om hetzij een dier nieuwe woningen te betrekken, hetzij door opschuiving een andere, betere, woning te verkrijgen, vond ons College in het afgeloopen jaar aanleiding, tot de Gezondheidscommissie alhier een verzoek te richten om opgave van de 25 ergste „krotwoningen", die h. i. voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking kwamen. Door ons College zou dan worden overwogen, of in verband met het getal beschikbare woningen een voorstel tot onbewoonbaarverklaring bij Uwe Vergadering zou kunnen worden ingediend. De Commissie deed ons daarna een opgave van een 28-tal van dergelijke woningen toekomen met de mededeeling, dat zij onbewoonbaarverklaring daarvan ten zeerste gewenscht achtte. Die opgave betrof een aantal perceelen in het Wernershof (Bouwelouwensteeg), in de Ferdinand Wernerspoort (Middelstegracht), in de Sophiapoort (Uiterstegracht), in de Willem Frederikspoort (Kampersteeg nabij de Vliet), en het perceel Paradijssteeg no. 58. De redenen, welke naar het oordeel der Gezondheidscommissie tot de onbewoonbaarverklaring van deze woningen noopten, vatte zij samen in het feit, dat, zelfs bij goeden wil der eigenaren, van geen der genoemde perceelen door verbetering woningen waren te maken, welke aan redelijke eischen, zelfs indien deze zeer laag werden gesteld, zouden voldoen. Ook ons College is van meening, dat de gebreken, die de meeste der genoemde woningen aankleven, niet voor ver betering vatbaar zijn. Met name is dit het geval met 12 woningen in het Wernershof (van de aldaar aanwezige woningen zijn er reeds 3 onbewoonbaar verklaard), 4 woningen in de Ferdinand Wernerspoort, 7 woningen in de Willem Frederikspoort en met het perceel Paradijssteeg no. 58. Zooals uit de beschrijving van deze woningen in het te Uwer inzage liggend rapport van den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht blijkt, zijn zij wegens te geringe gelegenheid tot toevoer van lucht, wegens vocht, vervallen toestand of ingesloten ligging niet ter bewoning geschikt en kunnen zij door het aanbrengen van verbeteringen niet in bewoonbaren staat worden gebracht. Daarentegen achten wij de door de Gezondheidscommissie genoemde woningen in de Sophiapoort nis 1 tot en met 5, ook al is hare oppervlakte gering, niet ter bewoning onge schikt; bovendien z;ijn de gebreken hier niet van dien aard, dat onbewoonbaarverklaring thans gewettigd zou zijn. Wel zullen, om verval te voorkomen, eehige verbeteringen moeten worden aangebracht en wij zijn dan ook voornemens, indien Uwe Vergadering met ons College van óórdeel is, dat voor alsnog geen voldoende termen aanwezig zijn, om tot onbe woonbaarverklaring over te gaan, den eigenaar op grond van artikel 17 der Woningwet tot het aanbrengen van die verbeteringen aan te schrijven. Mocht daaraan binnen den door ons te stellen termijn niet zijn voldaan en de bewoning niet zijn gestaakt, dan is o. i. eerst het oogenblik aange broken om tot onbewoonbaarverklaring over te gaan. Het naaste doel der onbewoonbaarverklaring is, te voor komen, dat de woningen, onmiddellijk nadat zij zijn ver laten, opnieuw worden betrokken. Immers, wanneer aan een onbewoonbaarverklaarde woning het bekende houten bord is bevestigd, mogen andere personen dan degenen, die de woning reeds bewoonden, daarin geen intrek nemen. Langs dezen weg gelooven wij, dat allengs de slechtste woningen kunnen worden opgeruimd, waartoe wij dan ook, zoodra de gelegenheid zich voordoet, zullen overgaan. Aan gezien echter een zeer spoedige ontruiming niet in de bedoeling ligt, ware de termijn tot ontruiming te bepalen op het door de wet gestelde maximum van zes maanden, welke termijn, zoo noodig, door U kan worden verlengd. Wij geven U mitsdien in overweging: a. overeenkomstig het advies van de Gezondheidscommissie de perceelen Wernershof nis 1, 2, 3, 46, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13, Ferdinand Wernerspoort nis 1, 2, 3, en 4, Willem Frederikspoort nis 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 wegens ingesloten ligging, geringe toevoer van lucht, vocht en vervallen toe stand, en het perceel Paradijssteeg no. 58 wegens vocht en vervallen toestand onbewoonbaar te verklaren en te gelasten, dat de genoemde perceelen moeten zijn ontruimd binnen zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaar" verklaring is gehandhaafd; b. in afwijking van het advies der Gezondheidscommissie vooralsnog niet onbewoonbaar te verklaren de perceelen Sophiapoort nis 1, 2, 3, 4 en 5, op grond dat zij niet onge schikt zijn ter bewoning en door het aanbrengen van ver beteringen alsnog in bewoonbaren staat kunnen worden gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 52. Leiden, 7 Februari 1922. Bij het hierbij overgelegd schrijven betoogt de Plaatselijke Schoolcommissie de wenschelijkheid om het aantal liarer leden met 5 te vermeerderen en derhalve te brengen op 20 en verzoekt zij ons te dien einde een voorstel bij U aanhangig te maken tot wijziging der betrekkelijke verordening. Aangezien bij ons tegen deze uitbreiding van het aantal leden der Commissie geen bezwaar bestaat, bieden wij U hierbij een ontwerp-wijzigings-verordening ter vaststelling aan. Ter toelichting van dit ontwerp merken wij op, dat het ons gewenscht schijnt om den zittingstijd van de leden op 4 jaren te bepalenj omdat bij een zittingsperiode van 3 jaren en een aantal van 20 leden, niet ieder jaar een gelijk aantal leden zoude kunnen aftreden. Wordt de zittingsduur met één jaar uitgebreid, dan kan dus blijven gelden, dat jaar lijks 5 leden aftreden. Verder zal teneinde artikel 8 der verordening op den nieuwen toestand te doen aansluiten thans behooren te worden bepaald, dat de Commissie niets mag besluiten, indien niet ten minste elf leden tegenwoordig zijn. Wij geven U alsnu in overweging vast te stellen de na volgende verordening VERORDENING tot wijziging van de Verordening van 7 Februari 1921 (Gem.- blad no. 7), regelende de samenstelling en inrichting van de Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden. Artikel I. In artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt „15" vervangen door „20"' en „drie" door „vier". Art. II. In artikel 2 wordt in plaats van „drie" gelezen: „vier". Art. III. In artikel 8 wordt „acht" vervangen door „elf". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 1