GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 15 OrCKEKOMESr STÜKKEJI. 38# Leiden, 28 Januari 1922. Bij nevensgaand adres verzoekt Mr. A. J. Sormani, namens Regenten van het St. Jacobshofje aan de Doezastraat alhier, overeenkomstig het voorschrift vervat in artikel 17, eerste lid, van de verordening op het Bouwen en Sloopen, Uwe toestemming tot vermeerdering van het aantal gebouwen van dat hofje door bijtrekking van de zes woonhuisjes aan de Ruime Conscientiestraat nis 21, 23, 25, 27, 29 en 31. De woningen verkeeren in een min of meer vervallen toestand, doch zullen door het aanbrengen van verbeterin gen en herstellingen in bewoonbaren staat worden gebracht, terwijl door de verwijdering der keukentjes en de achter de woningen staande afscheidingen de gelegenheid tot door strooming van lucht in het hofje en de gelegenheid tot toe treding van lucht in de woningen belangrijk zal worden verbeterd. Tegen inwilliging van het verzoek bestaat bij ons College geen bezwaar, aangezien de slechts voor zeer kleine gezinnen geschikt zijnde woningen, indien zij bij het hofje getrokken worden, nimmer door meer dan 2 personen (oude lieden) zullen worden bewoond en overbevolking in de woningen zoodoende is uitgesloten. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan Regenten van het St. Jacobshofje vergunning te verleenen dat hofje te vergrooten, door bijtrekking van de zes woon huisjes aan de Ruime Conscientiestraat nis 21, 23, 25, 27, 29 en 31 kad. bekend Sectie E. nis 838, 839, 840, 841, 842 en 843, onder voorwaarde, dat aan die woningen de herstel lingen en verbeteringen worden aangebracht, op de bij het verzoek overgelegde teekening aangeduid, en dat de keu kentjes en de achter de woningen staande afscheidingen worden verwijderd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen ondergetee- kende, Mr. A. J. Sormani namens Regenten van het St. Jacobshofje in de Doezastraat alhier, dat zij plan hebben eenige uitbreiding aan het Hofje te geven; dat zij daarvoor wenschen te gebruiken een zestal huisjes in de Ruime Contientiestraat, die aan genoemd hofje toe- behooren en daartegen grenzen, zoo dat door het wegbreken van een muur er verbinding tot stand gebracht kan worden dat zij thans van deze zes woningen er drie bij het Hofje wenschen te trekken en de overige, zoodra de tegenwoordige bewoners deze zullen ontruimd hebben; dat zij onder overlegging van de benoodigde teekeningan Uwe hiervoor benoodigde toestemming verzoeken; hetwelk doende, Leiden 17 December 1921. Mr. A. J. Sormani. Watersteeg 2a. 2sr°. 39. Leiden, 28 Januari 1922. Bij besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d. 9/18 Januari j.l., werd aan de gemeente Leiden vergunning verleend voor den aanleg en de exploitatie van een hoog spanningslijn, uitgaande van den bestaanden kabel onder de gemeente Leimuiden tot een te plaatsen station te Rijn- saterwoude ten behoeve van de electrificatie van laatstge- genoemde gemeente. Artikel 6 der voorwaarden, waaronder deze vergunning werd verleend, bepaalt echter dat de vergunning geacht wordt niet gegeven te zijn, indien niet binnen drie maanden na de dagteekening van het besluit door den Gemeenteraad van Leiden aan Gedeputeerde Staten is ingezonden eene ver klaring, inhoudende dat hij de vergunning onder de daarbij gestelde voorwaarden aanvaardt. Aangezien nu tegen aanvaarding der voorwaarden onzer zijds geenerlei bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging tot het inzenden der bedoelde verklaring te besluiten. De beschikking waarbij bedoelde vergunning werd verleend is in de Leeskamer ter lezing nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 40. Leiden, 28 Januari 1922. Zooals Uwe Vergadering bekend zal zijn, is de Warenwet 1919, Stb. 581, voor het district Leiden volledig in werking ge treden op 15 November j.l. Op dat tijdstip trad derhalve ook in werking de door U in de raadszitting van 1 Februari 1921 vastgestelde verordening op de Keuring van Waren. Alle andere bestaande verordeningen op het gebied, waar over de Warenwet zich thans uitstrekt, hielden echter op 15 November j.l. op te gelden. Intusschen is hierop voor de melk- en broodverordeningen bij Koninklijk besluit van 17 Mei 1921, Stb. 673, een uit zondering gemaakt. Art. 2 van dat besluit bepaalt dat in gemeenten, waar bij verordening eischen zijn gesteld, waaraan de waren melk en brood moeten voldoen, de desbetreffende voorschriften kunnen worden gehandhaafd, totdat bij algemeenen maatregel van bestuur, krachtens art. 15, le lid, der wet, eischen betreffende die waren zullen zijn gesteld. Het komt ons echter voor, dat voor handhaving dezer voorschriften noodig is, dat dit uitdrukkelijk in een besluit van den Raad wordt uitgesproken. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te bepalen dat, overeenkomstig art. 2 van het Koninklijk besluit van 17 Mei 1921, Stb. 673, zullen blijven gehandhaafd: 1°. de verordening van 18 Juli 1907 (Gem.blad No. 24) op den handel in- en den verkoop van melk, zooals die is gewijzigd bij verordening van 24 October 1907 (Gem.blad No. 25); 2°. de verordening van 29 November 1920 (Gem.blad No. 53), op het gewicht van brood; met bepaling tevens dat dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 15 November 1921. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 41. Leiden, 30 Januari 1922. Zooals wij reeds in ons voorstel van 28 Januari j.l., (Inge komen Stukken No. 40) mededeelden, is de keuring van alle eet- en drinkwaren geregeld bij de Warenwet 1919, Stb. 581, en zijn alle op deze materie betrekking hebbende voor schriften, door den gemeentelijken wetgever uitgevaardigd, vervallen. Hoewel het artikel „visch", aanvankelijk in art. 1 van het ontwerp-Warenwet was uitgezonderd, als niet begrepen onder die waren, welke ingevolge de Warenwet aan keuring worden onderworpen, doch uit den aard der zaak in de Vleesch- keuringswet thuis behoorende, is dat artikel toch bij nota van wijziging in de wet gebracht. De verordeningen regelende de keuring en de keurloonen van visch zijn derhalve op 15 November 1921, den dag waarop de Warenwet voor deze gemeente volledig in werking trad, van rechtswege vervallen. Toch achten wij het regelmatig dat de door Uwe Ver gadering vastgestelde verordeningen ook weder door U worden ingetrokken. Wij geven Uwe Vergadering daarom in overweging in te trekken 1°. de verordening van den 14eD Februari 1918, regelende den invoer, het vervoer, de keuring van- en den handel in visch in de gemeente Leiden (Gem.blad No. 5); 2°. de verordening van den 2en Augustus 1920, regelende de heffing van een keurloon van visch te Leiden (Gem. blad No. 39); 3°. de verordening .van den 19en April 1900, regelende de invordering van het keurloon van visch (Gem.blad No. 6). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 42. Leiden, 30 Januari 1922. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer C. P. Nieuwenweg bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den heer C. P. Nieuwenweg, op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het lager onderwijs alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 1