36
MAANDAG 23
JANUARI 1922.
Ik heb verscheidenen van die sollicitanten bij mij aan huis
gehad. Die personen denken maar, dat men zoo'n baantje
voor bet weggeven heelt; en zij meenen, omdat men ze toe
vallig kent, zij nu ook wel benoemd zullen wordeD.
Wij hebben er naar gestreefd twee personen op de voor
dracht te krijgen, die ons inziens het best geschikt zouden
zijn voor de betrekking van opzichter bij de Reiniging.
De heer Heemskerk. Ik onderschrijf ten volle de argumenten,
doof de heeren Oostdam en Mulder aangevoerd, maar ik zou
er nog iets aan willen toevoegen.
De personen, die op de voordracht geplaatst zijn, mogen
feitelijk geen Leidenaars zijn, eigenlijk zijn ze zoo goed als
Leidenaars. Beide personen zijn op en top met Leidsehe
toestanden bekend. De een heelt hier vroeger altijd gewerkt,
en de ander woont slechts eenige nfinuten over de grens,
in Zoeterwoude, en is dagelijks hier ter stede werkzaam: hij
mag dus eveneens geacht worden op de hoogte van de Leidsehe
toestanden te zijn.
Al zouden dus de heeren het argument willen aanvoeren,
dat Leidenaars moeten worden aangesteld, dan brengt de
eisch, dat men in Leiden bekend moet zijn, niet mede, dat
men hier woont.
De heer F. ElkeRbout. M. d. V. Ik heb gehoord, dat de
heeren er omheen draaien en de vraag, welke ik heb gesteld,
door niemand is beantwoord.
De Voorzitter. Gij spreekt altijd zeil maar en laat den
Wethouder niet aan het woord.
De heer F. Elkerbout. M. d. V. Mijn vraag is of het al
dan niet juist is, dat door de Commissie van Fabricage per
sonen, die ten slotte niet als no. 1 of als no. 2 op de voordracht
zijn geplaatst, naar voren zijn gebracht.
De heer Splinter. Door mij nooit.
De heer F. Elkerbout. Ik heb er niet over gesproken, dat
in het vervolg Leidenaars moeten worden aangesteld, want
ik erken, dat de voorgedragenen Leidenaars zijn, maar het
gaat voor mij over de vraag ol de Commissie van Fabricage
aan bepaalde sollicitanten de belofte heeft gedaan, dat zij als
no. 1 of als no. 2 op de voordracht zouden komen, terwijl
dat ten slotte niet is geschied. Is dat juist, dan is dat geen
kleinigheid, want dan zijn verwachtingen opgewekt, die ten slotte
reusachtig den bodem zijn ingeslagen.
De heer Bots. M. d. V. In de eerste plaats wensch ik den
heer F. Eikerbout te antwoorden, dat er zelden een voordracht
is geweest, waaraan zooveel zorg is besteed als juist aan deze.
Er is ter overweging van deze zaak zelfs een extra vergadering
van de Commissie van Fabricage gehouden. Wij zijn begonnen
met uit de meer dan zestig sollicitanten eenigen uit te kiezen
en die uit te noodigen om persoonlijk kennis te maken. De
menschen, die dat treffen, denken al dadelijk, dat zij min of
meer de aangewezenen zijn. Bij deze benoeming komt vooral
naarVoren, dat een gehuwd sollicitant de voorkeur verdient
boven een ongehuwd, omdat de te benoemen opzichter op het
terrein van de Reiniging moet wonen, Gesteld dus, dat twee
sollicitanten gelijk staan, van wie de een gehuwd en de ander
ongehuwd is, dan komt de gehuwde op de voordracht. De
Commissie van Fabricage heeft nooit te kennen gegeven, dat
een bepaalde candidaat bestemd was om als no. 1 of als no. 2
op de voordracht te worden geplaatst. Het kan zijn, dat uit
de gevoerde besprekingen uitlekt, dat men een of anderen
persoon niet ongenegen is, maar ik herinner m\j op mijn
spreekuur 7 sollicitanten te hebben ontvangen, die allen
vroegen om door mij te worden aanbevolen; toen de achtste
kwam en mij dezelfde vraag stelde heb ik geantwoord: vraag
mij dat nu niet meer! Officieel heeft nooit iemand kennis
gekregen, dat hij op de voordracht zoude komen.
Wat het denkbeeld van Professor Eerdmans aangaat om tot
inkrimping van het personeel over te gaan, daaraan kan
onmogelijk worden gedacht. Zooais de Reinigingsdienst thans
geoutilleerd is, hebben wij de menschen hard noodig. Professor
Eerdmans spreekt over het feit, dat gedurende 23 dagen de
betrekking reeds vacant is, maar de heer Grijsen, aan wien
met ingang van 1 Januari 1922 eervol ontslag is verleend,
blijft welwillend zijn dienst vervullen dit hebben wij bij
onderhandsch contract in elkander gezet als contra-praestatie
tegenover het feit, dat hij op het terrein van de Reiniging
alsnog woont.
De heer F. Eikerbout wil reeds op de volgende vacature
beslag leggen en Professor Eerdmans wil deze betrekking
afschaffen. Ik geloof echter, dat de waarheid in het midden
ligt, in het juste milieu. Zooals Burgemeester en Wethouders
het voorstellen is het dan ook goed.
De heer Eerdmans. M. d. V. De laatste opmerking van den
Wethouder lijkt mij meer geestig dan ad rem. De vraag waarom
het gaat en welke in de toekomst, als er meer vacatures ont
staan, onder het oog zal moeten worden gezien, is deze: kan
de dienst niet zoo worden ingericht, dat de te vervullen
posten niet weder worden bezet? Natuurlijk zal dan van de
betrokken afdeeling altijd het gevoelen zijn, dat het niet kan,
omdat het, hetgeen ik begrijp, steeds moeilijk is personeel te
missen, maar de toestand van de gemeentefinaneiën is van
dien aard, dat die vraag moet worden gesteld. Bij Gemeente
werken hebben wij een heel rijtje opzichters, bij iedere afdeeling,
zooals bruggen, en zoo voort, een.
De taak van den opzichter is, dat hij in de stad controleert
of de menschen, die hij des morgens en des middags uitstuurt
om werkzaamheden te verrichten, inderdaad werkzaam zijn;
en nu meen ik, dat men deze werkzaamheid zeer goed kan
combineeren met het opzichterswerk, hetwelk thans door den
heer de Ridder verricht wordt.
Het is vroeger bij de inrichting van den dienst op bescheiden
schaal waarschijnlijk ook anders geweest dan op het oogenblik.
De Gemeente-Reiniging is hier mooi in orde; het ziet eralies
goed uit; maar het kost ons veel geld. En hier betreft het
zeker in de eerste plaats een van de diensten ten aanzien
waarvan men de vraag zal mogen stellen, of het niet mogelijk
is om door vermindering van het aantal ambtenaren het
groote tekort, hetwelk de dienst jaarlijks oplevert, te ver
minderen.
Het zit niet in die ambtenaren, zegt de heer Sijtsma. Dat
weet ik; maar dit kan een eerste stap zijn op een weg, dien
wij toch zullen moeten opgaan.
Er komt bij, dat de invloed, die van dergelijk besluit kan
uitgaan, zeer gunstig kan zijn. Al deze diensten hebben de
neiging zich uit te breiden; ze willen altijd meer personeel;
ze willen dat personeel ook altijd in andere klassen gebracht
ziendegenen, die deze diensten leiden, zullen zelf inzien hoe
dat eigenlijk steeds meer toeneemt; en dat moet gekeerd worden.
Ik handhaaf mijn voorstel, want ik meen, dat het inderdaad
wel mogelijk zal zijn, als men ernstig wil, om dezen dienst
anders in te richten dan tot dusver.
De heer Bots. Ik moet beslist ontraden om deze vacature
onvervuld te laten het is zeer zeker noodig haar te vervullen.
Er zijn aan de Reiniging vele werkzaamheden verbonden,
waaraan de heer Eerdmans op dit oogenblik niet denkt; ik
noem bijvoorbeeld het weghalen van puin; het nagaan of de
pachter zijne verplichtingen goed nakomt; zoo zijn er tal van
zaken meer. Ook noem ik nog den Ontsmettingsdienst met
alles wat daaraan annex is.
Het zou bepaald een desorganisatie van den dienst geven
als niet tot deze benoeming werd overgegaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den 'heer Eerdmans wordt in stemming
gebracht en verworpen met 21 tegen 1 stem, die van den
heer Eerdmans.
(De heeren Wilmer en Knuttel waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
Vervolgens wordt benoemd met 15 stemmen de heer J. H.
Sloots; de heer H. J. van Mil verkreeg 6 stemmen, terwijl 1
biljet in blanco was.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau
voor de genomen moeite.
VI- Praeadvies op het verzoek van F. de Groot om eervol
ontslag als onderwijzer aan de school der 3e klasse No. 2.
(Zie Ing. St. No. 26.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester, en Wethouders
besloten.
VII. Praeadvies op het verzoek van J. J. Valkenburg om
les te mogen geven aan het Instituut »Wullings" te Voorschoten.
(Zie Ing. St. No. 18.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Voorstel om aan Mej. M. J. van Duuren, onderwijzeres
aan de Bewaarschool in de Groenesteeg, eene gratificatie toe
te kennen wegéns bewezen buitengewone diensten.
(Zie Ing. St. No. 5.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.