MAANDAG 23
JANUARI 1922.
33
Wij meenen kortheidshalve met het bovenstaande te kunnen
volstaan en vleien ons daarmede te hebben aangetoond, dat
het door Burg. en Weth., met voorbijgaan van de wenschen
van de ambtenaren-organisaties, bij U ingediend voorstel,
geheel onvoldoende moet worden geacht en dat de voorge
stelde regeling, de wachtgeldregeling voor de onderwijzers
zelfs niet benadert.
Aangezien de onderwerpelijke zaak o.i. niet van zoodanig
spoedeischenden aard is, dat de behandeling niet nog eenigen
tijd zou kunnen worden uitgesteld, verzoeken wij U beleefd
de door Burg. en Weth. voorgestelde regeling aan te houden,
ook al, omdat het betrekkelijk Ingekomen Stuk eerst op 10
Januari j.l. is verschenen en onze organisatie derhalve niet
in de gelegenheid is geweest, om een zoo gewichtig voorstel
behoorlijk te bestudeeren en onze wenschen te formuleeren.
Het Bestuur der Onderafd. Leiden e. o.
van den Ned. Bond van Gemeente-Ambtenaren,
J. Vriend Voorzitter.
A. Huijsman Secretaris.
Leiden, 21 Januari 1921.
Zullen worden behandeld bij punt 27 der agenda.
10°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting.
Worden in handen gesteld van de Reclame-Commissie.
11°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Nederland-
schen Christelijken Bouwarbeidersbond, om bij de benoeming
van opzichters bij de Gemeentelijke Reiniging in het vervolg
rekening te houden met Leidsche ingezetenen.
Dit verzoek luidt als volgt:
Leiden, 21 Januari 1922.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren.
Ondergeteekenden, deze week door middel der dagbladen
kennis genomen hebbende van de voordracht, door het College
van Burgemeester en Wethouders opgemaakt, voor opzichter
der reinigingsdienst.
Hebben met verwondering deze voordracht gelezen, om
reden daar geen inwoners van Leiden voor in aanmerking
komen, en er volgens onze meening voor deze betrekking
ook hier ter stede geschikte krachten te krijgen zijn.
Verzoeken uw beleefd bij volgende gelegenheden daar reke
ning mede te houden.
Hoogachtend
namens het Bestuur der Afd.Leiden van den
Nederlandsche Christelijke Bouwvakarbeiders-Bond.
H. G. Wessel, Secretaris.
Utrechtsche Jaagpad 52.
Zal worden behandeld bij punt 5 der agenda.
12°. Verzoek van de Eerste Leidsche Schoolvereeniging om
spoedige uitvoering van het besluit, waarbij aan die vereeni-
ging de Plantsoenschool geheel of gedeeltelijk wordt aan
geboden.
Dit verzoek luidt als volgt:
Leiden, 21 Januari 1922.
Aan de leden van den Gemeenteraad van Leiden.
Het bestuur der «Eerste Leidsche Schoolvereeniging" heeft
met groote teleurstelling kennis genomen van de door B. en
W. aan Uw college gerichte mededeeling, dat zij met de uit
voering van Uw raadsbesluit van 19 Dec. j.l. om de Plant
soenschool geheel of gedeeltelijk aan de E. L. S. aan te bieden,
nog wenschen te wachten tot na de vaststelling der reorga
nisatie van het onderwijs.
Het bestuur meent, dat de onderwijsbelangen die het voor
staat, door dit uitstel zeer geschaad zouden worden, daar het
van groot belang is, dat de school met ingang van September
1922 kan worden geopend.
En daar in Uwe zitting van 19 Dec. j.l. de heer Meynen
met overtuigende cijfers aantoonde, dat de schoolruimte voor
het Openbaar Onderwijs wèl kan worden gemist en waar
bovendien nóch de oprichting van onze school, nbch de reor
ganisatie eenige verandering zal brengen in het aantal leer
lingen of in de nu beschikbare ruimte, maar slechts eene
verschuiving van het eerste ten opzichte van het tweede, kan
er o. i. geen bezwaar bestaan, om nu reeds de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten te vragen op Uw besluit om de
helft van de Plantsoenschool aan te bieden aan de «Eerste
Leidsche Schoolvereeniging".
Redenen, waarom het bestuur der E. L. S. U met grooten
nadruk wenscht te verzoeken er bij B. en W. op aan te
dringen met de uitvoering van Uw besluit van 19 Dec. den
meest mogelijken spoed te maken.
L. van Kampen—Zernike Voorz. der E. L. S.
G. E. M. Roessingh—Everts Secr. der E. L. S.
De Voorzitter. Ik stel voor dit adres in de Leeskamer ter
visie te leggen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wensch over dit adres iets
op te merken, terwijl ik tegelijk gaarne van u de gelegenheid
zou krijgen een en ander te zeggen over de mededeeling,
welke ons geworden is in No. 16 van de stukken, ons voor deze
vergadering toegezonden, omdat dit adres op die mededeeling
betrekking heeft.
De Voorzitter. Ik zou u in overweging willen geven dat
aan het einde van de vergadering te doen. Het is gewenscht,
dat wij eerst de agenda afdoen; het is nu slechts toevallig
door dit adres, dat deze zaak ter sprake komt.
De heer Eerdmans. M. d. V. Het is met verzoeken, welke
door den heer van Stralen werden toegelicht, anders gegaan
en ik zou op dezelfde manier behandeld willen worden als
de heer van Stralen.
De Voorzitter. Ik zal u vanavond bij de rondvraag gaarne
de gelegenheid geven over dit verzoek te spreken.
De heer Eerdmans. Ik zal aan den heer van Stralen vragen
op welke wijze hij het klaar speelt om, als er een adres inkomt,
daarover wel het woord te krijgen.
De Voorzitter. De heer van Stralen sprak toen over een
adres, dat was ingekomen, maar gij wilt spreken over een
Ingekomen Stuk en daarover een vraag aan het Gemeente
bestuur stellen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou een opmerking willen
maken, naar aanleiding van dit adres.
De Voorzitter. De heer Eerdmans heeft daartoe toch altijd
nog gelegenheid bij de rondvraag.
De heer Eerdmans. M. d. V. Wij hebben hier toch meer
bijgewoond, dat een lid bij het inkomen van een adres gelegen
heid kreeg er over te spreken.
De Voorzitter. Als dat rauwelijks is geschied, dan is dat
verkeerd geweest.
Hier js ingekomen een verzoek van de Eerste Leidsche
Schoolvereeniging. Wil de heer Eerdmans daarover spreken?
Ik meen, dat hij wenscht te spreken over Ingekomen Stuk n°. 16.
De heer Eerdmans. Ik wensch te spreken èn over Inge
komen Stuk n°. 16 èn over het thans ingekomen verzoek.
De Voorzitter. In de eerste plaats is toch aan de orde de
wijze van behandeling ten aanzien van het nu ingekomen
verzoek. De heer Eerdmans moet dan gedaan zien te krijgen,
dat het verzoek onmiddellijk aan de orde gesteld wordt.
Burgemeester en Wethouders stellen voor het adres in de
Leeskamer ter visie te leggen; er moet nu eenmaal door
Burgemeester en Wethouders een voorstel omtrent de behan
deling van het adres gedaan worden.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik stel voor dit adres onmid
dellijk te behandelen.
De heer Oostdam. M. d. V. Mag ik iets zeggen over het
voorstel van den heer Eerdmans om het adres dadelijk te
behandelen
De Voorzitter. Ja, dat is aan de orde.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch den Raad in over
weging te geven, het voorstel van den heer Eerdmans niet
aan te nemen.
Het lijkt mij toe niet de gewenschte methode van werken
te zijn om, vóórdat de gedrukte agenda afgehandeld is, aller
hande andere punten aan de orde te stellen. Ik geef toe, wij
hebben dit eenige malen wel gedaande heer Eerdmans heeft
zich bijvoorbeeld beroepen op het geval, dat op voorstel van
den heer van Stralen een ingekomen adres onmiddellijk be
handeld is door den Raad. Er zal misschien eenig verschil
zijn tusschen dat geval en dit geval, maar feitelijk komt het
op hetzelfde neder; het is een bespreken van onderwerpen,