54 MAANDAG 23 JANUARI 1922. de aanschaffing van die autospuit hier eigenlijk aan de orde gekomen? De aanleiding daartoe was, dat de stal van de weduwe Dieben op de Garenmarkt ontruimd werd; met de weduwe Dieben had de gemeente namelijk een overeenkomst gesloten om, als er brand was, paarden ter beschikking te stellen voor het vervoer van de spuit, die in het spuitenhuis aan de Garenmarkt staat. Die stal is later opgedoekt en daarna hebben Burgemeester en Wethouders op alle mogelijke manieren nagegaan hoe de zaak voor elkander te krijgen was. Men kon baar immers niet op haar beloop laten, want, als er brand was en er zouden eerst van de Binnenvestgracht bij de weduwe Dieben paarden gehaald moeten worden, die dan op de Garenmarkt voor de spuit zouden moeten worden gespan nen en daarna de spuit naar den brand zouden brengen, dan was in dien tijd het brandende perceel geheel afgebrand. Er waren dus twee oplossingen mogelijk: of dat de gemeente zelf paarden ging houden öf een autospuit aanschafte. Een voor ziening in den laatsten zin kwam het meest wenschelijk voor, niet alleen met het oog op de uitbreiding der gemeente, maar ook in verband met de hulp, welke in andere gemeenten somtijds moet worden verleend. Zoo heeft bijvoorbeeld bij een grooten brand in Katwijk onze spuit hulp verleend. Dat is voordeelig, want dan krijgen wij niet alleen vergoed de wer kelijk gemaakte kosten, maar bovendien een zeker percentage van de slijtage. Het is gewenscht van zulk een spuit zooveel mogelijk gebruik te maken, want zij moet binnen betrekkelijk korten tijd worden afgeschreven, omdat de techniek snel ver oudert. Hoe meer diensten van dien aard de spuit verricht, diensten, waarvoor betaald wordt, des te beter. Daardoor moesten wij komen tot de aanschaffing van een autospuit. Wij hebben het plan daartoe aan den Raad voorgelegd, die het voorstel heeft aangenomen en nu begrijp ik niet, dat de aanschaffing dier autospuit altijd aan ons College verweten wordt. Waarom verwijt de Raad het zich zelf niet? Het voor stel tot aanschaffing van een autospuit is hier aangenomen, dus de verantwoordelijkheid daarvoor heeft de Raad te dragen en niet het College. Thans nog een enkel woord over de uitbreiding van het vaste personeel. Er zijn verscheidene werkzaamheden, welke geen vrijwillige brandueer kan doen; ik noem bijvoorbeeld contröleeren wanneer verflagen afgebrand worden, of soldeer werk wordt verricht in de omgeving van de in de verorde ning tot voorkoming van brand aangewezen gebouwen. De bepalingen dezer verordening zijn hoe langer hoe scherper ge worden; hetgeen onlangs met de Oude Kerk te Delft is ge beurd, bewijst hoe noodig het is dat men bij dergelijke werk zaamheden behoorlijk toezicht doet houden. Ik mag bijvoor beeld bij mij aan huis geen werk laten verrichten als soldeeren en dergelijke, of de brandweer moet er bij zijn, aangezien mijn huis grenst aan het Rijks Ethnografisch Museum. Der gelijke bepalingen zijn van den nieuweren tijd en het daarbij voorgeschreven toezicht kan men niet aan de vrijwillige brand weer opdragen. Als men verder ziet naar de uitbreiding der gemeente, dan kan men niet zeggen, dat de brandweer hier te duur is en dat er te veel vast personeel is. Men verwijst altijd naar andere plaatsen, met name Rotter dam, het ideaal van de vrijwillige brandweer. Maar te Rotter dam heeft men toch ook een vaste kern van brandweerper soneel, evengoed als hier, en natuurlijk heel wat meer. Het gaat niet geheel met vrijwilligers; men moet ook vaste ambtenaren hebben om al die regelmatig voorkomende bezig heden te verrichten, welke men niet kan opdragen aan de vrijwillige brandweer. Men kan niet zeggen tot een lid van de vrijwillige brandweer: ga eens den geheelen dag al die werkzaamheden contröleeren. Wanneer de autospuit er eenmaal is, dan moet men na tuurlijk ook hebhen een chauffeur en tevens plaatsvervangers. Tegen de eenvoudige berekening van den heer Mulder is niets in te brengen; driemaal acht is vierentwintig. Als men er verzekerd van wil zijn, dat de spuit ten allen tijde kan uit rukken, dan heeft men 3 man noodig. Die menschen behoeven niet niets te doen; wij hebben hen noodig wegens de uitbrei ding der werkzaamheden, omdat de verordening strenger ge worden is en ook omdat het gebied der gemeente is uitgebreid. Het is overdreven om altijd maar te spreken over de in stelling van een beroepsbrandweer. Het is geenszins de be doeling van Burgemeester en Wethouders om daartoe te komen. Overal schaft men zich een autospuit of autospuiten aan, ook waar men een vrijwillige brandweer heeft; die brand- bluschmiddelen zijn veel beter en gemakkelijker te bedienen dan andere, of men zou zelf paarden moeten gaan houden, zooals indertijd te Amsterdam, maar ik behoef niet te zeggen, dat dan de kosten heel wat hooger zouden zijn. Er is niets duurder dan paardentractie. Ik moet dus den raad geven om niet in te gaan op het voorstel van den heer Sijtsma en mevrouw van Itallie van Embden. Het zou anders spaak loopen. Als wij wegens gebrek aan vast personeel alles niet behoorlijk kunnen laten nagaan, dan zouden wij hoogstwaarschijnlijk hetzelfde krijgen als te Delft is gebeurd. Daarom kunnen wij geen belofte ook voor de toekomst doen. Waarschijnlijk zal er op dit gebied een Rijkswet komen, die nog veel strengere eischen stelt. De heer Eerdmans. M. d. V. Uit uw antwoord kan ik niet opmaken of het personeel van de vrijwillige brandweer op dit oogenblik ook geoefend wordt en bekend wordt gemaakt met het gebruik van de spuit. Er is natuurlijk meer te doen dan dat ding te besturener moeten bijvoorbeeld ook slangen worden aangebracht enzocrvoort en daarom zou ik willen weten of het personeel van de vrijwillige brandweer wordt geoefend. De Voorzitter. Dat kunnen wij niet doen, want wij kunnen de menschen daarvoor niet oproepen. Zij zouden er voor kunnen bedanken te komen en bovendien, die menschen zijn volkomen vrij; zij kunnen gaan wandelen wanneer zij willen en wij kunnen niet vast op hen rekenen. Het is toevallig, als wij hen bij een brand krijgen. Er komen er bij een brand wel eenigen op, maar wij hebben geen gezag over hen. Bij het gebruik van hand- en andere spuiten van eenvoudigen aard gaat het gemakkelijk, maar waar wij voor de bediening van een autospuit een chauffeur en een paar manschappen noodig hebben, die altijd bij de hand moeten zijn, kan men niet rekenen op de vrijwillige brandweer, op welke wij geen dwingenden invloed kunnen uitoefenen. Als er iemand onder de manschappen van de vrijwillige brandweer is, die er ambitie in heeft zich met de behandeling van de autospuit bekend te maken, dan is er niets op tegen hem daartoe in de gelegenheid te stellen, maar wij dienen in elk geval een kern van vaste ambtenaren te hebben. De heer Eerdmans M. d. V. De zaak is juist zoo, dat mijns inziens van de leiding van de brandweer pogingen moeten uitgaan om degenen, die bij de brandweer betrokken zijn, er toe te brengen zich in de behandeling van die autospuit te oefenen en dat niet afgewacht moet worden of iemand zich aanmeldt en zegt: ik heb er ambitie in, mag ik er eens aan draaien? Meerdere menschen moet men trachten bekend te maken roet de inrichting van die spuit; het is niet voldoende, dat een chauffeur de zaak aan den gang maakt, want er moeten bijvoorbeeld ook slangen aan gedraaid worden. Het is een ingewikkeld ding en, waar wij een vrijwillige brandweer hebben, is het gewenscht, dat die menschen het gebruik ervan kennen, of legt men het er op toe dat vaste menschen dat zullen doen? Ik heb vernomen, dat er over deze zaak absoluut geen overleg heeft plaats gehad met de vrijwillige brandweer. Dit ergert de vrijwillige brandweer en wat deze in het bijzonder ergert is dit, dat de commandant, die voortgekomen is uit de vrijwillige brandweer, zijn verleden verloochent, omdat hij, terwijl hij vroeger altijd in oppositie was tegen den toenmaligen commandant, den heer Stam, thans degene is, die zelf op een beroepsbrandweer aanstuurt. De heer de Lange. M. d. V. Door den heer Eerdmans wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders vertroe beld. Dit voorstel houdt absoluut geen verband met de vraag, welke de heer Eerdmans stelt. Het voorstel is geboren uit den nood. Het is noodig, dat voor het brandbluschmateriaal, dat er is, geregeld anderhalve man beschikbaar zal zijn om de eerste middelen aan te wenden teneinde dat materiaal bij den brand te krijgen. Daarvoor hebben wij aan de vrijwillige brandweer niets. De manschappen van de vrijwillige brand weer kan men nooit verplichten om thuis te blijven en bij de spuit te gaan zitten, ook als er niets te doen is. De aan gevraagde menschen zijn noodig, opdat ten. allen tijde een of twee menschen aanwezig zullen zijn om te zorgen, dat het materiaal kan uitrukken, als het noodig is. Zij moeten de vrijwillige brandweer oproepen en de politie waarschuwen. Zonder dien waarschuwingsdienst hebben wij aan ons materiaal niets. Het is om niets anders te doen dan om een waarschuwings- en wachtdienst en deze kan niet meer beperkt worden inge richt dan thans wordt voorgesteld. Willen de heeren het personeel niet toestaan, laten zij dit voorstel dan verwerpen, maar laten zij er dan een voorstel aan verbinden om ons materiaal te verkoopen. Dat is consequent. Maar wij kunnen dan niet zeggen: Burgemeester en Wethouders hebben de verantwoordelijkheid voor de bruikbaarheid van het materiaal, als de Raad de middelen weigert om dat materiaal te kunnen gebruiken; dan ligt de verantwoordelijkheid bij den Raad. Als er dan vandaag of morgen brand mocht komen en er is geen personeel, dan zouden wij een mooie spuit hebben, maar die zou niet gebruikt kunnen worden. Het is wel gemakkelijk om zulk een voorstel te doen, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 24