MAANDAG 23 JANUARI 1922.
53
totdat er brand komt, maar dat is niet juist. Zij hebben de
zorg voor de brandkranen in de geheele stad en zij moeten
bijvoorbeeld toezien, dat die onbevroren blijven, terwijl zij
bijvoorbeeld ook hebben toe te zien, als er op gebouwen
soldeerwerk plaats heeft. Ik spreek geen oordeel uit over den
achturigen werkdag, maar iedereen zal mij toegeven, dat een
werktijd van 8 uur spoedig om is, en als men dan let op
het klein aantal personen, dat te Leiden bij de brandweer
in dienst is, kan men toch zeker niet van overdaad spreken.
Bovendien hebben die menschen de zorg voor de brandhlusch-
middelen in de verschillende gemeentegebouwen, bijvoorbeeld
in »Endegeest", en zijn zij ook met het onderhoud daarvan
belast. Men moet wel bedenken, dat dat tijd kost.
De heer Oostdam. Gij hebt nog niet geantwoord op mijn
vraag of wij er met deze uitgave nu zijn.
De heer Bots. Dat is afhankelijk van den groei van de
gemeente. Indien de gemeente zich uitbreidt, is het mogelijk,
dat ook meer brandbluschmiddelen noodig zijn. Er komt in
elk geval nog een wijziging van de organisatie, maar wat
deze spuit betreft, hebben wij afgesproken, dat het afge-
loopen is.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik verwonder mij eenigszins
over den loop van deze zaak. Heeft het college, toen het die
autospuit kocht, zich misschien voorgesteld, dat het een ding
was, dat vanzelf reed? Ik vraag dat, aangezien wij thans pas
het voorstel krijgen om iemand aan te stellen, die dat ding
kan besturen, terwijl die spuit reeds geruimen tijd hier is.
Toch rijdt die spuit reeds. In mijn huis worden mijn huis-
genooten meermalen opgeschrikt door een vervaarlijk gebel
De heer van der Lip. Dan zullen zij bij uw huis misschien
eens extra bellen.
De heer Eerdmansen mijn huisgenooten vertellen mij
dan: wij hebben dat roode monster zien rijden met een aantal
glundere mannen erop. Het Leidsche publiek wordt onder den
indruk gebracht, dat er goed geoefend wordt en er zijn dus
die kunnen besturen.
Nu krijgen wij, terwijl de spuit er al geruimen tijd is, een
voorstel om iemand aan te stellen, die dat ding moet besturen.
Dit is teekenend. Ik stel mij voor ik vrees dat ook na
hetgeen de Wethouder heeft gezegd dat wij na een paar
maanden weer een voorstel krijgen om vaste menschen aan te
stellen, die naast den chauffeur moeten zitten, want naast de
plaats van den chauffeur zijn twee banken, waarop zes mannen
kunnen zitten. Indien ik het ook goed gelezen heb, zijn er zes
man noodig om de spuit te bedienen, die later wel zullen
worden aangevraagd.
Nu ben ik toch van meening, dat men de ontwikkeling van
de brandweer in dit opzicht te veel zoekt in de richting van
een vaste brandweer. Wanneer men dit wil, laat men het dan
in eens zeggen, dan weten wij waarover wij stemmen en dan
kunnen wij de zaak overzien. Wanneer men dat niet wil, dan
moet men nu de richting uitgaan dat men de vrijwillige
brandweer te hulp roept bij de bediening van dit nieuwer-
wetsche brandbluschmiddel. Zouden deze menschen zoo onhan
delbaar en zoo hardleers zijn, dat zij niet geoefend zouden
kunnen worden in het vrijwillig dienstdoen bij deze spuit?
Het gaat nu evenwel met dit voorstel de richting uit van
een klein beginnend vast corps. Er wordt reeds gesproken
van een vaste post. Er zal dus altijd iemand zijn, die daar
voortdurend zit te waken; de motor zal altijd warm zijn en
de spuit zal dadelijk moeten kunnen uitrukken.
Men moet niet uit het oog verliezen er is terecht mijn
aandacht op gevestigd dat de groote inrichtingen hier te
Leiden, de groote fabrieken, alle hare eigen brandblusch
middelen hebben. Wanneer daar brand uitbreekt en die
brandbluschmiddelen werken, dan zal het met behulp daarvan
gelukken om groote branden te voorkomen. Wij moeten ons
dan ook niet voorstellen, dat wij bij brand in groote gebouwen
als fabrieken van den aanvang af de blussching met die auto
spuit ter hand zullen moeten nemen. Was dat het geval dan
zouden wij toch waarschijnlijk het resultaat, dat wij wenschen,
niet kunnen bereiken. Evenals in andere plaatsen is de vrij
willige brandweer ook hier tot dusver een instituut geweest
dat goed gewerkt heeft en ik heb ook vernomen, dat de
commandant van de brandweer hier uit de vrijwillige brand
weer is voortgekomen. Die menschen zijn niet onwillig of
onbekwaam om zich aan te passen aan den nieuwen toestand,
om zich met dit moderne brandbluschmiddel te oefenen, even
goed als het vroeger is gegaan met de handspuiten, voor de
bediening waarvan ook zekere oefening noodig was.
Maar men zoekt het blijkbaar in een andere richting. Ik zou
liever zien, dat een organisatie van de vrijwillige brandweer
werd tot stand gebracht van dien aard, dat de vrijwillige
brandweer ook bij dit nieuwe brandbluschmiddel te werk gesteld
zou worden, hetgeen in de lijn zou liggen van wat wij tot
dusver gedaan hebben.
Ik zal dus niet kunnen medegaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Heemskebk. M. d. V. Er is hier in den Raad een
strooming, die over het algemeen gekant is tegen deze auto
spuit. Ik zal niet zeggen, dat ik een bewonderaar ben van
de aanschaffing van die spuit, maar zij is er eenmaal en als
zij er eenmaal is, dan moet zij ook goed bediend worden.
Wanneer ik nu lees het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, waarbij gelden worden aangevraagd voor aan
stelling van een chauffeur-mechanicien en 2 nieuwe brand
wachten, dan stel ik mij de vraag, boe eigenlijk die regeling
voor elkaar moet komen en of dat eigenlijk wel voldoende
personeel is om de autospuit naar behooren te bedienen.
De chauffeur is er om de spuit te rijden en ik begrijp, dat,
als die chauffeur er niet is, hij vervangen zal worden door
één van de andere brandwachts: maar die andere brandwacht
zal niet in staat zijn de spuit naar behooren te bedienen, in
elk geval niet om op te treden wanneer zich een of ander
eraan voordoet, dat direct verholpen moet worden. Nu kan
het ook zijn, dat hij telefonisch den chauffeur ontbiedt, maar
de chauffeur kan zijn vrijen dag hebben; hij zal niet ten
allen tijde thuis zijn, zoodat hij niet direct bereikbaar is; hij kan
ook ziek worden. Ik zou dus gaarne vernemen, hoe men
zich die regeling eigenlijk dacht. Het is wat onduidelijk. Het
lijkt mij te veel, dat, nu men eenmaal de autospuit heeft,
gezien de opinie, die daaromtrent bestaat, bij Burgemeester
en Wethouders te veel is doorgedrongen het ideewij moeten
zuinig zijn wat betreft het aanvragen van manschappen voor
die spuit. Dat gaat niet. Wanneer de spuit er eenmaal is en
zij is goed, dan moet zij ook goed bediend worden dat kunnen
wij niet achterwege laten, hoe slecht het ook met de gemeente-
financiën staat.
De heer Bots. M. d. V. De bedoeling is, dat de overige
brandwachts geoefend worden om den chauffeur te kunnen
vervangen. Bij de brandweer is het algemeen zoo, dat als
een man mankeert, er een opvolger is, die hem kan vervangen.
Het rondrijden met de autospuit, waarvan de heer Eerdmans
heeft gesproken, gebeurt voor oefening.
Het bezwaar, dat er slechts één chauffeur is, kan niet te
veel wegen. Bij vele takken van dienst is het zoo, dat men
op 1, 2 of 3 menschen is aangewezen en bij ziekte van den
een de ander invalt. Alles is zoo zuinig mogelijk geregeld.
De heer Sijtsma. M. d. Y. Ik wensch een paar opmerkingen
te maken, de eerste naar aanleiding van het gesprokene door
den heer Mulder. Deze heeft aangevoerd, dat wij niet meer
menschen noodig zouden hebben, als er geen achturige werkdag,
was. Er heerscht een strooming, welke bevorderd wordt door
menschen als de heer Mulder, om den achturigen werkdag te
veranderen in een tienurigen werkdag en volgens die leer zouden
wij dan straks te veel werklieden krijgen en zouden wij een
gedeelte weer op wachtgeld moeten stellen. Indien de heer
Mulder de overtuiging heeft, dat de oorzaak van het aanvragen
van drie man ligt in den achturigen werkdag, dan moet hij
met ons voorstel meegaan, omdat wij ook willen wachten,
om als eenmaal de heeren, die den werkdag willen verlengen,
hun zin krijgen, niet met personeel opgescheept te zijn.
Wat betreft de opmerking van den Wethouder Bots, dat
de manschappen van de brandweer de brandkranen moeten
bedienen en de gebouwen van de gemeente, bijvoorbeeld die
op »Endegeest", moeten nazien, ik wil er op wijzen, dat
ditzelfde ook het geval was, toen wij de autospuit nog niet
hadden, en wij het toen zonder de menschen, die thans worden
aangevraagd, hebben moeten doen. Hetgeen wij nu moeten
hebben, staat in verband met de autospuit en met niets anders
en ik meen dan ook, dat wij het moeten probeeren met dien
eenen man, die absoluut noodig is, en de anderen moeten ge
oefend worden, opdat zij die autospuit ook zullen kunnen
besturen.
Ik handhaaf dus mijn voorstel. Wil men bezuinigen, laten
wij het dan eens op deze wTijze probeeren. Wij zien waar wij
op deze manier heengaan, want de heer Heemskerk wil al
dadelijk meer menschen aanstellenhij zou dus een amendement
moeten indienen om het aantal aangevraagde menschen te
verdubbelen.
De heer Heemskerk. Ik zal dat niet doen, maar ik vind
het schraal.
De heer Sijtsma. Juist ge doet het nog niet, maar straks
gaat het er naar toe ende gemeentenaren mogen dokken.
De Voorzitter. Ik geloof, dat hier werkelijk begripsver
warring bestaat, bijvoorbeeld op het punt van de beroeps
brandweer. Men moet zich eens afvragen: op welke wijze is