9
gemeentewege een ontspanningslokaal ten behoeve van de
werkloozen beschikbaar te stellen, c.q. een bedrag van 500.
aan de Leidsche vakcentralen voor dit doel uit te keeren,
nog niet bij Uwe Vergadering is ingekomen en dus ook niet
in handen van ons College ten fine van praeadvies is gesteld,
hebben wij toch gemeend U reeds vooraf onze beschouwingen
te dezer zake kenbaar te moeten maken. Mocht Uwe Ver
gadering toch in den een of anderen zin gunstig op het
verzoek willen beschikken, dan is eene spoedige beslissing
met het oog op het reeds voor een gedeelte verstreken
winterseizoen, alleszins rationeel. Wij vertrouwen derhalve,
dat Uwe Vergadering ons in dit zeer bijzondere geval niet
ten kwade zal duiden, dat wij op Uwe beslissing in zake
de wijze van behandeling van het verzoek zijn vooruit-
geloopen en U reeds nu onze meening omtrent het gevraagde
uiteenzetten.
Thans tot den inhoud van het verzoek komende, brengen
wij U in herinnering, dat in den winter van het jaar 1919,
nadat reeds tevoren van particuliere zijde pogingen waren
in het werk gesteld in het belang van de ontwikkeling en
de ontspanning der werkloozen door beschikbaarstelling van
een lokaal in het Leidsche Volkshuis aan den Apothekers-
dijk, van gemeentewege getracht werd een gemeentelijk of
particulier gebouw voor dat doel beschikbaar te stellen. Na
veel moeite gelukte het eindelijk een lokaal in het gebouw
„Patrimonium" op de Hooglandsche Kerkgracht te huren
voor 3.per dag, met inbegrip van de kosten van ver
warming en verlichting doch exclusief de kosten van toe
zicht, waarvoor een apart persoon werd aangesteld, tegen
eene vergoeding van 2.50 per dag.
Gedurende de wintermaanden van 1920 en 1921 werd dit
lokaal voor het beoogde doel gebruikt, doch in de maand
Februari 1921 vond de eigenaresse in het wangedrag der
bezoekers en in de ergerlijke vervuiling van het lokaal aan
leiding het lokaal niet langer ten gebruike af te staan,
terwijl de aangerichte schade tot een bedrag van 75.
door de gemeente werd vergoed (zie Ingek. Stukken nis 66
en 156 van 1921 en Uwe besluiten van 28 Februari en 30
Mei van dat jaar).
Evenmin als in de jaren 1920 en 1921 is thans een ge
meentelijk lokaal beschikbaar. De zolders van het voormalige
Invalidenhuis aan den Middelweg zijn wrak en niet water
dicht. Een belangrijk bedrag zou noodig zijn, om een ge
deelte van 'die zolders voor het gewenschte doel in te richten.
Meubilair is er ook niet aanwezig, terwijl de huurster van
de benedenverdieping ongetwijfeld in haar bedrijf hinder zou
ondervinden, indien de werkloozen daar den ganschen dag
toegang hadden.
De houten loods op de Stadstimmerwerf, voorheen in ge
bruik bij de Arbeidsbeurs voor het afstempelen der werk-
loozenkaarten, is ook niet geschikt. Zij heeft slechts een
oppervlakte van 45 M2. enis dus voor een groot aantal
bezoekers te klein. Bovendien kan met het oog op den goeden
gang van zaken op de Werf een groot aantal personen niet
gedurende den ganschen dag op de binnenplaats van de
Werf worden toegelaten.
Andere gemeentegebouwen zijn voor het beoogde doel
niet te vinden, terwijl particuliere lokalen, indien aanwezig,
na de in het gebouw „Patrimonium" opgedane ervaring
zeker niet aan de gemeente zullen worden afgestaan.
Afgescheiden van een en ander ligt het o.i. ook veel meer
op den weg der verschillende vakcentralen, om zelf voor de
ontspanning van hare werklooze leden zorg te dragen. De
vakcentralen toch hebben of wel een eigen gebouw tot hare
bèschikking, om hare eigen werklooze leden te ontvangen,
of kunnen dit ongetwijfeld gemakkelijk verkrijgen voor hare
geestverwanten. Voor de werkloozen zelf zal het ook veel
aangenamer zijn, ieder in eigen kringen ter ontspanning
samen te komen, dan allen te zamen in één lokaal.
Dat de gemeente hiervoor aan de vakcentralen eene onder
steuning van 500.— in totaal zou moeten verleenen, gelijk
subsidiair in het adres wordt gevraagd, lijkt ons niet rationeel.
Ten laste van de gemeentekas worden wekelijks reeds op
verschillende wijze zeer aanzienlijke bedragen ten behoeve
van de werkloozen uitgekeerd en wij kunnen daarom niet
inzien, waarom de verschillende bonden, waarbij de werk
loozen zijn aangesloten, dit bedrag van 500.in totaal
nu eens niet voor hunne rekening zouden kunnen nemen.
Den bonden zou dit tot eer strekken en den werkloozen
moet het veel aangenamer zijn, dat voor hunne ontspanning
niet door een gift uit de gemeentekas, doch door hunne
eigen vereenigingen wordt zorggedragen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging op
het verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond afwijzend
te beschikken.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 9 Januari 1922.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
De groote werkloosheid in onze gemeente heerschende
dringt met kracht de wenschelijkheid naar voren tot be
schikbaarstelling van een lokaal, waar de vele honderden
werkloozen desgewenscht een gelegenheid vinden zich op
gepaste wijze ontspanning te verschaffen.
In vorige jaren is eveneens van gemeentewege een der
gelijk lokaal beschikbaar gesteld, waarmede is vastgesteld
dat ook Uw College het gewenscht acht dat een gelegenheid
bestaat waar de werkloozen zich kunnen ontspannen.
Waar Uw College blijkbaar, gezien het reeds verstreken
deel van den winter, niet het voornemen heeft thans weder
ongevraagd tot het beschikbaar stellen van een ontspan
ningslokaal over te gaan, zien ondergeteekenden, in opdracht
van hunne organisatie, zich genoodzaakt deze zaakjbij Uwen
Baad aanhangig te maken.
Zij hebben derhalve de eer Uwen Baad te verzoeken ten
spoedigste van gemeentewege een ontspanningslokaal voor
werkloozen beschikbaar te stellen, of, zoo dit onverhoopt
door omstandigheden niet mogelijk mocht zijn, een bedrag-
van 500.ter beschikking te stellen van de te Leiden
bestaande Vakcentralen (te verdeelen volgens het ledental
dier organisaties) teneinde hen in staat te stellen in de
ontspanningsbehoeften van hunne werklooze leden te voorzien.
'tWelk doende enz.,
Voor de Leidsche Bestuurdersbond,
H. J. Baart Voorzitter.
J. J. v. Stralen Secretaris.
N°. 29.
Leiden, 16 Januari 1922.
Het hierachter afgedrukte voorstel van den heer van
Stralen, dat in Uw laatste vergadering in onze handen werd
gesteld om praeadvies, beoogt van gemeentewege een bijslag
te geven op de werkloozenuitkeeringen, indien de Begeering
de voorgenomen verlaging der uitkeeringen doorvoert.
De voorsteller heeft hier het oog op de in Uwe Vergadering
van 19 December 1921, zij het onder protest, aanvaarde
regeling, waarbij noodlijdende werkloozenkassen door extra
subsidie vanwege Bijk en Gemeente in de gelegenheid worden
gesteld de uitkeeringen aan hun werklooze leden in 1922
voort te zetten, mits daarbij aan eenige voorwaarden wordt
voldaan, waarvan eene is, dat in de plaats van de bedragen
der reglementaire uitkeeringen treden de door den Minister
van Arbeid vastgestelde bedragen, welke voor Leiden zijn
2.85 per dag voor gehuwde personen en kostwinners,
2.15 voor kostgangers en ƒ1.20 voor ongehuwden, die bij
hun ouders inwonen.
Een besluit, als door den heer van Stralen gewenscht,
werd verleden jaar o. a. genomen door de gemeente Het
Bildt. Gedeputeerde Staten van Friesland hebben echter
aan dit besluit hunne goedkeuring onthouden. Dit College
overwoog daarbij, dat, waar het verleenen van overheids
steun aan werkloozenkassen een onderwerp van regeling bij
wet en Koninklijk Besluit geworden is en dus tot een zaak
van algemeen Bijksbelang is gestempeld, het raadsbesluit,
dat buiten deze Bijksregeling om toeslagen beschikbaar stelt,
geacht moet worden te treden in hetgeen van algemeen
Bijksbelang is en te strijden met artikel 150 der Gemeente
wet. Van dit besluit kwam de gemeente Het Bildt in beroep
bij de Kroon. Het beroep werd echter bij Koninklijk besluit
van 21 October 1921 No. 97 ongegrond verklaard.
Het Koninklijk besluit overweegt, dat de gevraagde goed
keuring op het raadsbesluit niet kan worden verleend, omdat
blijkens de artikelen 4 eenerzijds, 12 en 13 anderzijds van
het werkloosheidsbesluit 1917 door den Minister van Arbeid
bij de goedkeuring van reglementen van werkloozenkassen
er naar wordt gestreefd, dat de bedragen der uitkeeringen
worden bepaald binnen zekere normen en het niet gewenscht
kan worden geacht, dat een gemeentebestuur door het geven
van toelagen op uitkeeringen plaatselijk daarin wijzigingen
aanbrengt.
Onder deze omstandigheden kan van aanneming van het
voorstel van den heer van Stralen geen effect worden ver
wacht, zoodat wij U in overweging moeten geven, daartoe
niet over te gaan.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Ondergeteekende stelt voor van gemeentewege een bijslag
te geven op de werkloozenuitkeeringen, indien de Kegeering
de voorgenomen verlaging dier uitkeeringen doorvoert.
J. J. v. Stralen.