MAANDAG 2 JANUARI 1922.
15
zoolang zij uit de kas trekken niet bepaald ernstig moeite
doen om werk te vinden.
In de verschillende vereenigingen zullen niet louter op en
top eerlijke menschen zitten; ik kan mij zeer goed denken,
dat er menschen zijn, die trachten, zij het dan ook dat de
uitkeering heel wat minder is dan wat zij met werken zouden
verdienen het zullen waarschijnlijk geen eerste klasse
vakmenschen zijn zoolang het mogelijk is van de uitkee-
ringen te trekken en eerst wanneer dit algeloopen is ernstig
moeite doen om werk te krijgen.
Het spreekt vanzelf, dat, hetzij men de zaak bekijkt van
het standpunt van het Burgerlijk Armbestuur, hetzij van het
standpunt van den Raad of van het standpunt van een
steuncommissie, in elk geval dergelijke practijken steeds afge
keurd moeten wordt n.
Nu de quaestie: Burgerlijk Armbestuur of steuncom
missie
De heer Wilmer zegt, dat men indertijd in den Roomsch
Katholieken Volksbond ook ontevreden was ten opzichte van
het Steuncomité. Mijnheer de Voorzitter, u zelf als eerelid
van het Steuncomité kunt het beamen; ik heb indertijd geen
ernstige klachten vernomen over het Steuncomité. Over het
algemeen heb ik geen érnstige klachten gehoord over de
wijze, waarop het Steuncomité hier ter stede handelde. Wel
waren er onder de werkgevers, die liever hadden gezien, dat
de menschen geen ondersteuning hadden gekregen van het
Steuncomité en dan wellicht bij hen voor 5.per week
waren komen werken in dit opzicht is er veel tegen het
Steuncomité aangevoerd maar de werkloozen zeiven zijn
nooit tenzij zij zich aan fraude of andere verkeerde
handelingen hadden schuldig gemaakt en dan mochten wij
met hen geen consideratie gebruiken ontevreden geweest
over de gestie of de werkwijze van het Steuncomité. Nu kan
men zeggen, dat in het Burgerlijk Armbestuur de noodige
veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht,
maar in het Steuncomité zaten vertegenwoordigers van orga
nisaties, onder anderen de heeren van Stralen, Eikerbout en
Schoneveld hebben onder voorzitterschap van den heer Heeres
medegewerkt tot het oplossen van gegronde klachten en tot
het verzekeren van een behoorlijke ondersteuning aan de
menschen, maar zelfs al zou het Burgerlijk Armbestuur nog
zoo goed zijn en al zou het de noodige veranderingen en
verbeteringen ondergaan, dan blijft toch mijn standpunt, dat,
hoezeer ik ook het optreden van het Burgerlijk Armbestuur
op prijs stel, ik nooit zal medewerken om deze zaak bij het
Burgerlijk Armbestuur onder te brengen, omdat de werk
loozen niet thuis behooren bij het Burgerlijk Armbestuur.
dat tijdens den oorlog heeft bestaan, zou volgens de heeren
geen fouten hebben gehad. De mortibus nil nisi bene! Alle
doode menschen zijn tijdens hun leven goed geweest, al was
er op hen nog zooveel aan te merkeu. Velen waren blij, toen
dat Steuncomité werd opgedoekt, omdat er tal van misbruiken
waren ingeslopen èn ik vrees, dat wij in een dergelijke crisis
commissie ook zulke dingen zouden krijgen, omdat zij niet
op zoo'n goede wettelijke basis zou zijn geschoeid als het
Burgerlijk Armbestuur.
Ik kan niet deelen de eigenaardige gedachte van mevrouw
van Itallie, die zegt, dat het haar niet kan schelen of het
Burgerlijk Armbestuur dan wel een steuncommissie deze zaak
regelt, maar dat zij, omdat de betrokkenen zelf liever een
steuncommissie hebben, haar stem aan het voorstel van den
heer van Stralen zal geven. Daarvoor zitten wij hier niet.
Wij zitten hier eenvoudig om onzen plicht te betrachten in
dezen zin, dat wij èn het belang van de werkloozen èn het
belang van de gemeente te zamen moeten in het oog houden.
Nu wil het mij voorkomen, dat wij zulks niet doen met te
zeggen: het kan mij eigenlijk niet schelen, maar die menschen
hebben het liever zoo. Neen, ik vraag niet wat de menschen
liever Jaebben, maar ik vraag mij naar eer en geweten af
wat is de beste wijze van doen om de belangen zoowel van
de gemeente als van de werkloozen zoo goed mogelijk te
behartigen Op die wijze heeft de Raad zich indertijd in
meerderheid in deze mateiie uitgesproken en ik hoop, dat hij
het thans weder zal doen, ook omdat uit hetgeen de Wet
houder, die voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur is,
gezegd heeft, gestadig blijkt met hoe groote zorg en sympathie
het werk verricht wordt. Hetgeen wij van den Wethouder de
vorige maal en nu ook weder vernomen hebben toont aan, dat
hij op de ondersteunden niet neerziet, doch dat hij integendeel
alles wil doen om de zaak zoo goed mogelijk te doen func-
tioneeren en de menschel zoo goed mogelijk te helpen.
Gezien de goede bedoelingen van het Burgerlijk Armbestuur
durf ik mijn stem gerust tegen het voorstel van den heer
van Stralen uit te brengen.
De heer Mulder. M. d. V. De heer Oostdam heeft reeds
genoeg gezegd over het Steuncomité en ik zal daarop dus niet
verder ingaan. Ik wil dan nu alleen iets zeggen naar aanleiding
van wat de heer van Stralen in het midden gebracht heeft.
De heer van Stralen acht het zoo bezwaarlijk dat de door
het Armbestuur ondersteunde werkloozen een oranjekaart
kr ijgen. Als dat zoo ergerlijk is, laat het Burgerlijk Aimbestuur
dan roode kaarten geven; en als er op de kaart gesproken
wordt van »bedeelde" laat er dan op gezet worden: «onder
steunde". Dat is het toch feitelijk.
Ik vraag mij nu toch afwanneer er van tijd tot tijd klachten
zijn van menschen, die door het Burgerlijk Armbestuur niet
goed behandeld zijn wat natuurlijk mogelijk is moeten
die dan worden opgezouten totdat er een lijstje is waarop
eenige namen staan en dat dan hier eens ter tafel moet komen
Ik wil vragen aan den heer van Stralen: zit daarbij nu werkelijk
voor het waarachtig verlangen om die menschen te helpen,
of is het om reclame te maken voor uw partij Dit laatste
zou ik, waar het zoo'n treurige zaak geldt, een groote schande
noemen ook voor uw partij.
Als de heer van Stralen werkelijk het waarachtig belang
van die menschen op het oog heeft het is hem meer gezegd
waarom dan niet bij den Wethouder of het Burgerlijk Arm
bestuur zoo'n lijstje ingeleverd En als hij daar geen gehoor
mocht vinden, laat hij dan daarmede hier komen. Het komt
niet te pas daarmede hier eerder te komen. Dan zou het
reclame zijn en niet het behartigen van het waarachtig
belang van die menschen.
De heer Dubbeldeman. De heer Kuivenhoven is een arbeiders
afgevaardigde, waarvan de Christelijke arbeiders en ook de
werkloozen zeer veel genoegen beleven
Wij hebben hem hier straks hooren zeggen, dat het van
die werklooze arbeiders niet te pas komt, dat zij nog zouden
willen trekken als de kas uitgetrokken was
De heer Kuivenhoven. Ik heb gezegd, dat zij er dan geen
recht meer op hebben.
De heer Dubbeldeman. Is de heer Kuivenhoven dan vergeten,
dat er op het oogenblik tal van werklooze arbeiders zijn, die
zonder te trekken jaren bijgedragen hebben aan de werk-
loozenkas? En toch zegt hij, dat zij, als er niet meer is, dan
geen recht meer hebben op uitkeering.
Dat is toch een schande. Arbeiders, die jarenlang hebben
bijgedragen er zijn er zelfs bij die bijgedragen hebben
zoolang de fondsen van hun vakbonden bestaan zouden
thans, nu zij de eerste week of de eerste 14 dagen zouden
moeten trekken, verwezen moeten worden naar het Burgerlijk
Armbestuur en betiteld worden als armlastigen? De heer
Kuivenhoven gevoelt wel, dat dit niet opgaat.
De heer Oostdam. M. d. V. De heer van Stralen schijnt
helderziend te zijn, want hij heeft tegen mij het volgende
aangevoerdde houding, welke de heer Oostdam aanneemt,
verbaast mij van hem niet, want, als hij de menschen naar
de kerkelijke diaconie kon verwijzen, zou hij nog meer in
zijn schik zijn. Waar haalt hij het vandaan? Ik herhaal: de
man is helderziend.
De heer Dubbeldeman. Spreek het eens tegen!
De heer Oostdam. Dat komt misschien nog, maar wanneer
de heer van Stralen begint met mij iets in de schoenen te
schuiven, rust op hem de bewijslast, niet op mij.
Nu dacht ik, dat in het vele, wat ik over deze zaak heb
gezegd zij is meermalen aan de orde geweest geen
schijn of schaduw van sympathie mijnerzijds te vinden is
met de gedachte om de menschen naar de kerkelijke diaconie
te verwijzen. Dat zou ook niet verstandig wezen. Men heeft
onder de werkloozen menschen van allerlei richting en waarom
zou ik nu, hier zittende niet als Katholiek, maar als Raadslid,
die voor de werkloozen van de gansche gemeente heeft te
zorgen, die menschen naar de kerkelijke diaconie willen
verwijzen? Ik zou daarmede iets nastreven, dat niet bereik
baar was.
De heer van Stralen heeft alzoo zijn helderziendheid minder
sterk getoond dan zij waarschijnlijk is.
Het spijt mij zeer, dat de heer Heemskerk medewerkt in
de verkeerde richting, door op de werkloozen wel het stempel
van armlastigheid te willen drukken. Dit heeft indertijd bij
niemand van hen, die hebben gestemd vóór het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om de werkloozenzorg bij het
Burgerlijk Armbestuur over te brengen, voorgezeten. Wij
hebben dat nu weer van den heer Wilmer vernomen en
waarom wordt het tegendeel dan toch a tort en a travers
door den heer Heemskerk volgehouden? Waarom wil men
nu toch op die gezinnen het stempel van armlastigheid druk
ken? Het spijt mij, dat de heer Heemskerk dit argument
heeft gebezigd.
Ik heb gehoord, dat aan het Burgerlijk Armbestuur eenige
fouten kleven, maar als er een steuncommissie komt, zullen
daaraan ook wel fouten te bemerken zijn. Het Steuncomité,