GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
253
INCIEKOHEII STUKKEN.
No. 418. Leiden, 19 December 1921.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de door Burgemeester en Wethouders voor
gestelde schoolgeldregeling voor het Lager Onderwijs (Ingek.
Stukken No. 407) geen bezwaar heeft.
Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen de begrootings-
regeling, gevoegd bij de voordracht van Burgemeester en
Wethouders betreffende den aanleg van een speelterrein ten
behoeve van de Hoogere Burgerschool voor Jongens en het
Gymnasium (Ing. Stukken No. 415), indien de Raad tot den
aanleg van dit speelveld besluit.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 419. Leiden, 19 December 1921.
De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaar
schriften enz. inzake de plaatselijke directe belasting naar
het inkomen, heeft de eer LJ voor te stellen op de ter visie
liggende bezwaarschriften, belastingjaren 1918/19, 1919/20 en
1920/21 te beschikken overeenkomstig haar mede ter visie
liggend advies.
De Commissie voornoemd,
Th. B. J. Wilmer, Voorzitter.
J. Splinter Gzn, Ld
T. Groeneveld,
Aan den Gemeenteraad.
N°. 420. Leiden, 17 December. 1921.
Onder overlegging van het desbetreffend advies van den
heer Inspecteur der Gymnasia, hebben wij de eer aan Uw
College aan te bevelen ter herbenoeming tot tijdelijk leeraar
in de Wis- en Natuurkunde aan het Gymnasium alhier,
Dr. T. van Lohuyzen, te 's-Gravenhage, zulks gerekend vanaf
5 December j.l. tot op 1 September 1922.
Curatoren van het Gymnasium,
D. C. Hesseling, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 421. Leiden, 19 December 1921.
De rekening der Vereeniging tot Bevordering van den
Bouw van Werkmanswoningen over het jaar 1920 ontmoet
bij de Commissie van Financiën geene bedenking.
Zij adviseert U mitsdien die rekening goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 422. Leiden, 22 December 1921.
Ter voorziening der in het Bestuur der Gemeentelijke
Arbeidsbeurs ontstane vacature door het bedanken van het
lid-werknemer, de heer C. H. Kouw, heeft genoemd bestuur
de eer Uw College te doen toekomen onderstaande aanbeveling.
ie. voor lid-werknemer
de Heer H. SMITTENAAR, Medusastraat 10, thans plaatsverv.
lid werknemer;
de Heer W. C. v. d. BLIJE, Maresingel 56,
en indien de heer H. Smittenaar als lid werknemer wordt
benoemd alsdan
2e. vóór plaatsvervangend lid werknemer
de heer W. C. VAN DER BLIJE, Maresingel 56,
de heer J. G. VALKENBURGH, Steenstraat 35.
Het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
D. M. Kuivenhoven, Voorzitter.
W. F. Schutter, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 423. Leiden, 22 December 1921.
Op 31 December a.s. eindigt de huur van het perceel
weiland aan de Zijl, Sectie N n6. 177, groot 1.88.50 H.A.,
welk perceel in Januari 1919 bij openbare inschrijving werd
verpacht aan W. van der Mey tegen een jaarlijkschen huur
prijs van ƒ611.60.
Aanvankelijk was ons College voornemens dit perceel weder
in het openbaar te verpachten, wijl de tegenwoordige huurder
in den vervolge slechts een huurprijs van 350.— per jaar
wilde betalen. Wel was een vermindering van huurprijs met
het oog op de daling der pachtprijzen te verwachten, doch
wij konden geen vrijheid vinden tot onderhandsche verlenging
der huurovereenkomst te adviseeren tegen een zoo belangrijk
lageren prijs.
Inmiddels kwam een aanbieding in van den veehouder
A. J. Rodenburg, welke voor de gemeenté voordeeliger is;
deze wil n.l. het land voor den tijd van 5 jaren tegen een
jaarlijkschen huurprijs van ƒ400.huren, mits de tusschen-
tijdsche opzeggingstermijn in den zomer in plaats van op
drie maanden, zooals de bestaande voorwaarden inhouden,
op zes maanden gesteld wordt en het land eens per jaar
mag worden gehooid.
'tKomt ons voor, dat in de gegeven omstandigheden op de
aanbieding van den heer Rodenburg kan worden ingegaan.
In overeenstemming met het advies van de Commissie van
Beheer over het Grondbedrijf geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging het perceel weiland, kadaster gemeente
Leiden, Sectie N n°. 177, groot 1.88.50 H.A., gelegen aan de
Zijl tusschen den spoorweg LeidenHoofddorp en het ge
meentelijk baggerterrein aan de Stinksloot, voor den tijd van
vijf jaren, ingaande 1 Januari 1922, te verhuren aan A. J.
Rodenburg, alhier, zulks tegen een jaarlijkschen huurprijs
van ƒ400.en onder de bestaande en bij de gemeente ge
bruikelijke voorwaarden, gewijzigd evenwel in dezen zin, dat
de termijn, welken de gemeente bij tusschentijdsche opzegging
van de huur in acht moet nemen voor het zomerseizoen wordt
gesteld op zes maanden en voor het overige gedeelte van «het
jaar op 3 maanden, en dat de huurder het land eens per jaar
mag hooien.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 424. Leiden, 23 December 1921.
De sloot achter de huizen, staande aan de Oostzijde van
de Rijndijkstraat, op de overgelegde situatieteekening door
de letters AB aangegeven, verkeert in een toestand van
schromelijke vervuiling. In deze sloot loozen de overstorten
der beerputten van bovengenoemde huizen, terwijl de be
woners daarvan er veelal allerlei zaken inwerpen, waardoor
het water, hoewel bijna elk jaar van gemeentewege geschouwd
en door de eigenaren gereinigd, voortdurend in hooge mate
vervuild is. De sloot loopt bovendien aan het Noordelijk einde
dood en komt aan het Zuidelijk einde uit in een andere
poldersloot, die echter evenmin verbinding heeft met vrij
stroomend water, terwijl de circulatie nagenoeg geheel wordt
belet door een dam, die, om verdere vervuiling van den
polder te voorkomen, in laatstbedoelde sloot gelegd is (zie de
situatie bij G).
Door een en ander is de sloot achter de Rijndijkstraat een
stilstaande plas zonder eenige waterverversching geworden,
die zonder overdrijving een der ergste »stinkslooten" in onze
gemeente kan worden genoemd.
Nu aan de andere zijde van de sloot door de woning-
bouwvereeniging »Ons Doel" wordt gebouwd, is het te voor
zien, dat deze ongewenschte toestand nog zal verergeren en
het is dus te begrijpen, dat het bestuur dier vereeniging ons
heeft verzocht, daarin de zoo noodige verbetering te brengen.
Wij hebben dan ook een commissie, bestaande uit den Direc
teur dar Gemeentewerken en de stadsgeneesheeren Drs. J. C.
M. Timmermans en W. Th. M. Weebers, aangewezen, om
0
4