MAANDAG 19 DECEMBER 1921.
587
De heer Knuttel. M. d. V. Ik ben van meening, dat de
Wethouder een middel aan de hand heeft gedaan om aan
het verzoek van de Schoolvereeniging te ontkomen. Hij heeft
medegedeeld, dat hem een geval bekend is, dat een van de
ouders, die verklaard had, dat hij zijn kind naar die school
zou willen sturen, daarop teruggekomen is. Dan is het wettelijk
aantal, dat noodig is, niet bereikt. In ieder geval, als het
bekend is dat sommige menschen erop terugkomen, dan wordt
het geval hoogst twijfelachtig. Als de menschen alleen hun
handteekening willen zetten en er verder niets aan willen
doen, ja, handteekeningen kun je altijd wel krijgen. Wij zullen
dus een onderzoek moeten instellen of het aantal hand
teekeningen nog wel voorhanden is en ik zou dus willen
voorstellen, het verzoek af te wijzen op grond dat het niet
vaststaat dat een voldoend aantal ouders de school door hun
kinderen wenscht te doen bezoeken.
De heer van der Lip. Dat doet er niet toe. Toen het ver
zoek inkwam, was de zaak formeel geheel in orde. Bovendien
zou men heel gemakkelijk er anderen voor in de plaats
kunnen krijgen.
De Voorzitter. Ik wil het voorstel wel in stemming brengen,
maar het geeft niets.
Ik heb het navolgende voorstel van den heer Groeneveld
ontvangen: «Ondergeteekende stelt voor de Plantsoenschool
aan de Eerste Leidsche Schoolvereeniging aan te bieden."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt dus
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Oostdam. M. d. V. Na hetgeen de heer Knuttel
gezegd heeft, kan ik kort zijn. Ik had ook willen vragen of
wij, gehoord de mededeeling van den Wethouder dat een
ouder zich teruggetrokken heeft, het verzoek nog langer als
ernstig hebben te beschouwen. Met groote moeite heeft men
blijkbaar de wettelijke 40 kinderen bijeen weten te krijgen.
Nu hooren wij dat een der onderteekenaars er openlijk mee
te koop loopt, dat hij wel geteekend heeft, maar nog niet
weet, wat er van worden moet. Ik zou dus met mevrouw van
ltallie willen zeggen: heb nog wat geduld.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou mevrouw van ltallie
erop willen wijzen, dat wij over deze zaak al meer hebben
gesproken en dat ik toen al mijn opinie heb gezegd over een
paar punten, die zij ter sprake heeft gebracht. Indertijd heb
ik gezegd, dat ik het geen houding zou vinden om aan de
Schoolvereeniging een oud schoolgebouw aan te bieden, en zelf
een nieuw gebouw te stichten. Dat zou ik geen loyale toe
passing van" de wet vinden, en dat standpunt is ook door
anderen ingenomen. Trouwens de Schoolvereeniging behoeft,
zooals ik reeds opmerkte, maar niet met elk gebouw genoegen
te nemen.
Hetzelfde geldt voor de vraag van Mevrouw van ltallie of wij
het bestuur niet zouden kunnen vragen te wachten tot de
reorganisatieplannen bekend zijn. Ik heb het bestuur dien
raad al gegeven, maar het bestuur zegt: wij doen dat niet,
wij gaan door.
Mevr. van Itallievan Embden. Dan moet de Raad het
maar vragen.
De heer van der Lip. Als de Raad een motie in dien geest
zou aannemen, dan verstrijken de drie maanden waar binnen
beslist moet worden, en het verzoek is toegestaan. Een motie
is geen beslissing. Dan moet de Raad maar weigeren, en
zeggenwij doen bet niet. Maar ik zou dat niet verantwoord
vinden. De belanghebbenden kunnen dan in beroep gaan bij
Gedeputeerde Staten. Het lijkt mij verkeerd door allerlei kleine
middelen te probeeren om de boel te doen mislukken. Laat men
dan liever den royalen weg bewandelen en zeggen: School
vereeniging, het spijt ons zeer, maar we staan het geld niet toe.
Dan nog iets. Mevrouw van Itallie heeft gezegdde geheele
stad weet, dat onze scholen ontvolkt zullen worden. Maar ik als
verantwoordelijke Wethouder kan niet met die gegevens
werken. Wanneer er straks gebrek aan schoolruimte is, ben
ik de verantwoordelijke persoon, en als men mij niet met
cijfers kan aantoonen, dat er een school over is, kan ik dien
weg niet inslaan. De heer Groeneveld wijst bijvoorbeeld op
de Plantsoenschool, maar zonder dat hij kan aantoonen, dat
deze overtollig is. Dat is een sprong in het duister en dien
weg wil ik dus niet opgaan. Maar wil men het verzoek af
stemmen, dan is het mij goed; de belanghebbenden kunnen
dan bij Gedeputeerde Staten in beroep gaan.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou er op willen wijzen,
dat wij niet zonder meer dit verzoek kunnen afstemmen.
Volgens artikel 75 van de Onderwijswet moeten wij dan
daarvoor de reden aangeven.
In artikel 75 staat, dat de medewerking slechts wordt
geweigerd, wanneer niet aan de in artikel 73 omschreven
eischen is voldaan en dat de weigering geschiedt bij een met
redenen omkleed besluit. Nu heb ik tot dusverre nog niet
vernomen, dat in stemming zal worden gebracht een met
redenen omkleed besluit. Wanneer men het afstemt moet
men ook zeggen om welke redenen, en dat heb ik uit het
antwoord van den Wethouder niet kunnen opmaken.
De heer van der Lip. M.d. V. Ik heb dat idee ook volstrekt
niet aangeprezen. Ik heb gezegd: wanneer men er niet aan
wil is dat de beste oplossing. Men kan het motiveeren met
te zeggen, dat zoolang de reorganisatieplannen nog niet zijn
vastgesteld, nog niet bekend is of er een gemeenteschool zal
overschieten. Naar mijn meening moet het verzoek toegestaan
worden, ik ben afkeerig van al die lapmiddelen. Laat men
het dan gewoon weigeren.
De Voorzitter. De heer Groeneveld trekt zijn voorstel in
en dient nu het volgende voorstel in
»Ondergeteekende stelt voor de Plantsoenschool of althans
een gedeelte daarvan aan de Eerste Leidsche Schoolvereeniging
aan te bieden."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt dus
een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Verder wordt door Mevrouw van Itallievan
Embden en den heer Sijtsma de volgende motie ingediend:
»De Raad besluit om het bestuur der Eerste Leidsche
Schoolvereeniging uit te noodigen haar verzoek eenige maanden
uit te stellen, totdat de reorganisatie in behandeling komt en
noodigt intusschen Burgemeester en Wethouders uit zoo
spoedig mogelijk met die reorganisatieplannen in den Raad
te komen."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt dus een
onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Lip. M. d. Y. Daar wij binnen drie maanden
een besluit moeten nemen acht ik een motie om deze zaak
nog eens te bespreken onaannemelijk. Of wij de Plantsoen
school kunnen missen weten wij niet, dat kan op hetoogen-
blik niemand zeggen, en wij kunnen ook, als ik het wel heb,
niet een gedeelte van een gebouw aanbieden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer wij nu, wat de heer
van der Lip beter-vindt, het verzoek afstemmen, dan is het
zeker dat de school er komt. Dan komt zij er automatisch,
als de Minister het goed vindt. Maar als wij de motie aan
nemen hebben wij kans dat de Schoolvereeniging er genoegen
mede neemt en de zaak nog een maand of drie laat loopen.
Als dan de reorganisatieplannen komen, kunnen wij nog eens
zien of wij een school over hebben en, wanneer dan blijkt
dat wij geen school over hebben, kunnen wij besluiten een
oude school te geven en een nieuwe voor de gemeente te
bouwen. Wanneer wij deze motie niet aannemen, dan staat
vast, dat het plan doorgaat, en als wij de motie wel aannemen,
is het nog mogelijk dat de vereeniging een poosje wacht. De
vereeniging is absoluut niet onwelwillend. Er is geen haast
bij, dus met aanneming van de motie is er niets verloren.
Daarom beveel ik haar warm aan.
De motie van Mevr. van Italliev. Embden en den heer
Sijtsma wordt in stemming gebracht en verworpen met 21
tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen: mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
van Stralen, Heemskerk, Mulder, Eerdmans, Pera, Bots, van
der Lip, de Lange, Schoneveld, van Hamel, Kuivenhoven,
A. Elkerbout, Groeneveld, Knuttel, F. Eikerbout, Wilbrink,
Bisschop, van Eek, Piekaar en Dubbeldeman.
Vóór stemmen: de heeren Sanders, Sijtsma, mevrouw van
Itallievan Embden, de heeren Meijnen, Stijnman, Wilmer
en Oostdam.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt vervolgens
in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 13 stemmen.
Vóór stemmenmevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
van Stralen, Eerdmans, Meijnen, Kuivenhoven, Wilmer, Oost
dam, A. Eikerbout, Groeneveld, Knuttel, F. Eikerbout, Wilbrink,
van Eek, Piekaar en Dubbeldeman.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Heemskerk, Mulder,
Sijtsma, Pera, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren
Bots, van der Lip, de Lange, Schoneveld, van Hamel, Stijnman
en Bisschop.
De heer Eerdmans. M. d. Y. Naar aanleiding van deze
stemming wordt mijn aandacht erop gevestigd, dat wij nu