MAANDAG 19 DECEMBER 1921.
581
De artikelen 14 en 15 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
X. Verordening op de invordering van schoolgeld voor het
Lager Onderwijs in de gemeente Leiden.
(Zie lng. St. Nos. 392 en 496.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Oostdam. M. d. V. Het schoolgeld is nu een soort
van belasting geworden. Vandaar dat in artikel 8 reeds sprake
is van vervolgingskosten. Maar ik lees nergens, dat waar
schuwingen en aanmaningen zullen worden verzonden. Volgt
dat reeds uit de Gemeentewet?
De heer van der Lip. Mag ik den heer Oostdam even op
artikel 10 wijzen, waarin staat: »Met betrekking tot de invor
dering wordt overigens gehandeld overeenkomstig de artikelen
258 tot en met 262 der Gemeentewet."
De heer Oostdam. Dank u zeer, dan ben ik tevreden.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Beraadslaging over artikel 1, luidende:
»De invordering van het schoolgeld voor het genieten van
ouderwijs aan de in artikel 1 der verordening tot hetfingvan
schoolgeld voor het lager onderwijs genoemde scholen geschiedt
door den Gemeente-Ontvanger of'door de besturen der bijzondere
scholen, indien zij zelve voor de inning van het schoolgeld
zorgen".
De heer van der Lip. Zooals de dames en heeren gezien
hebben, is door Burgemeester en Wethouders in dit artikel
nog een wijziging aangebracht ter verduidelijking. Bepaald
noodig was "die bijvoeging niet, want dat de besturen van de
bizondere scholen zelf voor de inning van het schoolgeld
kunnen zorgen, staat niet alleen in de Lager Onderwijswet,
maar blijkt ook duidelijk uit het bepaalde bij artikel 4. Ik
vestig hierop even de aandacht, omdat het niet-noemen van
de schoolbesturen in artikel 1 dezer verordening aanleiding
heelt gegeven tot een uitlating in de pers, die mij zoo onaan
genaam heeft aangedaan, dat ik niet kan nalaten, hierover
openlijk iets te zeggen. In de «Nieuwe Leidsche Courant" van
Vrijdag 25 November toch heeft de heer Schaap, secretaris
der Gereformeerde Schoolvereeniging, naar aanleiding van
artikel 1, zooals het oorspronkelijk geredigeerd was, het
volgende geschreven:
»Nu worden in artikel 1 (der heffingsverordening) ook de
bizondere scholen genoemd, met andere woorden de verorde
ning op de invordering schrapt in artikel 1 het heele recht
der bizondere schoolbesturen tot invordering. Nu is het wel
niet zoo erg als het lijkt, want in artikel 4 wordt bepaald
dat de kohieren aan de besturen der bizondere scholen worden
toegezonden, maar het teekent toch de mentaliteit van den
samensteller ten opzichte van het bizonder onderwijs enz."
Ik kan niet anders aannemen dan dat hier met den samen
steller van het ontwerp is bedoeld de chef van de afdeeling
Onderwijs. Is dit juist, dan moet ik constateeren, dat de heer
Schaap blijkbaar niet inziet dat een ambtenaar geen zelf
standig werk levert, maar ontwerpen maakt zooals die door
zijn superieuren worden verlangd. In casu is dan ook de
verantwoordelijke samensteller niet de betrokken Referendaris,
maar de Wethouder van Onderwijs, in hoogste instantie het
college van Burgemeester en Wethouders. Maar verder acht
ik mij verplicht hier te verklaren, dat het beslist onwaar is
dat de chef mijner afdeeling tegenover het bizonder onderwijs
een onwelwillende houding zou aannemen.
Daarvan is mij in den tijd dien de heer Vriend hier thans
werkzaam is, nooit iets gebleken, integendeel hij heeft steeds
getoond de onderwijszaken geheel onpartijdig te beoordeelen
en even goed een open oog te hebben voor de belangen van
het bijzonder als voor die van het openbaar onderwijs. Dat
het trouwens zeer ver gezocht is uit een onbeteekenende omissie
als hier bedoeld al toegegeven dat hier van een omissie
mag gesproken worden de door mij gewraakte conclusie
te trekken, zal iedereen moeten toegeven, en die springt des
te meer in het oog wanneer men bedenkt dat in het aan den
Raad gezonden adres van de bijzondere schoolbesturen mede
door den heer Schaap onderteekend, het niet vermelden van
de schoolbesturen in artikel 1 der Invorderingsverordening
een redactievergissing wordt genoemd.
Dat ik deze opmerking moet maken, doet mij om meer
dan één reden oprecht leed, maar ik vond de door den heer
Schaap, hoofd der Christelijke Kweekschool, geuite verdacht
making te ernstig om daartegen niet te dezer plaatse een
enkel woord van krachtig protest te la'ten hooren.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 2 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer van der Lip. Artikel 6 moet nu luiden:
«Het schoolgeld is in 12 termijnen bij vooruitbetaling ver
schuldigd en vervalt enz."
De heer Eerdmans. Nu bepaald is dat men in 12 termijnen
moet betalen, sluit dat nu uit dat men meer dan één termijn
vooruitbetaalt?
De heer van der Lip. Men mag altijd vooruitbetalen.
De heer Eerdmans. Met de maand Augustus zou het anders
lastig zijn.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd artikel 6
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Thans komt aan de orde het amendement van den heer
Groeneveld, strekkende om tusschen de artikelen 6 en 7 een
nieuw artikel in te voegen; luidende:
»De Gemeente-ontvanger doet binnen de gemeente Leiden
het verschuldigde innen tegen kwitantie. Wanneer een kwitantie
tweemaal tevergeefs is aangeboden wordt de aangeslagene ver
volgd volgens de bepalingen der Gemeentewet."
De heer Groeneveld. M. d. Y. Tot nu was de gewoonte
bij de gemeentescholen, dat de kinderen bet schoolgeld op
school betaalden. Dat was eenvoudig, maar in verband met
de niéuwe bepalingen moet die regeling verdwijnen. Maar nu
wordt aan de ouders een last opgelegd, die mijns inziens niet
is te handhaven. De ouders worden nu verplicht eens per
maand het schoolgeld ten kantore van den Ontvanger te
komen betalen. Dat kost aan die menschen minstens een uur
tijd en dat is toch een last, dien wij aan die ouders niet
kunnen opleggen.
Dit is de reden, waarom ik voorstel de schoolgelden te doen
innen. Ik heb als voorbeeld gevolgd het stelsel aan de Licht
fabrieken. Het verschuldigde aan de Lichtfabrieken wordt ook
per quitantie geïnd, welke quitantie tweemaal wordt aan
geboden, en wanneer men dan nog niet betaalt moeten er
administratiekosten worden betaald. Natuurlijk moet men
iets doen tegen wanbetaling, en daarom heb ik toegevoegd
dat te dier zake gehandeld wordt volgens de bepalingen van
de Gemeentewet.
Dat zijn de redenen, Mijnheer de Voorzitter, waarom ik dit
voorstel heb gedaan. Wanneer men van gemeentewege laat
innen, zal dat ook wel geld kosten, maar dan zal dat laat ik
zeggen 5 minuten per kwitantie kosten, terwijl nu de betaling
een uur per termijn zal kosten, niet aan de gemeente, maar
aan de aangeslagenen. Wanneer nu de gemeente de aan-
geslagenen zoo kan bevoordeelen, dat ze niet elke maand
zoo'n langen tijd moeten verzuimen, geloof ik, dat dat moet
gebeuren. De tijd heeft toch voor elk ingezetene waarde. Als
iemand moet verzuimen, is hij een uur kwijt en dat heeft
waarde, die in geld is om te zetten. Dus ik geloof, dat het
wel zoo moet gebeuren, en de geringe kosten, die aan een
massa-inning zijn verbonden, kan de gemeente wel voor haar
rekening nemen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik voel niet heel veel voor
het amendement-Groeneveld. In de eerste plaats is het toch
altijd voor de menschen, die het beter kunnen betalen,
mogelijk om meerdere termijnen ineens te betalen, en voor
hen is het dus niet noodzakelijk elke maand naar den
Gemeente-ontvanger te loopen. Én wat betreft de menschen
voor wie het minder gemakkelijk is te betalen, die waar
schijnlijk gevonden zullen worden bij de laagste aanslagen,
hebben wij zooeven mijn motie aangenomen, ten gevolge
waarvan Burgemeester en Wethouders alsnog zullen onder
zoeken of een regeling kan worden getroffen, waarbij het voor
die menschen gemakkelijker wordt gemaakt. Bovendien kunnen
de menschen, die het beter kunnen betalen, het ook per giro
doen, want al wordt er gesproken van 12 maandelijksche
termijnen, niemand verplicht ons daartoe; wij kunnen een
paar keer per jaar het geld overmaken. Ook betwist ik het
argument van den heer Groeneveld, dat het niet veel kosten
met zich zal brengen; maar ik geloof, dat er veel kosten mee
gemoeid zullen zijn. Bij de Lichtfabrieken, een bedrijf, worden
de kosten omgeslagen, en men heeft met die kosten slechts
te rekenen bij een algemeen overzicht over het bedrijf, maar
hier zouden het zuivere onkosten zijn, die alleen komen ten
laste van het gemeentelijk budget. Ik voel dus niet veel voor
dit argument van den heer Groeneveld, en zal daarom, tenzij
de Wethouder andere gezichtspunten geeft, tegenstemmen.