578
MAANDAG 19 DECEMBER 1921.
denkbeeld door mij naar voren gebracht, het ideaal was, en
ik heb direct gedacht aan de practische moeilijkheden, maar
trots dat de Wethouder die moeilijkheden zoo zwaar opneemt,
ben ik niet van standpunt veranderd. De Wethouder zegt in
de eerste plaats: we zouden de drukte op het kantoor van
den Gemeente-ontvanger zoodanig vergrooten, dat het ondoenlijk
zou zijn de menschen bij wekelijksche betalingen te helpen,
terwijl wij ook de menschen niet kunnen dwingen, zich elke
week naar dat kantoor te begeven. Bij mij is het denkbeeld
direct naar voren gekomen, dat de zaak in ieder geval gevonden
moet worden buiten het kantoor van den Ontvanger om.
De heer Eerdmans. Dan deugt uw amendement niet.
De heer Heemskerk. Dat moge formeel waar zijn, maar
dan moet een andere oplossing worden gevonden. Nu zegt de
Wethouder: is het zoo erg, die wekelijksche betaling te laten
verdwijnen? de menschen moeten zich maar aanpassen. Ik
geloof niet dat dat gaat. Wij moeten toch ook denken aan
gezinnen met 3, 4 kinderen; daarbij wordt bij een inkomen
van 1400.de betaling 45 cents per week. Als de menschen
per maand moeten betalen, wordt het ongeveer ƒ2.maar,
zooals ik reeds zei, ik vrees dat de aanslagbiljetten iets later
zullen komen evenals bij de belasting, zoodat, als er achter
stand komt, de menschen voor groote bedragen komen te
staan. Maar bovendien vind ik het vreemd, dat, waar ik de
zaak niet alleen bezien heb van den kant der schoolgeld
betalers, maar ook in het belang van de gemeente, ik van
den Wethouder met geen enkel woord heb gehoord, dat hij
er geen schade in ziet voor de gemeente. Gelooft hij niet,
dat er schoolgeld oninvorderbaar zal worden verklaard? Ik
kan dan ook werkelijk, hoe graag ik ook wil toegeven, dat
ons amendement niet past in de regeling zooals die is voor
gesteld, het principe ervan niet prijsgeven. Ik acht het zoowel
in het belang van de schoolgeldbetalenden als in het belang
van de gemeente, dat wij in de toekomst niet alleen hebben
maandelijksche of 3-maandelijksche betalingen, zooals in artikel
7 wordt voorgesteld.
De Wethouder heeft onder andere gezegd, dat men in den
Haag een regeling overweegt met, schoolgeldzegels; daaruit
blijkt toch wel, dat men daar ook de bezwaren tegen maande
lijksche betaling voelt, voor de laagste klassen tenminste. De
Wethouder weet toch ook wel, dat er veel menschen zijn op
wie absoluut niets te verhalen is, maar die wel het schoolgeld
zullen brengen, als ze weten dat hun kind anders de toegang
tot de school wordt ontzegd. Daarom meen ik, dat wij goed
doen, ons amendement intrekkend, een motie voor te stellen,
die de heer Schoneveld bij u zal indienen, en waarbij de Raad
Burgemeester en Wethouders in overweging geeft, een regeling
te treffen, waarbij betaling in wekelijksche termijnen veroor
loofd wordt. Wij laten de uitvoering dus aan Burgemeester
en Wethouders over; die kunnen hun licht dan eens opsteken
in den Haag, en misschien ook eens nagaan, of zij steun
kunnen krijgen van de onderwijzers en hoofdonderwijzers
hier ter stede, maar dan zou ik er toch ernstig op willen
aandringen om in het belang van de schoolgeldbetalenden en
van de gemeente deze zaak goed onder de oogen te zien. Wij
zouden werkelijk in het algemeen belang handelen, wanneer
wij wekelijksche betaling alsnog mogelijk maakten.
De Voorzitter. De heeren Schoneveld en Heemskerk hebben
de volgende motie ingediend:
»De Raad verzoekt aan Burgemeester en Wethouders een
nadere regeling te ontwerpen, waardoor het mogelijk wordt
aan de schoolgeldplichtigen met een inkomen beneden ƒ2000.
wekelijksche betaling te veroorloven".
Als ik het wel héb is de bedoeling van de heeren, dat,
als deze motie wordt ondersteund en aangenomen, wij toch
met de behandeling van deze verordening doorgaan, maar
Burgemeester en Wethouders later, zoo mogelijk, zullen komen
met" een voorstel tot verandering van dit artikel.
De motie wordt voldoende ondersteund en maakt dus een
onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik vrees, dat het voorstel van de
heeren Schoneveld en Heemskerk wordt aangenomen en dit zou
mij spijten, omdat naar mijn meening de Raad zich niet kan uit
spreken, daar hij ten aanzien van deze quaestie niet is voorbereid.
Zou er nu bezwaar zijn op het oogenblik genoegen te nemen
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders? Men
kan nu nog heelemaal niet de werking van deze verordening
nagaan. Zou het nu zoo erg zijn deze te laten werken en
dan later te zien welke verbeteringen er nog in kunnen
worden aangebracht? Dan heeft men intusschen ook de
gelegenheid om na te gaan hoe men wekelijksche betaling
van schoolgelden in andere plaatsen heeft geregeld. In ver
band met hetgeen de Wethouder gezegd heeft komt het mij
voor, dat er groote administratieve bezwaren tegen zijn, ook
tegen de nieuwe regeling zooals die in de motie is neergelegd.
Het komt mij daarom voor dat het niet gewenscht is de motie
aan te nemen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik zou gestemd hebben
tegen het voorstel van de heeren Heemskerk en Schoneveld,
maar ik wil wel stemmen voor de motie. Het voorstel was
niet af. De heeren gaven wel in overweging de heffing van
schoolgeld wekelijks te doen plaats hebben, maar zij zeiden
niet hoe. Alleen zeiden zij, dat zij er geen bezwaar tegen
hadden, dat de inning op de scholen plaats vond, maar dat
zou ik toch verkeerd vinden in verband met het verschil in
de schoolgelden, terwijl dan de kinderen zouden weten voor
wie weinig schoolgeld werd betaald. Het gevolg zou zijn, dat
de kinderen elkander te dien opzichte verwijten zouden maken.
Het gevolg van de motie kan echter zijn, dat door Burge
meester en Wethouders een middel aan de hand wordt gedaan,
waardoor een andere goede wijze van inning mogelijk zal
zijn, en dan heb ik tegen wekelijksche betaling geen bezwaar.
Ik zal dus voor de motie stemmen.
Nu nog iets over mijn eigen voorstel. De heer van der Lip
heeft gezegd, dat hij niet zooveel bezwaar heeft tegen mijn
voorstel om de driemaandelijksche termijnen te doen vervangen
door maandelijksche voor alle aangeslagenen. Ik moet zeggen
dat het niet zoo heel belangrijk is, maar ik verwacht van
die splitsing een administratieve rompslomp en onnoodige
moeite, en daarom geloof ik, dat het beter is alle aanslagen
over één kam te scheren en voor alle burgers maandelijksche
termijnen te stellen. Ik vind het niet noodig in dit opzicht
scheiding te maken tusschen burgers en burgers.
De heer Schoneveld. M. d. V. Ik zou nog even iets op
willen merken aan het adres van den heer van Hamel, die
meent, dat de zaak eerst nog wel een half jaar in werking
kan treden, en dat men dan pas een regeling hoeft te over
wegen, waardoor het mogelijk zou zijn wekelijks schoolgeld
te betalen. Dat is onze bedoeling niet. Onze bedoeling is juist
weergegeven door den Voorzitter, die zei, dat onze motie be
doelt Burgemeester en Wethouders uit te noodigen een nadere
regeling te ontwerpen, de verordening wel te laten doorgaan,
maar rekening houdend met de motie, met andere woorden
als de verordening in werking treedt en er wordt een goede
oplossing in deze zaak gevonden, die tegelijkertijd in werking
te laten treden; dat is onze bedoeling.
De heer Mulder. M. d. V. Een enkel woord aan het adres
van Professor Eerdmans. Die ziet een bezwaar in de mogelijkheid
dat de aanslagbiljetten zoo laat zullen komen. Ik geloof, dat
hij zich vergist, want de schoolgeldheffing zal geschieden
naar den laatsten aanslag in de Rijksinkomstenbelasting. Of
heb ik Protessor Eerdmans niet goed begrepen?
De heer van der Lip. M. d. V. Er is zooeven gezegd, dat,
als de motie van de heeren Heemskerk en Schoneveld wordt
aangenomen, wij met de behandeling der verordening kunnen
doorgaan. Dat is op zichzelf volkomen juist, maar dat doorgaan
heeft geen zin, want wij kunnen de verordening dan toch niet
klaar hebben voor 1 Januari. Er komt dus weer een oponthoud.
Pas in het volgende jaar is er weer een raadszitting, en wij zullen
dan eerst de verordening geheel klaar kunnen hebben en aan
Gedeputeerde Staten kunnen toezenden. Als dat niet juist is,
dan zou ik daar gaarne inlichtingen over willen hebben.
De Voorzitter. De bedoeling is meen ik, dat, als de motie
wordt aangenomen, Burgemeester en Wethouders zoo spoedig
mogelijk komen met een voorstel tot verandering van het
artikel; mocht zoo'n wekelijksche betaling niet mogelijk zijn, dan
zullen Burgemeester en Wethouders dit aan den Raad moeten
mededeelen. Als dat over 2 maanden plaats heeft bijvoorbeeld,
dan moeten 2 maanden lang zij, die een inkomen hebben
onder de 2000.per maand betalendat is de heele be
doeling. Het is niet de bedoeling, de vaststelling der ver
ordening op te houden.
De heer van der Lip. Dan heb ik het verkeerd begrepen.
Het is dus de bedoeling, dat de verordening gewoon aangenomen
wordt, ook artikel 7, en dat wij daarna overwegen of aan het
verlangen van de heeren tegemoet kan worden gekomen, in
welk geval artikel 7 weer zal veranderd moeten worden. Ik
hoop echter, dat de Raad dien kant niet zal uitgaan, want
het lijkt mij onnoodig. De heer Mulder heeft een cijfer genoemd
van een rijksdaalder per maand, maar dat is niet juist. Bij een
inkomen van 1900.is er nooit meer schoolgeld verschuldigd
dan 18.per jaar, dat is dus 1.50 per maand en dat is
het maximum; bij een inkomen van ƒ1500.per jaar is het
maximum 12.— per jaar. Men beroept zich op Den Haag,
maar men moet niet vergeten, dat het schoolgeld daar hooger
is, omdat men daar ook het schoolgeld berekent naar het zuiver
inkomen. In Arnhem wordt alles per drie maanden betaald.
Verder moet ik er nog op wijzen, dat de besturen van de
bijzondere scholen geheel vrij zijn om de inning te regelen