MAANDAG 19 DECEMBER 1921. 577 waarop aangeteekend wordt of iedere week betaald is. Dan heeft men de verschillende moeilijkheden ondervangen. De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik voorstellen de beraadslagingen te schorsen tot vanavond? Het is nu half zes. De Voorzitter. Als niemand daar bezwaar tegen heeft, schors ik de vergadering tot vanavond kwart over acht. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8J uur. Thans zijn afwezig de heeren Huurman, Splinter en Rotteveel. Voortgezet wordt de behandeling van punt 9 der agenda. De heer van der Lip. M. d. V. Allereerst iets over het amendement van de heeren Heemskerk en Schoneveld. Naar mijn meening kan dat amendement zooals het daar ligt niet worden aangenomen. Het gaat toch niet aan om de be langhebbenden te dwingen elke week ten kantore van den Ontvanger te komen voor het betalen van schoolgeld. Het gevolg daarvan zal zijn, niet alleen dat de Ontvanger er teer veel werk door krijgt, maar ook dat er veel meer achterstand in de betaling zal zijn; de Ontvanger zal dan elke week moeten nagaan of de belanghebbenden wel aan hun verplichting hebben voldaan en dan de achterstalligen moeten gaan ver volgen volgens de procedure, die bij de Gemeentewet is voor geschreven. Wanneer men wil betaling per week, dan zal men dat op een andere manier moeten regelen. Men kan het dan doen bijvoorbeeld door aan de schoolhoofden op te dragen om het schoolgeld te innen. Men moet dan de aanslagbiljetten aan de schoofhoofden geven, en die kunnen dan het schoolgeld innen en er voor quiteeren. Maar men kan het op deze manier niet doen, als de verordening er over zwijgt, dus wanneer men die wekelijksche betaling wenscht, zal men een geheel aparte regeling daarvoor in de verordening moeten opnemen. Er zijn meer gemeenten, die met de moeilijkheid zitten van de inning van schoolgelden bij de week, in Den Haag overweegt men bijvoorbeeld het plan om daarvoor schoolgeldzegels te laten plakken. Wanneer dus de heeren Heemskerk en Schoneveld hun idee niet willen prijsgeven, zullen zij een motie moeten indienen, waarbij Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd de verordening zoo te wijzigen, dat mogelijk wordt betaling per week, en dan zal de verordening weer moeten worden aan gehouden. Wat nu betreft het doen innen door de hoofden, daaraan zijn mijns inziens groote bezwaren verbonden. Ten eerste zullen de hoofden in het vervolg een eigen klasse krijgen en kunnen dus niet met zooveel werk er bij worden belast. En bovendien is de schoolgeldregeling niet meer zoo eenvoudig als tot dusverre. Tot nu toe betaalde ieder, die aan het schoolhoofd betaalde, zes cent per week, maar in het vervolg zal dat veel ingewikkelder worden, daar nu voor de leerlingen verschillende bedragen zullen moeten worden betaald, terwijl in het bedrag in den loop van het jaar ook verandering kan komen. De administratie zal dus veel minder eenvoudig zijn dan tot dusverre. Bovendien hebben wij ook geen zeggenschap in dezen over de hoofden der bijzondere scholen. Wij kunnen die inning wel aan onze eigen schoolhoofden opdragen, maar niet aan die van de bijzondere scholen. Er zijn dus allerlei bezwaren tegen het idee om de schoolhoofden met de inning van het schoolgeld te belasten. Natuurlijk zijn er eveneens practische bezwaren verbonden aan het plakken van schoolgeldzegels. Het wil mij dus voor komen, dat het beter is, in het geheel niet op die bizondere wijze van inning in te gaan; de bedragen zijn zoo gering, dat de ouders ze heel goed per maand kunnen betalen. Het wordt een kwestie van 40, 50 ct. per maand, het kan iets meer zijn, laat het desnoods ƒ1.worden; dat kan toch wel in eens worden betaald en laten de menschen anders iedere week wat wegleggen. Waarom moeten wij den menschen toch altijd tegemoet komen in hun eigenaardige zwakheden? Laten ze eens in de week een kwartje wegleggen en dan eens in de maand een gulden naar den Ontvanger brengen. Dat kon toch vroeger ook wel. Als de heeren Heemskerk en Schoneveld echter hun zin willen hebben, zullen ze het anders moeten aanleggen, want op deze manier is het amendement onaannemelijk/Men kan den Ontvanger niet verplichten iedere week het geld te ontvangen, en men kan de menschen niet verplichten, iedere week naar den Ontvanger te gaan om te betalen. Dan moet er een andere regeling worden getroffen. Ik wil hier nog iets aan toevoegen. De heer Groeneveld heeft nog een bezwaar genoemd tegen betaling aan de school hoofden, dat door den heer Schoneveld niet is geaccepteerd, maar dat toch wel van belang is, namelijk dat de kinderen zullen te weten komen hoeveel ieder betaalt, erger nog, dat ze dadelijk zullen merken welke kinderen tot de armen behooren. Dat lijkt ook mij uit paedagogisch oogpunt niet aanbevelenswaardig. Het amendement-Groeneveld bedoelt alle betalingen per maand te laten geschieden. Daartegen heb ik minder over wegend bezwaar, hoewel ik het toch niet kan overnemen. Het lijkt mij, dat het voor de administratie veel eenvoudiger is, wanneer er ook een categorie personen is, die per 3 maanden betaalt. De administratie wordt noodeloos verzwaard, als elke betaling per maand wordt gesteld. Men moet ook niet ver geten, dat op het oogenblik al het schoolgeld per 3 maan den wordt betaald, met uitzondering dan van de derde- klasscholen, ik spreek nu van de openbare scholen. Ook aan de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium wordt per 3 maanden betaald, geen enkele categorie betaalt daar per maand of per week. Voor de laagste inkomens is daar ƒ8. schoolgeld verschuldigd en toch worden ook deze lage bedragen per 3 maanden betaald. .Zooals de heer Groeneveld zei, het kan natuurlijk gebeuren, dat iemand eerst per 3 maanden betaalt omdat hij werd verondersteld een inkomen te hebben van meer dan ƒ4000.en dat later blijkt, dat dat inkomen te hoog was geraamd en hij dus feitelijk per maand moest betalen. Het eenige gevolg is dan, dat iemand iets langer dan noodig is per 3 maanden heeft betaald, in plaats van per maand; maar hij betaalt natuurlijk geen cent meer; dat bezwaar is dus niet gewichtig. Hoewel ik het amendement van den heer Groeneveld dus minder bezwaarlijk vind dan het andere, zou ik toch den Raad in overweging willen geven het niet aan te nemen. De heer Mulder. Ik hoop, dat de heeren een motie zullen voorstellen, want ik gevoel veel voor betaling in wekelijksche termijnen. De Wethouder van Onderwijs zegt, dat dit wel kan voor het openbaar maar niet voor het bijzonder onderwijs, omdat men het innen niet aan de hoofden van de bijzondere scholen kan opdragen, maar ik zie daarin geen bezwaar, want bij het bijzonder onderwijs zijn sinds onheuglijke tijden de onderwijzers gewoon wekelijks het schoolgeld te innen. Als de Wethouder dat verzoekt, zullen de onderwijzers bij het bijzonder onderwijs zich direct bereid verklaren dat te doen, en dan gaat er naar mijn wijze van zien minder geld verloren. Het geeft eenige moeite, maar als men aan de besturen overlaat om het in overleg met den Wethouder te regelen dan maak ik mij sterk, dat het wel goed in orde zal komen en dat dan de schadeposten veel geringer zullen zijn, omdat men op de bijzondere scholen altijd de menschen heeft weten te bewegen voor hun kinderen te offeren. Men heeft de ouders daar altijd ingeprent, dat zij geroepen zijn iets over te hebben voor de ontwikkeling van hun kinderen. Het bedrag is per maand ook wel niet zoo hoog, maar in benarde tijden gaat het o zoo moeilijk iets op te leggen en de goede oude tijd van sparen en vooruit zorgen is wel wat voorbij. Het school geld blijft ook niet beperkt tot een betrekkelijk laag bedrag, maar het kan wel stijgen tot 2.50 naar ik meen, in de maand, en daarom gevoel ik veel voor wekelijksche inning. De heer Eerdmans. M. d. V. Het wil mij toch voorkomen, dat wij over dit onderwerp een beetje te veel in het wilde spreken. Wij weten nog niet, hoeveel schoolgeld in de toe komst zal moeten worden betaald. De cursus zal dus beginnen, terwijl men dat nog niet weet. Dat zal afhangen van het inkomen, dat zal worden vastgesteld, terwijl die ouders het eene jaar misschien meer kinderen op school zullen hebben dan het volgende. Die ouders zullen dus op een bepaald tijdstip een kennisgeving moeten krijgen van het schoolgeld, dat zij gedurende een bepaalde periode verschuldigd zijn. Wanneer dat per week moet worden betaald kan dat niet gebeuren als de school begint, want dan weet men het nog niet. Men moet schoolgeld betalen in evenredigheid van den aanslag, en nu zie ik niet, waar men eerst kennisgeving van het schoolgeld moet hebben, hoe het mogelijk is met de oude methode door te gaan, omdat dat niet in overeenstemming zal zijn met wat van de ouders zal worden gevraagd. Omdat dit punt nog niet besproken is, heb ik deze opmerking willen maken. De heer Heemskerk. M. d. Y. Alvorens den Wethouder te bestrijden even eerst een paar opmerkingen. De heer Groeneveld vond wekelijksche betaling niet noodzakelijk. Wanneer ik mij over iets verwonder is bet over dit standpunt. De heer Groeneveld kan uit den aard van zijn werkkring weten boe moeilijk het dikwijls is voor de meesten om zelfs betrekkelijk kleine bedragen te betalen, vooral wanneer deze oploopen. Wat de opmerking van Professor Eerdmans betreft, ik ver meen toch, dat de bedoeling is, de regeling te maken met het oog op de laatste bekende aanslagen. En dan kan vertraging hier geen gevolg zijn, en kan gevoeglijk de oude methode worden toegepast. Maar ook als het niet mogelijk was om in mijn systeem te blijven, dan is het toch mogelijk dat de hoofden of onderwijzers een soort uniform-bedrag innen en dat later op het aanslagbiljet laten overschrijven. En nu de Wethouder. Ik heb geenszins gezegd, dat het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 15