574
MAANDAG 19 DECEMBER 1921.
dat ik het amendement van den heer Groeneveld ten zeerste
afraad. Dat is weer de gewone manier van doen, er een
schepje opdoen.
De heer Groeneveld. Een schepje afdoen.
De heer van der Lip. Ja, afdoen ten bate van degenen, die
het schoolgeld betalen moeten. Maar wilt u liever de uit
drukking: »er een schepje afdoen", dan wil ik die uitdrukking
graag overnemen.
De opbrengst zal natuurlijk bij aanneming van het amen
dement veel lager worden, waarvoor geen enkele reden bestaat.
Ik heb cijfers genoemd uit Rotterdam, waar de toenmalige
Wethouder van onderwijs de richting van den heer Groeneveld
was toegedaan en daaruit is voldoende gebleken, dat wij een
matig schoolgeld voorstellen. Het is trouwens al gebleken,
dat er in den Raad geen meerderheid voor het amendement
te vinden zal zijn, daarom zal ik er maar niet veel meer van
zeggen.
Ik moet nu nog iets zeggen over het amendement betrekking
hebbende op het maximum.
De heer Groeneveld gaat tot 152.en mevrouw van
Itallie-van Embden en de heer Sijtsma tot 160.De Raad
heeft gezien uit het praeadvies, dat Burgemeester en Wet
houders daaromtrent verdeeld zijn. De meerderheid is er tegen
om hooger te gaan dan 120.De minderheid voelt er wel
voor om nog hooger te gaan. Het is natuurlijk moeilijk precies
de grens aan te geven en precies te zeggen: we moeten niet
hooger gaan dan f 100.— ol 120—.
Laat ik even zeggen, welke twee argumenten de meerder
heid heeft tegen deze amendementen. In de eerste plaats is
er dit bezwaar, dat men met 152.en nog meer met 160.
natuurlijk, ongeveer is aan het bedrag, waarboven wij niet
gaan mogen.
Wij hebben berekend dat de gemiddelde kostprijs is 160.
Dat zijn de kosten van Gemeente en Rijk samen, en daarboven
mogen wij niet gaan. Nu is natuurlijk de verwachting dat
de kosten zullen verminderen. Wij hopen allemaal dat, wanneer
de reorganisatieplannen in werking zijn, de kosten lager zullen
worden. Nu lijkt het mij gevaarlijk te gaan tot bijna precies
het bedrag waartoe wij volgens den tegenwoordigen toestand
gaan mogen; het is verstandig daar beneden te blijven, anders
moeten wij naderhand de tabel weer gaan herzien. De meerder
heid van het college vreest ook, en dit is het tweede argument,
dat Leiden, als men zoo hoog gaat, den naam zal krijgen van
een dure gemeente te zijn, wat het schoolgeld betreft. De
heer Eerdmans heeft bij de begrooting al opgemerkt, dat Leiden,
wat de belastingen aangaat, in een kwaden reuk staat; als er
nu nog hoog schoolgeld bijkomt, is de meerderheid van het
college bang, dat Leiden in nog slechter reuk zal komen te
staan, wat voor onze stad nadeel zou kunnen opleveren vooral
met het oog op de menschen, die zich hier zouden willen
komen vestigen. In Rotterdam is het maximum 100.in
Haarlem 105.—, in Arnhem f 122.en in Dordrecht ƒ100.
Ik noem hier plaatsen, die met Leiden ongeveer op één lijn
staan, en die hebben over het algemeen een lager maximum.
Wij zijn gegaan tot 120.en dat komt ons voldoende
voor. Men moet ook niet vergeten, dat wij hier met onderwijs
te maken hebben, dat verplicht is, wij kunnen dus niet zoo
hoog gaan. Als de ouders er hun kinderen al dan niet heen
kunnen sturen, zooals naar Hoogere Burgerschool of Gymnasium,
dan is de zaak anders, maar hier dwingt de leerplicht de
ouders, en dus mag men niet te ver gaan. De meerderheid
van het college is daarom gekant tegen de amendementen
van den heer Groeneveld en natuurlijk nog meer tegen het
amendement van den heer Sijtsma en mevrouw van Itallie.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal niet ingaan op het betoog
van den heer Wilmer over een blaadje, dat hier verschenen
is, en dat toevallig uitgaat van mijn partij. Er is hier ook
een blad, dat iederen dag verschijnt, en daarmee staat de heer
Wilmer in nauw verband. Als wij iedere raadsvergadering
wilden praten over wat daarin ten opzichte van mijn partij
en andere partijen van de linkerzijde gezegd wordt, dan zou-
d-n we dagwerk hebben, maar ik geloof niet, dat het hier de
plaats daarvoor is. Ik geloof wel, dat dat artikel, waarover
hij spreekt en dat ik niet heb te verdedigen, niet heelemaal
mis is, als ik in aanmerking neem, wat de heer Wilmer
hieromtrent in het midden bracht.
Die vertelt, vergeleken met andere plaatsen, was het vorige
tarief al laag en nu is hij nog niet tevreden met dit tarief,
waarbij naar mijn bescheiden meening (en naar de meening
van een deskundige, dien ik er naar gevraagd heb, en die
gezegd heeft: u kunt er verzekerd van zijn, de heer van der
Lip is daaromtrent heel voorzichtig geweest) het totaal bedrag
geringer zal zijn dan bij de vorige, omdat een breede categorie
van menschen, die op het oogenblik wel schoolgeld betalen
en bij de vorige tabel ook schoolgeld betaalden, thans vrij
gesteld zijn. Het zijn kleine bedragen, maar door het groote
aantal wordt het een groot bedrag en waar de heer Wilmer
nu nog niet tevreden is, krijgt men den indruk, dat hij gewild
had, dat de nieuwe schaal gunstiger was geweest voor de
betalenden. En hoe gunstiger voor de betalenden, hoe meer
de gemeente of het Rijk hebben toe te leggen. Het zou dan
inderdaad iets hebben van wat misschen een beetje bar
uitgedrukt is in dat artikel, toen er gesproken werd van azen
op de gemeenschapsruif. Maar daarop moeten wij niet ingaan,
want dan zouden wij heel vaak kunnen ingaan op het blad
van den heer Wilmer.
Stemmen. Praat daar nu maar niet meer over.
De heer Sijtsma. Dan had mijnheer Wilmer er niet over
moeten spreken.
De heer Bots. Ja, maar u is de oudste en u zult dus ook
wel de wijste zijn.
De heer Sijtsma. Ik dank den heer Bots voor zijn goede
veronderstelling, dat ik wel de wijste zou kunnen zijn. Nu
kom ik op ons amendement. Daar wordt weer tegen aan
gevoerd de boemande menschen zullen hier zich met komen
vestigen of de stad uitgaan. Er is hier dikwijls vroeger sprake
geweest van eenige progressie in de belasting en er werd
dan van den kant van de tegenstanders steeds gezegddoe
het toch niet, dan loopen de menschen er uit en de menschen,
die zouden kunnen komen, komen niet. Maar ik wil verklaren,
wat wij toen ook verklaard hebbende menschen komen hier
niet voor hun pleizier, wie hier komt, moet hier zijn en ze
blijven niet weg om het meerdere of mindere schoolgeld. Dat
kleine verschil heeft geen invloed op vestiging of vertrek uit
de gemeente.
Nu lijkt het mij toe, dat menschen, die het goed betalen
kunnen, met inkomens van meer dan ƒ15.000.en er zijn
er, die nog veel hoogere inkomens hebben, best wat meer
schoolgeld kunnen betalen. Zou dat nu de menschen be
angstigen en aanleiding geven de gemeente te verlaten?
Mogen die niet ongeveer den kostprijs betalen? Mij dunkt
van wel. Daarom geloof ik, dat er alles voor te zeggen is,
óns amendement aan te nemen, te meer omdat het onderwijs
zware kosten medebrengt en er toch al veel bij moet. En
anders moeten wij het in de belasting zoeken, dan wordt
het belastingcijfer hooger en daarmede verjagen wij de men
schen veel meer.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil zeggen, dat de beschou
wingen van den Wethouder niet veel indruk op mij maken,
als hij deze tabellen vergelijkt met andere plaatsen, hetzij
dan met of zonder sociaal-democratische Wethouders. Ik heb
eenige moeite hier deze tabellen te begrijpen, want wij hebben
nu eerst het werkelijk inkomen geschrapt en ik ben er lang
zamerhand achter gekomen, dat eigenlijk het werkelijke
inkomen er toch weer staat met uitzondering van den kinder
aftrek, zoodat als ik het goed begrijp het wil zeggen, dat
iemand met 1100.— met 1 kind alreeds in de termen valt
van schoolgeld.
De heer van der Lip. Neen 104.gaat er af.
De heer Knuttel. Dus iemand met 1104.valt in de
termen voor schoolgeld.
De Voorzitter. Dat bestaat niet bij de inkomstenbelasting.
De heer van der Lip. Het gaat met 50.— op. Dan komt
1150.— met 1 kind, daar gaat 108.— af.
De heer Knuttel. Dus een inkomen van 1150.met
1 kind begint al te betalen, dus dat scheelt niet zoo vreeselijk
veel. Iemand met 22.— weekloon moet al schoolgeld betalen.
Ik heb den vorige» keer de zaak principieel behandeld, op het
ongeoorloofde van schoolgeldheffing in het algemeen wil ik
dus niet terugkomen, maar ik wil wel zeggen, dat deze rege
ling onaannemelijk is ten opzichte van de laagste klassen; in
ieder geval voor de menschen onder de 2000.Ik zal voor
het amendement stemmen, maar wil dit als protest uitspreken.
De heer Groeneveld. M. d. V. De heer Wilmer is begonnen
met een stukje voor te lezen uit een krantje en daar was de
heer Sijtsma boos om. Maar er is toch wel iets waars in wat
dat mij onbekende krantje schreef. Wij hebben ook de vorige
vergadering wel begrepen, dat het voorstel van de heeren
Wilmer en Heemskerk een zuiver katholiek voorstel was. De
groote gezinnen zitten in de katholieke kringen en het is de
bedoeling van de heeren geweest, de gezinnen van hun kiezers
te ontlasten. Ja, een beetje kiezersvangst heeft in dat voorstel
wel gezeten, dat hebben wij er ook uit begrepen. Maar in elk
geval vonden wij het billijk, dat een gezin met veel kindereg