WOENSDAG 14
DECEMBER 1921.
541
komen en dan kregen wij onmiddellijk de reorganisatie. Toen
de begrooting voor dit jaar behandeld werd, was de wet er,
maar de reorganisatieplannen waren er niet. En nu zijn de
plannen er nog niet. Ik hoop, dat wij spoedig een werkelijk
onderwijsdebat in den Raad zullen kunnen krijgen.
Ik wil thans volstaan met in de eerste plaats in te gaan
op wat mevrouw van Itallie van Embden gezegd heeft.
Tegenover hetgeen zij bepleit heeft sta ik wel wat huiverig.
Ik gevoel er niet veel voor, niet zoozeer met het oog op de
kinderen waarvan die verwaarloosde kinderen dan zouden
worden afgescheiden, dan wel met het oog op die verwaar
loosde kinderen zelf. Ik geloof niet, dat het goed voor deze
kinderen is dat zij samengebracht worden en dat zij aldus
eigenlijk worden weggehaald uit de normale onpgeving, waar
zij beter gelegenheid zouden hebben om zich daaraan aan te
passen.
Het mag waar zijn, dat verwaarloosde kinderen in alle
standen voorkomen, maar wij weten toch wel hoe het gaat.
Als een kind van de hoogere standen verwaarloosd is, dan
komt het toch niet op die school terecht. Het wordt een
school voor de minstbedeelden van de samenleving, die komen
helaas het eerst in aanmeiking om hun kinderen te verwaar-
loozen. En dan wordt op die kinderen een stempel gedrukt,
dat niet in hun belang kan zijn.
Mevrouw van Itallie—van Embden. Het zit er al op.
De heer Knuttel. Maar dan moet men naast dat officieuze
stempel niet nog een officieel stempel op hen drukken. Naar
mijn meening moeten wij het zoeken in de volledige uitbrei
ding van de schoolvoeding, -kleeding, -hygiëne enz., ook in
een meer doortastend onderzoek van de schoolartsen, ook
psychiatrisch. Als er kinderen zijn met geestelijke-afwijkingen,
dan moet men die afzonderen, maar als dat niet het geval
is, geloof ik niet dat dat systeem aanbeveling verdient.
Ik wil nog een derde punt ter sprake brengen. Op de
vraag of Burgemeester en Wethouders bereid zijn bij te
dragen in de kosten van schoolreisjes, is ontkennend geant
woord, dat lijkt niet gewenscht. Ik geloof, dat de vraag veel
te bescheiden gesteld is, men had niet moeten vragen of zij
bereid zijn bij te dragen, maar of zij bereid zijn schoolreisjes
te bekostigen, en zoo ja, van welken omvang.
Eenige Stemmen. Had gij dat dan gedaan.
De heer Knuttel. Bij de begrooting vergeet men wel eens
een punt en nu blijkt, dat een ander het gevraagd heeft, zij
het ook op deze wijze. Wil het onderwijs tot zijn recht komen,
dan zijn schoolreisjes op de ruimste schaal gebiedend nood
zakelijk; juist voor de ontwikkeling van degenen, die zoo
weinig uit huis komen, zijn zij onmisbaar. Ik bedoel natuurlijk
niet, dat de kinderen 's ochtends in den zomer met vlaggetjes
en sjerpen naar Hortuszicht gaan en daar dan 's middags,
soms nog wel met muziek, vandaan komen. Dat gun ik dien
kinderen wel, maar ze moeten wat zien van de wereld, ze
moeten de mogelijkheid hebben hun blik wat te verruimen.
Toen mijn partijgenoot Ceton in St. Petersburg kwam, was
het eerste wat hij zag een klas schoolkinderen uit Jamburg,
en dat ligt zoover van St. Petersburg als Leiden van Parijs.
Die kinderen waren daar voor een week en geheel op staats
kosten. Dat zijn natuurlijk schoolreisjes, die wat beteekenen.
Maar als ik zou voorstellen om de kinderen in staat te stellen
een reisje naar Parijs, België of Duitschland te maken, zou
er waarschijnlijk een daverend gelach uitbarsten, en toch zijn
het dergelijke dingen, die behoorden te geschieden. Het is
juist het kapitalisme, dat niet in staat is, dergelijke dingen
tot stand te brengen, die toch zoo behoorlijk zijn. Maar ik
wil met een eersten stap beginnen: als de reisjes zich
tot Amsterdam, Rotterdam of Gelderland uitstrekken, ben ik
voorshands ook daarmede tevreden.
Ik acht schoolreisjes ongetwijfeld noodzakelijke dingen. De
gemeente is verplicht het onderwijs zoo goed mogelijk te
maken en tot datgene wat daartoe bevorderlijk kan zijn
behooren ook de schoolreisjes.
De heer Groene veld. M. d. V. Ik heb in de afdeelingen
gevraagd, ot er voldoende gelegenheid is voor onderwijs aan
volwassenen en daarvan is gemaakt, of er wel voldoende
gelegenheid is voor volwassenen om het vakonderwijs te
volgen. Dit was niet mijn bedoeling. Ik wilde vragen, of er
gelegenheid was voor gewoon onderwijs aan volwassenen.
Er zijn toch tal van personen, die op later leeftijd nog het
een en ander willen leeren, hetzij vrijwillig hetzij zij door
den aard van hun werkkring daartoe min of meer gedwongen
worden.
Het lijkt mij, dat er te Leiden geen gelegenheid bestaat,
althans niet van gemeentewege, om dat onderwijs te krijgen.
Ik heb ook in de afdeelingen gevraagd, of Burgemeester
en Wethouders bereid waren bij te dragen in de kosten van
schoolreisjes. Ik behoef er niet veel meer van te zeggen na
hetgeen de heer Knuttel in het midden gebracht heeft.
Het grootste deel van de kinderen van de lagere school
heeft heelemaal niet de gelegenheid om eens uit te gaan,
de ouders kunnen het niet betalen. Het lijkt mij, dat die
kinderen, die toch zoo weinig genieten, af en toe wel eens
op bescheiden wijze mogen uitgaan. Ik zóu het ook liever
hebben zooals de heer Knuttel zich dat voorstelt, maar ik zal
in dezen Raad daartoe geen voorstel doen.
Op verschillende scholen sparen de kinderen daarvoor zelf,
maar hetgeen zij aldus bij elkaar brengen is gewoonlijk
ontoereikend om er een behoorlijk uitstapje van te maken.
Daarom wil ik een bescheiden voorstel doen, inhoudende dat
de gemeente 1000.bijdraagt in de kosten van die school
reisjes.
Wat betreft hetgeen mevrouw van Itallievan Emden
heeft gezegd. Voor een school voor verwaarloosden is veel
te zeggen, maar het lijkt mij dat er ook zeer veel tegen is.
Er zijn allerlei bezwaren aan verbonden, zoodat ik wel wat
huiverig zou zijn daarmede te beginnen.
Het lijkt mij beter den weg op te gaan, dien de Wethouder
van Onderwijs van plan is te gaan. Het is mij althans bekend,
dat er plannen bestaan om aan te stellen eenige schoolver-
pleegsters, die tot taak hebben om controle te houden op de
kinderen, die door den schoolarts van de school worden
gestuurd, zoodat die kinderen niet uit het gezicht geraken.
Ik geloof, dat dit de goede weg is. Ik wil althans niet dadelijk
beginnen aan een school voor verwaarloosden.
De heer Oostdam. M. d. V. Het denkbeeld van mevrouw
van Itallie'van Embden, om een school voor verwaarloosde
kinderen te stichten, behoort tot die idealistische dingen,
welke schoon lijken zoolang men ze niet in de practijk ziet,
doch die direct verschrikkelijk tegenvallen wanneer men ze
gaat toepassen.
Wij hebben meer van die dingen gehad. Mevrouw van
Itallievan Embden zal zich misschien herinneren het Mann-
heimer-schoolstelsel, hetwelk hierop gebaseerd was, dat men
de kinderen verdeelde naar gelang van hun bevattingsver
mogen. Men had scholen voor de kinderen, die wat hard
leers waren, voor minder hardleersche kinderen en voor de
meer begaafde kinderen. Dat leek heel mooi. Men kon ten
opzichte van elk kind geven wat daarvoor het beste was.
Maar wat bereikte men daardoor Dat men op sommige
categorieën van kinderen een stempel ging drukken van
minderwaardigheid: »die beteekent niet veel, want die komt
van de school voor minderontwikkelden." Ik heb dan ook
niet vernomen, dat het zoogenaamde Mannheimer-stelsel het
verder dan Mannheim zelf heeft kunnen brengen, al werd
het indertijd ook zeer geprezen in de onderwijsbladenmisschien
bestaat het in Mannheim zelf al niet meer.
Iets dergelijks ducht ik van het svsteem van mevrouw
van Itallie. Óok daarmede wordt een stempel gedrukt op
sommige kinderen; de leerlingen van die ver waarloosden-
school" zullen als een minderwaardig soort wezens worden
aangezien, ook door hun makkers, als ze het door goed gedrag
weer tot een gewone school hebben gebracht. Dan zullen de
kinderen op die school (we weten toch wel dat kinderen niet
zeer medelijdend jegens elkaar zijn) zeggen: daar komt er
een terug van die andere schoollaten we hem eens aan
den tand voelen om te kijken ot hij werkelijk beter is
geworden. Ik ben beducht dat zoo'n kind het niet te aange
naam zou hebben.
Laten wij dien weg niet opgaan door de kinderen, die toch
al ongelukkig zijn, bij elkaar te brengen en daardoor openlijk
een stempel van minderwaardigheid op hen te drukken. Laten
wij hen liever opvoeden in den kring waar zij vertoeven. Als
er goede paedagogen in de klassen zijn, dan kunnen deze de
kinderen opheffen tot het betere milieu van de klas. Dit is
beter dan ze in een milieu te brengen, waar ze louter slechte
voorbeelden dagelijks voor zich hebben.
Dat wij zooveel aandacht wijden aan de woorden van mevrouw
van Itallie, is omdat zij het zoo uitstekend bedoelt, maar laten
wij toch voorzichtig zijn, want ik voorzie niets dan onaange
naamheden voor de kinderen, voor wie zij het toch zoo goed
bedoelt. Laten we hen niet rukken uit het midden van hun
makkers.
Wat de schoolreisjes betreft, waarover door de heeren
Knuttel en Groeneveld gesproken is, waarom zouden wij den
kinderen die reisjes niet gunnen? Het doet mij genoegen dat
de transportmiddelen in Rusland al weer zoo verbeterd zijn,
dat het mogelijk is, dat kinderen naar Petersburg konden
worden gebracht; zulks wijst op een vermindering der ont
wrichting van dien staat. Maar laten wij ons hier eerst maar
bepalen tot het zoo goed mogelijk maken van de scholen zelf.
Men heeft het hier al geprobeerd met een schoolbioscoop, die
moest worden ingevoerd, omdat de kinderen daardoor op bijzon
dere wijze werden ontwikkeld. Ook daarvan is, als ik goed
gehoord heb, niet veel terechtgekomen. Er moet nog een nader