WOENSDAG 14
DECEMBER 1921.
539
administratiekosten eenigszins te verhoogen, dan hoeft men
dat niet weerzinwekkend te noemen. Trouwens dat voorstel
is op het oogenblik niet aan de orde. U kunt daartegen nog
altijd bezwaar maken, als het voorstel door Burgemeester en
Wethouders wordt overgenomen en bij den Raad wordt inge
diend. Als het wordt aangenomen zou het tekort op de
Bank van Leening ongeveer ƒ4000.minder worden. Dan
blijft het tekort nog wel zeer groot, maar men moet daarbij
dan ook bedenken, dat de Bank van Leening is te beschouwen
als een soort armenzorg, en als men de tarieven al te hoog
maakt, dan wordt het gevaar zeer groot, dat de betrokken
menschen weer zullen vallen in de handen van den woeker.
Daarom moeten wij den gulden middenweg betreden, aan den
eenen kant de tarieven niet zoo laag maken, dat het nadeelig
saldo voor de gemeente buitengewoon groot wordt in verge
lijking met andere plaatsen en in verband met den financieelen
toestand van de gemeente, maar aan den anderen kant moet
men de tarieven ook niet al te hoog maken. Wij, het Bestuur
van de Bank van Leening, zijn er zoo sterk mogelijk voor
om het tarief zoo laag mogelijk te doen blijven. Als besloten
wordt in den geest van ons voorstel, dan blijft het tarief nog
aanmerkelijk lager dan in andere plaatsen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De begrooting van de Bank van Leening wordt vervolgens
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna volgnr 156
eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Volgnr 157 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 158, luidende: Uitgaven terzake
van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst <282934.
De Voorzitter. Bij dit volgnr komt tevens in behandeling
de begrooting van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
De heer Wilbrink. Ik wil iets zeggen over een zaak, die
in de afdeelingen niet ter sprake gebracht is. Ik ben toen
misschien wat licht over de begrooting heen geloopen.
Ik zou namelijk willen vragen, of het niet mogelijk zou
zijn op de vuilverbrandingsinrichting roetvangers te plaatsen.
Ik heb vernomen, dat die roetvangers moeilijkheid opleveren,
omdat zij in den schoorsteen het vuil doen ophoopen, maal
ais men eenigen tijd bewoner geweest is van een woning
achter den Maresingel, dan mag men toch wel eens de vraag
stellen: is het niet eenige moeite en geld waard om dat
kwaad te voorkomen? In het belang van de hygiëne is de
vuilverbranding ingevoerd, maar de bewoners van den Mare
singel bemerken daarvan niet veel. Zij kunnen hun wasch-
goed niet buiten hangenals er een zieke in huis is, kunnen
zij geen raam open zetten; als de wind maar even in die
richting is, kunnen zij nooit hun woningen luchten.
In het belang van de hygiëne zou het dan ook zeer gewenscht
zijn dat het uitwerpen van roet uit den vuilverbrandings-
oven eenigszins kan tegengegaan worden.
De heer Piekaar. M. d. V. Ik onderschrijf volkomen hetgeen
de heer Wilbrink heeft gezegd.
Het is treurig zooveel roet en vuilnis uit dien krater naar
beneden valt. Het is toch een bekend spreekwoord onder dat
deel der bewoners van de gemeente: dat, als des morgens de
vuilnisbakken door de vuilnisophalers zijn geledigd en de
bewoners de bakken per abuis laten staan, komen deze door
middel der kraters vanzelf weer vol. Nu weet ik wel dat dit
wat scherp is uitgedrukt, maar waar is toch dat deze menschen
hun ramen of deuren niet open kunnen zetten, vanwege de
groote hoeveelheid vuil, die daar valt.
Ook de bewoners van de Langegracht hebben er last van.
De daken, alles, ligt vol met roet. Het is tevens een invretend
goedje; door het vuilnis, dat van de daken afloopt, worden
de zinken goten aangevreten en die moeten in korten tijd
door andere vervangen worden. Het geeft een reusachtige
slijtage.
Ik ben het dus met den heer Wilbrink eens, dat daartegen
maatregelen dienen genomen te worden.
De heer Eerdmans. M. d. Y. Bij mij komt in herinnering
op, dat ik jaren geleden gewoond heb aan den Ouden Singel
en dat ik daar toen de ervaring heb opgedaan, dat er zeer
veel roet in de lucht zweefde; dat kwam echter niet van de
vuilverbranding maar van andere fabrieken; in dien ouden
tijd was de vuilverbranding er zelfs nog niet. Toen werd het
vuil nog eiken dag opgehaald, terwijl het tegenwoordig om
den anderen dag geschiedt. Toen hadden wij nog baten voor
de gemeentekas daaruit. Toen kregen wij nog geld toe van
den pachter en nu kost het ons tonnen.
Zoo zal het in dit geval ook mogelijk zijn, dat fabrieken
hier nog een duit in het zakje doen wat betreft het ver
spreiden van roet, en dat de vuilverbranding niet alle schuld
heeft.
Op bladzijde 26 van het Verslag wordt een vergelijking
gemaakt tusschen de uitgaven der vuilverbranding in Leiden,
Amsterdam en den Haag, welke vergelijking zeer nadeelig
uitvalt voor Leiden wat betreft de verbruikte hoeveelheid
gas, electriciteit en water.
De hoeveelheid verbrand vuil is in den Haag vijfmaal zoo
groot als hier (43200 ton in den Haag, 8700 te Leiden). De
hoeveelheid verbruikt gas, electriciteit en water is evenwel
in den Haag anderhalf maal zoo groot als hier (ƒ30000.
in den Haag, ƒ20400.hier).
De vergelijking is dus voor Leiden zeer ongunstig.
Is er misschien een fout in den Haag, dat men het daar
met zooveel minder kan? Kan dat hier ook niet?
De heer Bots. M. d. V. Ik weet eigenlijk niet zeker of
deze zaak bij mij hoort of bij den heer de Lange. De heeren
hebben opmerkingen gemaakt over den last van het roet. Ze
hebben nu onze vuilverbranding aangeklaagd, maar in een
fabrieksstad heeft men aanhoudend dergelijke klachten. Vroe
ger was het bij de fabrieken van Krantz en Leembrugge;
misschien hadden ze van mij ook wel eens last. Ik dacht echter,
dat bij de vuilverbranding meer de vuile korreltjes het bezwaar
vormden, ik heb tenminste menschen hooien klagen, dat ze
die in hun oogen kregen. Er bestaan weinig goede middelen
daartegen. Eenige jaren geleden werd door Burgemeester en
Wethouders een roetvanger voorgeschreven. Die was zeer
kostbaar, kwam spoedig vol roet en geraakte in brand. Dat
werd dus juist een bron van gevaar.
Ik wil deze zaak gaarne in overweging nemen en zien of
er niets aan te doen is, maar het is heel moeilijk om in een
industriestad als Leiden dien last geheel te vermijden; over
alles en nog wat komen aanhoudend verschillende klachten
in. In elk geval heeft de heer Wilbrink op dien singel gewoond
en hij is er toch nog flink onder vandaan gekomen.
De opmerkingen van den heer Eerdmans omtrent het ver
schil tusschen de kosten van electriciteit, gas en water ten
behoeve van de vuilverbranding hier en in den Haag, zal ik
nog eens nagaan.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik geloof dat de heer Bots de
bezwaren een beetje licht opvat. Ik heb ook kennissen wonen
bij den Nieuwen Rijn, maar die hebben niet te klagen over de
Nutrix, en ook kennissen op de Heerengracht hebben niet zoo
te klagen over de Katoenfabriek als de bewoners van den
Maresingel over de vuilverbranding. Nu maakt de heer Bots
er een grapje mee en zegt: U is er toch nog flink onder
vandaan gekomen. Ik heb inderdaad geen klagen gehad. Ik heb
mijn deuren en vensters 's avonds goed gesloten en's ochtends
ben ik vroeg er uit gegaan. Maar er zijn ook menschen, die
er niet uit kunnen gaan, en die hun ramen open moeten
zetten en dan is binnen 5 minuten de zaak bedekt met roet
van de vuilverbranding.
De VooRziTTER. U hebt zelf gezegd, dat er in de afdee
lingen niet over gesproken is. Is het dan nu ineens zoo erg
geworden? Dat is toch wel vreemd. Zoo kunnen wij toch de
begrooting niet behandelen. Wij willen die zaak met genoegen
onderzoeken, maar als zij zoo gewichtig is, waarom hebt
u ze dan niet ter sprake gebracht in de afdeelingen?
De heer Wilbrink. Toen was ik pas getrouwd.
De heer Knuttel Ik wil opkomen tegen de opmerking,
welke de Wethouder heeft gemaakt over dien roetvanger, die
niet voldeed. Ik neem dit op zich zelf gaarne aan, maar het
is hier eenvoudig een technische quaestie. Men kan gerust
zeggenwaar een wil is, is ook een weg. Laat men eens zoeken
naar een ander systeem, b.v. een systeem van wisselbare roet
vangers, welke men om de zooveel uren door andere vervangt.
Zoo iets zou de techniek ons wel kunnen verschaffen. Het zou
misschien alleen wat duurder zijn. Maar men kan begrijpen,
dat men er aan die vuilverbranding, waar men van zoo'n
ding niet anders dan last heeft, niet zoo erg op gebrand is.
Ik wil er dus op aandringen, dat deze zaak met ernst ter
hand genomen wordt. Technisch zal het wel mogelijk blijken
een oplossing te vinden. Er zijn wel ingewikkelder'dingen op
te lossen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De begrooting van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst
wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
waarna volgnr. 158 eveneens zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.