WOENSDAG 14 DECEMBER 1921. 555 de laatste opgave zijn de kolenprijzen ruim 50 lager dan in het begin van het jaar, zoodat de winst vooral den laatsten tijd wordt gemaakt, en als de kolenprijzen het geheele jaar niet hooger waren geweest dan zij thans zijn, dan zou de winst veel aanzienlijker zijn geweest. Was de toestand gedu rende bet geheele jaar 1921 dezelfde geweest als die thans was, dan zouden de winstcijfers veel hooger zijn geweest dan zij nu zijn medegedeeld. De Voorzitter. Gij hebt het over het gas, maar daarvan is de prijs ook laag. De heer van Eck. Ja, maar de prijs van het gas hangt samen met dien van de electriciteit en daarom is bet gewenscht den toestand van de Lichtfabrieken in haar geheel te be schouwen. De prijzen van de electriciteit hangen samen met de kolenprijzen. De Voorzitter. Niet zoo heel veel. Bespreek dat maar eens in de Commissie, anders zal ik het u wel eens uit leggen. De heer van Eck. Ik begrijp, dat men bij de bedrijven een voorzichtige financieele politiek wil voeren. In den oorlogstijd moest men daarvan afwijken, maar op dit oogenblik, nu wij alles kunnen overzien en het mogelijk is de zaak zoo te drijven, dat er geen tekort komt, begrijp ik, dat men het van den kant van de Directie der Lichtfabrieken de voor zichtigheid op den voorgrond wil stellen. Een van de redenen van Burgemeester en Wethouders is: op dit oogenblik is de winst zoo geraamd, het kan wel eens tegenvallen, allerlei om standigheden kunnen maken, dat de winst minder groot is, ja, dat de winst misschien in een verlies verkeert. Nu is echter de bedrijfspolitiek van de Lichtfabrieken volkomen hierop berekend, dat men voor tegenvallers niet al te zeer uit den weg behoeft te gaan. Behalve natuurlijk de noodige afschrijvingen, welke in elk normaal bedrijf noodig zijn, en behalve de vorming van een vernieuwingsfonds, dat op dit oogenblik een bedrag van een millioen inhoudt, waaruit het laatste jaar niets is gebruikt, maar dat wel te pas zal komen, wanneer het nieuwe gebouw in gebruik zal worden genomen, hebben wij nog een extra reserve, een reserve voor extra afschrijvingen, ten name van de beide fabrieken ten bedrage van 1300000.Ik zal niet de vraag ter sprake brengen of dat bedrag niet wat te hoog is, of niet gedurende een reeks van jaren de exploitatie-rekening van de fabrieken te veel belast is geworden met uitkeeringen voor al die posten. Die zaken kunnen wij buiten bespreking laten, maar het is een feit, dat de Lichtfabrieken over die bedragen beschikken. Het staat dus vast, dat de fabrieken op dit oogenblik in bijzonder gunstige omstandigheden verkeeren. Ik laat daar de vraag of het goed dan wel kwaad is om dergelijke groote reserves voor extra afschrijvingen te vormen; zij bestaan op dit oogen blik in elk geval. De heer F. Elkerbout. Voor een paar maanden De heer van Eck. Gij vergist u. Er zit een millioen in het vernieuwingsfonds, dat voor de uitbreiding van de fabrieken is bestemd, maar daarnaast is er een reserve van ƒ1300000. voor extra afschrijvingen enz. Ik heb een offieieelen staat bij mij, welke is opgemaakt door den heer van Ammers, die, alvorens hij vertrok, behoefte gevoelde die cijfers nog eens bekend te maken. Als wij aan de hand van de begrooting een raming op maken en zeggen: »als de toestand zoo blijft, sluit de rekening van de fabrieken zonder een tekort, waarschijnlijk met een klein batig saldo", dan gaan wij veilig, vooral indien wij aan den anderen kant de zekerheid hebben, dat, mochten eens de kolenprijzen in de hoogte gaan, op onvoorziene Omstandig heden is gerekend, omdat wij de noodige reserves hebben. De bedoeling kan toch niet zijn om alleen te zorgen, dat de Lichtfabrieken over groote sommen kunnen beschikken; de bedoeling moet wezen den ingezetenen goede en goedkoope electriciteit te bezorgen; anders zou men zich op het stand punt stellen, dat, zooals ik eens heb gehoord, werd ingenomen door een Burgerlijk Armbestuur, dat blij was, als er een overschot was, terwijl het niet vroeg of de armenverzorging goed was geweest. Wij beheeren niet een gemeentelijke in stelling om haar financieel sterk te maken. Wij doen dat ook om die instelling sterk te houden, maar in de eerste plaats om haar exploitatie aan de ingezetenen te doen ten goede komen. Op dit oogenblik laat de begrooting, welke, naar ik onder stel, juist is, toe den prijs met 5 cent te verlagen. Komen er onvoorziene omstandigheden en valt de uitkomst op de een of andere manier tegen, dan hebben wij in elk geval in onze reserves en extra afschrijvingen een potje om aan te vullen. Als wij de zaak bekijken uit het oogpunt van het belang der ingezetenen, dan kunnen wij, zonder het belang der fabrieken uit het oog te verliezen, tot de slotsom komen, dat het een eisch van goede bedrijfspolitiek is om den prijs te stellen op 30 cent per eenheid en dus een verlaging van 5 cent toe te passen. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou willen doen opmerken, dat ik in de becijfering, welke de heer de Lange in het begin van zijn betoog heeft gegeven, een fout heb gehoord. De heer van Eck stelt voor, dat de retributiën niet meer zullen worden betaalddus dat dat bedrag van 98000. niet meer door de Lichtfabrieken zal behoeven te worden uitgegevenen verder stelt hij voor verlaging van den electri- citeitsprijs, ten gevolge waarvan het winstcyfer met f 115000. zou verminderen. Nu heeft de heer de Lange die beide bedragen opgeteld en gezegd, dat de Lichtfabrieken in totaal een bedrag van 213000.minder zouden ontvangen. Deze redeneering is toch onjuist. Dat bedrag van f 98000.behoeven de Licht fabrieken niet meer aan de gemeente als retributie te betalen dus met dit bedrag verminderen hare uitgaven en dat bedrag zou de gemeente dan uit den hoofdelijken omslag moeten halen. Daarentegen zouden de Lichtfabrieken door vermindering van den electriciteitsprijs een inkomst van ƒ115000.— der ven. In totaal zouden de Lichtfabrieken minder ontvangen 115000.98000.— 17000.-. De Voorzitter. Ik vestig er nogmaals de aandacht op, dat ik slechts één voorstel van den heer van Eck ontvangen heb en wel het voorstel om den electriciteitsprijs met 5 cent per eenheid te verminderen, ten gevolge waarvan een mindere opbrengst van 115000.— te verwachten is. Ter vermijding van misverstand zou ik den heer van Eck nog dit willen zeggen. Hij kan niet tegen de retributiën stemmen, want die komen niet in stemming. In stemming komt alleen volgnr 26; ergo, als zijn voorstel aangenomen wordt, dan wordt het bedrag van 714230 verminderd met 115000.zoodat overblijft 599230. Wil de heer van Eck ook de retributiën opheffen, dan kan hij een schriftelijk voorstel indienen om den post nog met 98000 te verminderen; dan zou er ten slotte 501230. overblijven. Zoo staat de zaak. Wij kunnen alleen stemmen over volgnr 26. Ik zeg dit alleen omdat er anders wellicht misverstand zou kunnen rijzen; nu weet men precies hoe het zit. Voorloopig heb ik niets anders dan een voorstel, dat ten gevolge zal hebben dat de post van 714230 verminderd wordt met 115000. De bedoeling van den heer van Eck met zijn voorstel is natuurlijk, dat Burgemeester en Wet houders zullen komen met een voorstel om den prijs van de electriciteit met 5 cent te verminderen wat het licht betreft en naar evenredigheid ook de andere electriciteitstarieven. De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb naar aanleiding van hetgeen ik zooeven in het midden gebracht heb van den heer van Eck een soort van vergoelijking vernomen van de houding van degenen, die over de Lichtfabrieken hier spreken of gesproken hebben, waarbij hij erop wees, dat de groote winsten pas in de laatste maanden behaald zijn, door de be weging van de kolenprijzen. Nu weet ik tot mijn spijt niet, of nu juist in de allerlaatste maanden de kolenprijzen opnieuw zoo sterk gedaald zijn, maar wel weet ik, dat bij het vorig debat, toen de kolenprijzen reeds om en bij de 20.per ton waren, Wethouder van der Pot becijferd heeft dat het. onmogelijk was verder te gaan dan tot een verlaging van den gasprijs tot 15 cent per Ms. Ik weet nu niet, dat sindsdien de kolenprijzen zoo heel veel gedaald zijn. Maar als het zoo is, dan had men toch toen dat gebeurde er aanstonds bij moeten zijn, om bijvoorbeeld met 1 October te komen met een voorstel tot verlaging van den gasprijs en van den electriciteitsprijs. Wat betreft de argumenten van den heer de Lange, deze hanteert op een eigenaardige manier de cijfers. Ik heb het reeds herhaaldelijk opgemerkt; getracht wordt als het ware den Raad met cijfers min of meer te intimideeren of te over bluffen. Wij hebben een eigenaardig staaltje daarvan gehad, toen ons werd voorgerekend hoe het inkomen gemiddeld per hoofd der bevolking was en daartegenover gesteld werd het bedrag van de schuld der gemeente per hoofd der bevolking. Daar werden dus eenvoudig' het jaarlijksch inkomen en de gekapitaliseerde schuld vergeleken, alsof dit een zuiver beeld zou geven. Dat zijn van die overbluffende cijfers, die op zich zelf niets zeggen. Nu hebben wij weer een nieuw voorbeeld gehad. De heer de Lange telt de verschillende leeningen op en die be schouwt hij tezamen als het kapitaal van de Lichtfabrieken; hij komt tot een kapitaal van 6 millioen en zegt dandaarvan maken wij 150.000.winst, dat is 2| is dat de moeite waard 1 Tk vraag echter welke fabriek, als zij haar winst gaat berekenen, de obligatieschuld bij het kapitaal gaat voegen en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 23