WOENSDAG 14
DECEMBER 1921.
543
bijvoorbeeld, waaneer een lid een of ander voorstel doet,
daar nog boven te gaanmaar ten opzichte van het amen
dement van den heer Groeneveld zal ik het toch moeten doen
want ik vind een bedrag van 1000.als bijdrage in de
kosten van schoolreisjes in vergelijking van het aantal school
kinderen waarschijnlijk 10000.—, dus nog geen dubbeltje
per kind, geheel onvoldoende. Het zou op zijn minst f 10000.
moeten zijn, dan zou het althans iets zijn. De bijdrage zou
dan zijn ongeveer ƒ1.per kind.
Ik stel dus als subamendement voor, om in het amendement
van den heer Groeneveld het bedrag van f 1000.— te ver
anderen in 10000.—
Het amendement van den heer Knuttel wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Ik ben zeer
gevoelig voor de wijze, waarop ondei scheiden sprekers mijn
denkbeeld hebben begroet. Wij zijn hier om samen het goede
te vinden en ik vind in hunne woorden ook veel goeds.
Men is zoo bang, dat een speciaal stempel op die
kinderen zal gedrukt worden, vooral wanneer zij, ingevolge
de methode van opvoeding, welke ik heb aangegeven, we«ter
op de gewone school zullen terugkomendat zij daar dan
met den nek aangezien zullen worden. Maar ik vraag den
heeren paedagogen, of die kinderen niet met den nek aan
gekeken zullen worden als zij op de gewone school gaan zonder
die andere school te hebben doorloopen. Zouden de kinderen,
die toch zoo slim zijn, niet vanzelf uitvinden dat het hier
minderwaardige kinderen geldt, en zullen zij er niet sterker
op ingaan dan wanneer die minderwaardige kinderen ge
sterkt zijn door de opvoeding aan de bijzondere school, welke
zij dan doorloopen zullen hebben?
Wanneer men dan verder op de gewone school goede
paedagogische krachten heeft, die den anderen kinderen leeren
dat men niet wreed mag zijn en dat men eerbied moet hebben
voor een kind, dat zich zelt tracht op te werken, dan zal het
kind minder te lijden hebben als het na op de bijzondere
school geweest te zijn op de gewone lagere school terugkomt,
dan als het tusschen de andere kinderen gestopt wordt.
De Wethouder zegt, dat het hier kinderen betreft, die het
gewone onderwijs kunnen volgen: maar nu zeggen juist
paedagogen van naam, dat een verwaarloosd kind dat onder
wijs niet kan volgen, dat dat onderwijs eenvoudig langs zoo'n
kind afglijdt: dat het niets van het onderwijs opsteekt.
Zoo'n kind heeft een ander soort van onderwijs noodig,
een andere soort van paedagogische kracht, welke op hem
inwerkt, totdat het het niveau van het algemeen heeft be
reikt.
Verder gaan de heeren allen uit van het ongezonde kind
en zeggen zij: het is jammer om dat kind te treffen, maar
men kan ook andersom redeneeren en zeggen, dat de maat
schappij bij wijze van zelfverdediging uitgaat v^in de ge
zonden. Men zegt niet: hoe jammer is het bijvoorbeeld een
bacillendrager een jaar lang in het ziekenhuis te houden om
hem eerst dan in de maatschappij te doen terugkeeren. Neen,
de maatschappij zegt tot zelfbehoudlaat die bacillendrager
zoolang in het ziekenhuis totdat hij weder gezond is, hoe
onaangenaam dat ook voor hem moge zijn. Dat mag de
maatschappij ook doen met de ongezonden, die ik bedoel, ten
einde hen weder tot gezondheid te brengen.
De kosten kunnen niet zoo groot zijn. Zij zullen veel minder
groot zijn dan wanneer uit angst voor de ongezonden, die op
de gewone school zouden komen en die angst leeft bij de
bevolking er bijzondere scholen worden opgericht, ten
einde die ongezonden te kunnen weren. Daartegen staan Rijk
en gemeente onder de nieuwe wet volkomen weerloos. Dan
moeten wij het geld besteden voor inrichtingen, waarover wij
weinig of geen zeggenschap zullen hebben, terwijl wij anders
zouden kunnen volstaan met het uitgeven van minder geld,
dat wij dan voor onze eigen doeleinden zouden gebruiken,
op de manier zooals wij het zelf wenschen.
Ik dring er dus nogmaals op aan. dat Burgemeester en
Wethouders, voorgelicht door paedagogische krachten, die
natuurlijk nog grooter kunnen zijn dan waarover zij nu
beschikken omdat zij over allerlei krachten moeten beschikken,
dit onderwerp nog eens speciaal in studie zullen nemen en
met het oog vooral op de reorganisatieplannen en op wat in
de bevolking in alle klassen sluimert, willen trachten deze
zaak op de best mogelijke wijze op te lossen. Ik heb er juist
daarom geen voorstel van gemaakt, maar geef het slechts in
overweging, opdat Burgemeester en Wethouders het in studie
kunnen nemen.
De heer Meijnen. M. d. V. In de eerste plaats wil ik den
heer van der Lip dank zeggen voor zijn toezegging, dat het
aantal surnumeraire onderwijzers bij de reorganisatie zal
worden verminderd. Ik begrijp dat de heer van der Lip er
verder niet veel over kan zeggen, maar zijn woorden geven
reeds hoop, dat hier iets goeds zal worden bereikt.
Nu het idee schoolreisjes in debat gekomen is en de be
kostiging daarvan uit de gemeentekas, sluit ik mij volkomen
aan bij den heer Oostdam en zal noch stemmen voor het
oorspronkelijke voorstel-Groeneveld noch voor het amende
ment van den heer Knuttel. Ik geloof niet, dat de school
reisjes verkeerd zijn, dat spreekt wel van zelf, maar ik geloof,
dat het verkeerd is, dat ze uit de gemeentekas moeten worden
bekostigd. Het is veel gezonder, wanneer men doet, wat
sommige scholen al gedaan hebben, namelijk door kleine
bijdragen, die de kinderen zelf meebrengen, ze in staat stellen
onder leiding van de onderwijzers uit te gaan, Dan genieten
ze ook meer, omdat ze zelf daartoe hebben bijgedragen. Ik
geloof dat ook in dezen het particulier initiatief het wint van
de methode van de heeren Knuttel en Groeneveld.
De heer Groeneveld. M. d. V. De Wethouder beeft gezegd,
dat hij onderwijs voor volwassenen niet noodig acht, maar
het is mij toch bekend dat aan de Lichtfabrieken een derge
lijke school is ingesteld voor de meteropnemers, omdat die
menschen in hun vak wat ontwikkeld g moeten hebben: ze
moeten behoorlijk kunnen lezen, schrijven enz. Aan die
gemeente-instelling is de noodzakelijkheid van een school voor
volwassenen dus wel gebleken. En er zullen in Leiden toch
nog wel meer personen zijn dan die meteropnemers, die
dergelijk onderwijs wel wat noodig hebben. Nu wordt wel
verwezen naar de Ambachtsschool, maar ik meen, dat daar
alleen vakonderwijs wordt gegeven, zeker, ook wel verbonden
met theoretisch onderwijs, maar is daarvoor ook een afzon
derlijke cursus, los van het vakonderwijs, waar de menschen
alleen wat ontwikkeling krijgen? Daarvoor bestaat geen
gelegenheid. Het eenvoudigste middel is wel, aan de Ambachts
school een cursus alleen voor gewoon onderwijs te verbinden,
en dat zou misschien ook een goedkoope oplossing zijn. Op
allerlei wijzen, vaak op gebrekkige wijze, wordt er wel van
particuliere wijze in voorzien, voor menschen, die daar prijs
op stellen, maar het gaat niet zooals het gaan moet. Als de
gemeente het ter hand neemt, gaat het veel beter. Ik zou er
daarom op aan willen dringen, dat Burgemeester en Wet
houders in die richting eens stappen doen. Ik geloof dat
genoeg personen er gebruik van zullen maken, en het is
toch ook in het belang van de gemeente, dat ook volwassenen
wat ontwikkeling kunnen opdoen.
Wat de schoolreisjes betreft, het spijt me, dat mijn be
scheiden voorstel nog geen genade heeft kunnen vinden in
de oogen van den Wethouder. Ik wil natuurlijk graag het
voorstel van den heer Knuttel steunen, maar als ik hier een
voorstel doe, houd ik rekening met den Raad, en daarom
dacht ik dat het college een bescheiden voorstel van 1000.
niet zou afwijzen. Het valt me erg tegen, dat dat gebeurd
is, en als zij het afwijzen, heb ik niet veel hoop meer, zoo
zijn nu eenmaal de verhoudingen in dezen Raad. De heer
Meijnen wil deze zaak overlaten aan het particulier initiatief.
Er wordt aan de scholen gespaard, zei hijwelnu, dat zei ik
ook, maar het bijeengebrachte geld is vaak ontoereikend, en
daarom moet men de gemeente laten bijdragen. Die bijdrage
is dan ook bedoeld als een aanvulling, want ik stel mij niet
voor dat men van 1000.wat zal kunnen doen, als de
kinderen zelf niet bijdragen. Ook ik heb liever dat de gemeente
de zaak geheel en al voor haar rekening neemt, maar iets
dergelijks heeft in dezen Raad heelemaal geen kans.
Daarom meen ik mijn bescheiden voorstel te moeten hand
haven. Het is wel een zeer gering bedrag maar ik geloof,
dat het zeer nuttig besteed zal zijn.
De heer Oostdam. M. d. V. Mevrouw van Itallievan Embden
blijft idealistisch gestemd en zij heeft een schijnbaar sterk
argument gevonden voor hare meening.
Zij vraagt namelijk: denkt ge soms, dat de verwaarloosde
kinderen, wanneer men hen laat in de gewone omgeving,
daar niet met den nek aangezien zouden worden?
Dat behoeven wij niet zoo zwaar op te nemen. Kinderen,
zooals zij met elkander opgroeien, weten elkander zeer goed
te waardeeren en dikwijls zullen zij elkanders gebreken niet
zoo zwaar aanrekenen. Maar wanneer de groote menschen er
aan te pas komen en er met den vinger op gaan wijzen en
zeggen: »kijk dat eens een verfoeilijke jongen of meisje zijn,
zoo'n kind moet naar de andere school", dan dikken wij dat
nog wat aan en dan wordt wat de kinderen van elkander
zouden verdragen hebben in hun oogen een groote fout.
Laten wij voorts ook eens even denken aan wat er gebeurt
nadat de kinderen de school verlaten hebben. Zij moeten dan
naar een baas en komt de vraag, op welke school zij geweest
zijn; en dan zou zoo'n achteruit gesteld kind ten antwoord
moeten geven: ik ben geweest op de school voor verwaar
loosden. Zullen die kinderen dan dankbaar zijn jegens de
groote menschen, die hen op dat oogenblik last doen hebben
van de goede zorgen, welke men aan hen heeft willen besteden