542 WOENSDAG 14 DECEMBER 1921. voorstel komen van Burgemeester en Wethouders, maar reeds die eenvoudige wijze om de kinderen niet naar een andere stad te voeren, maar andere steden door middel van de bios coop hier te brengen, heeft niet veel resultaten opgeleverd. Als het onderwijs eens heelemaal goed is, dan kunnen wij zien of er geld beschikbaar is voor reisjes, maar op het oogenblik is het geld nog te zeer noodig om goed te maken dat wat wij reeds hebben, zoodat wij het denkbeeld van den heer Knuttel voorloopig moeten laten rusten. De Voorzitter. Ik heb het volgend voorstel van den heer Groeneveld ontvangen: »ündergeteekende stelt voor 1000.— ter beschikking van Burgemeester eri Wethouders te stellen, ten einde bij te dragen in de kosten van schoolreisjes." Ik doe opmerken, dat deze zaak bij dit volgnummer niet behoort; dit is een algemeene post. Ais het voorstel mocht aangenomen worden, zal het elders in de begrooting onder gebracht moeten worden. Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer van der Lip. M. d. V. Ik zal trachten de ver schillende sprekers in het kort te beantwoorden. Wat betreft de redevoering van den heer Meijnen zou ik deze opmerking willen maken, dat het vanzelf spreekt, dat wij bij de begrooting der uitgaven wel rekening moesten houden met den bestaanden toestand. Het is natuurlijk slechts een raming voor het volgend jaar. Worden de reorganisatie plannen, waarmede ik binnen kort bij den Raad hoop te komen, vastgesteld, dan zal dat in het volgend jaar een ge- heele hervorming geven op het onderwijsgebied. Wij willen allen hartelijk hopen, dat die reorganisatie ook zal leiden tot bezuiniging en dan zullen de uitgetrokken gelden niet alle uitgegeven behoeven te worden. Op het oogenblik echter kunnen wij geen andere bedragen noemen dan die, welke ons op dit oogenblik bekend zijn, want wij weten niet wat het onderwijs na de reorganisatie zal kosten. Ik geloof, dat ten gevolge van de reorganisatie het aantal overtallige onderwijzers belangrijk zal slinken, en dat op die wijze een bezuiniging zal verkregen kunnen worden; maar aan den anderen kant zullen wellicht weder uitgaven staan. Zullen wij sommige scholen niet moeten verbouwen Zullen wij geen reserve-onderwijzers moeten aanstellen? Ik stel slechts eenige vragen zonder ze te beantwoorden. Wij zullen dat dus naderhand kunnen zien, wanneer wij de reorganisatieplannen kennen; maar ik hoop met den heer Meijnen, dat die reorganisatie tot bezuiniging zal leiden en dan behoeven wij het bedrag, dat nu uitgetrokken is, niet geheel uit te geven. De heer Meijnen zal mij overigens niet kwalijk nemen, wanneer ik op die reorganisatieplannen niet verder inga, want ik ben bang dat wij amlers hier een debat krijgen over een onderwerp, dat nu niet aan de orde is. De heer Meijnen heelt onder andere gesproken over de afschaffing van de vakonderwijzeressen bij de handwerken en heb ik hem goed begrepen, dan zou hij het aangenaam vinden wanneer Burgemeester en Wethouders nu alvast dien aangaande hunne opvatting daaromtrent zouden kunnen mededeelen. Ik zou dat kunnen doen; ik zou althans mijne persoonlijke opinie daaromtrent alvast kunnen mededeelen, maar ik zie daarvan af; want wanneer ik hieromtrent nu iets zei en het viel bij één van de leden van den Raad niet in goede aarde, dan zou er allicht een debat daarover komen en daarvoor is de tijd nog niet aangebroken. Wij zullen daarover straks kunnen debatteeren, wanneer de reorganisatie plannen bij den Raad aanhangig zijn gemaakt. Ik kom thans tot den hoofdschotel van de bespreking: het denkbeeld van mevrouw van ltallievan Embden om een school voor verwaarloosde kinderen op te richten. Ik wil mijn excuus maken, dat wij de desbetreffende vraag in het Algemeen Verslag niet dadelijk goed begrepen hebben. Ik heb bij die vraag gedacht meer aan een zoogenaamde strenge school. Het is geen wonder, dat men daaraan het eerst denkt, omdat er van die scholen in ons land meer zijn dan scholen voor verwaarloosde kinderen. Voor zoover mij bekend bestaat er in ons land nog geen enkele openbare school voor verwaarloosde kinderen, wel enkele bijzondere, te Amsterdam en te Rotterdam. Dus dat ik meer heb gedacht aan een strenge school, zal men mij niet kwalijk nemen. Wat betreft mijne opvatting in zake de school voor ver waarloosde kinderen, hoe sympathiek het idee mij ook moge voorkomen, sta ik meer óp het standpunt van de heeren Knuttel, Groeneveld en üostdam dan op dat van mevrouw van ltallievan Embden. Ik meen ook, dat men alleen dan voldoenden grond heeft om een aparte school te stichten wanneer daar ander soort onderwijs gegeven moet worden. Er zijn leerlingen, die door bizondere omstandigheden het gewone onderwijs niet kunnen volgen en dan bestaat er alleszins reden, hoe onaangenaam het ook soms voor die kinderen moge zijn, om daarvoor een afzonderlijke school op te richten, als daar zijn scholen voor zwakzinnigen, voor blinden, voor doofstommen. Ik ben er echter geen voorstander van om een afzonderlijke school te stichten voor kinderen, die het gewone onderwijs kunnen volgen. Dat is ook, meen ik, het standpunt van den wetgever. Wanneer die spreekt, van buitengewoon lager onderwijs, dan bedoelt hij daarmede ook onderwijs aan kinderen, die door bijzondere omstandigheden het gewone onderwijs niet kunnen volgen. De kinderen, welke mevrouw van ltallie—van Embden bedoelt, kunnen het gewone onderwijs echter zeer goed volgen alleen zijn ze haveloos, en nu meen ik dat men niet moet trachten om voor die kinderen een aparte school te krijgen, maar om hen niet meer haveloos te doen zijn. Wij hebben hier een vereeniging voor schoolkindervoeding en -kleeding, die werkt met subsidie van de gemeente; wij hebben het geneeskundig schooltoezicht; de heer Groeneveld heeft een beetje uit de school geklapt en meegedeeld, dat we ook binnenkort school verpleegsters hopen te krijgen. Op die manier kan men er toch, dunkt mij, wel voor zorgen, dat de kinderen behoorlijk gekleed zijn en dat ze uit hygiënisch oogpunt geen gevaar opleveren voor de omgeving. Als men voor die kinderen een aparte school gaat oprichten, krijgen ze en houden ze een apart stempel. Wij kunnen die school dan wel noemen: school voor verwaarloosde kinderen, maar het volk zal haar allicht een anderen, een minder mooien naam geven. Dat heeft men gezien bij de strenge school, die al »boefjesschool" wordt genoemd. Ik laat nog daar het be zwaar, dat het zeer moeilijk is uit te maken of een kind onder de categorie verwaarloosden moet worden gebracht of niet. Wij voelen dus niets voor het oprichten van zulk een school, die trouwens geheel zou komen voor rekening van de gemeente, want, ik zie niet in, dat het Rijk hiervoor iets zou geven. Dan het denkbeeld van den heer Knuttel: de schoolreisjes. Hij verlangt, dat de gemeente niet zal bijdragen in de kosten, maar de kosten geheel zal betalen. Hij is niet zeer bescheiden in zijn eischen, in zijn gedachten komen er reisjes naar Parijs, misschien wel naar Petersburg. De heer Knuttel. Ik haalde alleen het Russische voor beeld aan. De heer van der Lip. Ik ben het eens met den heer Oostdam, die de kinderen ook graag een reisje gunt, maar het gaat toch niet aan voor dergelijke dingen weer geld uit te geven. Onze taak is: dèn kinderen goed onderwijs te geven, en schoolreisjes staan daarmee slechts in zeer verwijderd verband. Het is natuurlijk wel ontwikkelend voor de kinderen als ze wat kunnen zien in andere plaatsen, maar het is niet direct onderwijs. En in de tegenwoordige omstandigheden, waar het onderwijs zelf al zoo ontzettend veel geld kost, kunnen wij allerminst denken aan schoolreisjes en de be kostiging daarvan. Het lijkt mij toe meer iets te zijn voor particulieren en in de eerste plaats voor de ouders zelf, die door sparen de kinderen in staat kunnen stellen eens een of meer dagen uit te gaan. Ik ontraad dus de aanneming van het voorstel van den heer Groeneveld, dat hij, dit tusschen twee haakjes, zeker niet alleen ten bate van de openbare, maar ook van de bijzondere scholen zou willen laten komen. Er is ook nog ter sprake gebracht het onderwijs aan volwassenen. Ik kan het niet helpen, dat de vraag gesteld is ten opzichte van het vakonderwijs, en dat dus daarop een antwoord is gegeven. Wat dat onderwijs aan volwassenen betreft, dat zou weer een aparte school moeten worden. Het is misschien wel gewenscht, dat te doen, zooals in Rusland blijkbaar het geval is, en als wij dien heilstaat hier hebben, krijgen wij het misschien ook, maar laten wij er nu niet aan beginnen. Als de menschen noodig hebben te leeren voor een beroep of betrekking, dan is de Ambachtsschool er, waar ze zoowel theoretisch als practiscb onderwijs krijgen, maar ik zie het nut er niet van in om voor menschen van 40, 50 jaar een gewone school op te richten, die wij dan ook weer zelf zouden kunnen bekostigen. Van de avondschool van de Ambachtsschool wordt veel gebruik gemaakt. De Voorzitter. Daar wordt ook theoretisch onderwijs ge geven, ook lezen en schrijven. De heer van der Lip. Ja, enkele vakken van het lager onderwijs leeren ze daar ook, maar de heer Groeneveld wil hebben een school alleen voor enkele, theoretische vakken, en die is niet noodig. De heer Knuttel. M. d. V. Het is nooit mijn gewoonte om te trachten aan mijn medeleden vliegen af te vangenom

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 10