MAANDAG 12 I ECEMBER 1921. 475 11°. Motie van denzelfde in zake het honden van optochten en meetings met muziek en banieren op Zondag. 12°. Motie van denzelfde in zake het gebruik van wapenen door de politie. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen van de begrooting. 13°. Voorstel van denzelfde in zake de heffing van 100 opcenten op de hoofdsom der Vermogensbelasting. Zal worden behandeld bij volgnr. 36 van de begrooting. 14°. Voorstel van denzelfde in zake vermindering van den post «Ontvangsten ter zake van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit", in verband met verlaging van den prijs van electrischen stroom. Zal worden behandeld bij volgnr. 26 van de begrooting. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat aan M. van Lieshout, eervol ontslagen gasstoker aan de Stedelijke Lichtfabrieken, met ingang van 1 November 1921, een suppletie-pensioen is verleend van ƒ462.zoolang het hem bij Koninklijk Besluit toegekend pensioen bepaald blijft op 445.'sjaars; dat aan J. G. Brinkmann, eervol ontslagen hoofdverpleegster bij het gesticht «Endegeest", met ingang van 16 October 1921, een suppletie-pensioen is verleend van 363.zoolang het haar bij Koninklijk Besluit toegekend pensioen bepaald blijft op 492.'sjaars. Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van een Regent van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. No. 398.) De Voorzitter. Ik verzoek den heeren van Eek, Sanders, Wilbrink en Schoneveld het stembureau te willen uitmaken. Bij de eerste stemming verkrijgen de heeren W. J. P. Suringar en J. A. Prins ieder 10 stemmen, terwijl 6 biljetten van onwaarde en 2 in blanco waren. De Voorzitter. Aangezien niemand de volstrekte meerder heid van stemmen heeft verkregen, moet een tweede vrije stemming plaats hebben. Bij deze tweede vrije stemming wordt benoemd met 10 stemmen de heer W. J. P. Suringar; de heer J. A. Prins verkreeg 9 stemmen, terwijl 9 biljetten in blanco waren. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Praeadvies op het verzoek van Mej. H. H. de Wolff om eervol ontslag als Gemeente-apotheker. (Zie lng. St. No. 401.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Voorstel in zake het sluiten van kasgeldleeningen ge durende het 1ste kwartaal 1922. (Zie Ing. St. No. 402.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Verordening, tot wijziging van de verordening van 2 Augustus 1920 (Gemeenteblad No. 35), betreffende het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan gemeente ambtenaren en hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens de verordening, regelende het verleenen van pensioen en wacht geld aan gemeente-ambtenaren en de verordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914. (Zie Ing. St. No. 404.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer van Stralen. M. d. V. Wij krijgen elk jaar een voorstel tot wijziging van de hierbedoelde verordening. Ik wil vragen, of het niet mogelijk zou zijn dat deze zaak eens definitief werd vastgesteld, zoodat het niet meer noodig is elk jaar hiermede te komen. De Voorzitter. Ik kan den heer van Stralen dit antwoorden. Indertijd, toen de regeling betreffende de verhoogiug van 40% op de pensioenen der Rijksambtenaren tot stand kwam, heeft men oorspronkelijk heelemaal niet gedacht aan de gemeente-ambtenaren; de hen betreffende bepalingen werden eerst later in het ontwerp opgenomen, zonder dat men zich aan het departement voldoende rekenschap had gegeven van de moeilijkheden, die zich zouden voordoen, in verband met de gehandhaafde gemeentelijke pensioenverordeningen en het in werking treden van de pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913. Toen zijn er twee artikelen in het wetsontwerp opgenomen, welke aan de gemeenten de bevoegdheid verleenden de pen sioenen van de gemeente-ambtenaren, die betaald worden uit het pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren, te ver- hoogen. Zooals bekend is, zouden de pensioenverordeningen zijn vervallen, indien de pensioenwet de mogelijkheid niet had geopend de bestaande hoogere aanspraken te handhaven; een besluit daartoe moest voor 1 April 1914 worden genomen. Dit besluit, dat ook door uwe vergadering genomen is, werd door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, waarmede iedere ver dere gemeentelijke bemoeiing ten aanzien van de pension- neering harer ambtenaren werd afgesneden. Uitdrukkelijk is toen bij de wet van 29 Mei 1920 Staatsblad 283 aan de ge meentebesturen de bevoegdheid gegeven een besluit te nemen tot verhooging van bepaalde pensioenen. Nu weet men ech ter, dat er behalve de pensioenen, die uit het pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren worden betaald, ook nog zijn toegekend suppletie-pensioenen en zuiver gemeentelijke pen sioenen. Ten aanzien van deze pensioenen werd de bevoegdheid tot verhooging niet in de wet opgenomen; de Minister van Financiën heeft echter in de Eerste Kamer verklaard, dat aan dit bezwaar kon worden tegemoet gekomen door een toelage te verleenen, echter telkens vöor een bepaalden termijn, namelijk één jaar. Zoolang dus de gemeente gepensionneerden heeft, die een suppletie-pensioen of een ander zuiver ge meentelijk pensioen genieten, dat na 1 October 1913 is ver leend deze laatsten zijn meestal menschen, die voor het bereiken van den 65-jarigen leeftijd wegens een diensttijd van 40 jaren zijn gepensionneerd of zooals bij de politie na 30- jarigen dienst en dus soms op 52- of 53-jarigen leeftijd zal elk jaar deze verordening opnieuw moeten worden vastgesteld, omdat die menschen anders geen recht op hun verhoogden bijslag hebben. De heer A. Elkerbout. M. d. V. Het is mij bekend, dat de menschen, die gepensionneerd zijn, twee maal moeten loopeneens per maand om hun eigenlijke pensioen te halen en dan om de drie maanden voor de verhooging. Zou het niet mogelijk zijn om, waar het oude menschen zijn, hen ineens te helpen? Het zou niet alleen een gemak voor die menschen wezen, maar ook een vereenvoudiging in de administratie te weeg brengentevens kan hier mijns inziens bezuinigd worden. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders willen gaarne nagaan of het mogelijk is. Op dit oogenblik kan ik u geen definitief antwoord geven, maar als het mogelijk is dien menschen het twee maal loopen te besparen, zijn wij bereid dat te doen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. VI. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen de verschillende lokalen der Stads-Gehoorzaal tegen vermin derd tarief af te staan aan de Leidsche Pluimvee-Vereeniging ten behoeve van hare in Februari a.s. te houden tentoon stelling. (Zie Ing. St. No. 399.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck. M. d. V. Ik wensch even mede te dee- len waarom onze fractie tegen dit voorstel zal stemmen. Wij achten het houden van een pluimvee-tentoonstelling niet van voldoende algemeen belang om daarvoor een zoo groote reductie te geven op de prijzen, welke gewoonlijk voor het verhuren van de Gehoorzaal worden berekend. Een bedrag van 125.voor 7 dagen achten wij veel te gering. Het houden van een pluimvee-tentoonstelling is een onschuldig iets en het werpt misschien ook nog wel eenig nut af, maar het is niet van zoodanig algemeen belang te achten, dat een zoo aanzienlijke reductie gemotiveerd zou zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3