502 MAANDAG 12 DECEMBER 1921.
beperking, want zij zijn werkloos door het leven kunnen
komen.
De heer van Stralen heeft ter sprake gebracht het verslag
van een vergadering van den Nederlandschen Roomsch Katho
lieken Volksbond en heeft naar aanleiding daarvan met zekere
genoegdoening gezegdziet ge wel, uw eigen leden zijn het niet
met u eens; in het verslag van die vergadering in De Leidsche
Courant staat, dat met algemeene stemmen de houding van
het Burgerlijk Armbestuur werd afgekeurd.
Wanneer er in dit verslag sprake is van de houding van
het Burgerlijk Armbestuur, dan wil ik erop wijz'en, dat in
die vergadering niet ter sprake gekomen is de eigenlijke
uitkeering, door het Burgerlijk Armbestuur gedaan, doch dat
eigenlijk meer naar voren gebracht is de wijze, waarop het
Burgerlijk Armbestuur de uitkeeringen behandelt; dat wil
zeggen de trage gang in zake het verstrekken van de uitkeering
aan de menschen, het langdurig onderzoek, een onderzoek
dat mijns inziens juist moet zijn doch dat zeker geen weken
behoeft te duren, ten gevolge waarvan de menschen te lang
verstoken zijn van uitkeering. En vooral was het bezwaar
voor ons, Katholieke arbeiders, dat de Katholieke arbeiders
ingevolge de Armenwet van het Burgerlijk Armbestuur eerst
werden verwezen naar het Katholiek Armbestuur.
Ik hoop ik heb op dit stuk reeds eenige vage toezeg
gingen gekregen dat ook hier een andere wijze van han
delen zal ingevoerd worden en dat voortaan wat betreft de
Katholieke arbeiders, indien zij zich bij het Burgerlijk Arm
bestuur aanmelden, de zaak schriftelijk met het Katholiek
Armbestuur behandeld zal kunnen worden en dat hun de
gang naar het Katholiek Armbestuur zal bespaard blijven.
Voor menschen, die nooit nog in aanraking met een armbestuur
geweest zijn, is het een zeer zware stap om zich daar te
moeten vervoegen en ik spreek de hoop uit. dat het Burgerlijk
Armbestuur zal overwegen om dien gang in elk geval te
voorkomen.
De heer Splinter. M. d. V. Het is niet mijne bedoeling
algemeene beschouwingen te houden. Wij hebben daarvan nu
al genoeg gehad en het zijn, zooals de heer Sijtsma terecht
heeft gezegd, nagenoeg niets anders dan politieke beschou
wingen, die weinig of niets met de eigenlijke gemeente-
begrooting te maken hebben.
Ik wil alleen iets zeggen naar aanleiding van datgene wat
de heeren Knuttel en van Stralen gezegd hebben over het
sectieverslag.
Elk jaar hooren wij dezelfde klacht. De verslagen van het
in de drie afdeelingen verhandelde worden tot één verslag
verwerkt en het is zoodoende best mogelijk dat enkele woor
den uitvallen.
Ik weet wel, dat ik den heer Knuttel persoonlijk heb ver
zocht om rapporteur te zijn. Hij bedankte echter voor die
eer, omdat hij dan gemakkelijker kan critiseeren. Ik zou dan
ook den heer Knuttel willen aanraden om in een volgend
jaar zelf rapporteur te wezen. Dan zullen de klachten, die
wij nu hebben gehoord, wel niet meer vernomen worden.
De Voorzitter. Ik wensch thans nog eenige woorden te
zeggen.
Men zal begrijpen, dat ik niet zoo erg in deze begrooting
zit; ik ben langen tijd afwezig geweest en daarom ben ik er
niet volkomen mede op de hoogte. Ik heb echter met belang
stelling van de begrooting kennis genomen en ook van het
afdeelingsverslag.
Nu heeft het mijne verbazing gewekt, hoe na dat vrij onbelang
rijk sectieverslag, op grond waarvan men zou verwachten een
bespreking van drie kwartier, desnoods een uur, er aanleiding
heeft kunnen zijn tot zoo uitgebreide algemeene beschouwingen
als thans gehouden zijn. Ik zal de laatste zijn om er aanmerking
op te maken, integendeel, ik heb het gesprokene met belang
stelling aangehoord, maar, waar de heer van Eek er lond
voor uit komt, dat hij voor de tribune spreekt, vraag ik mij
af waarom men voor dat doel te dezer plaatse andere menschen
en de ambtenaren van hun kostbaren tijd berooft? Waarom
hebben de heeren niet gezamenlijk een zaal gehuurd als het
kon, zou ik die wel van gemeentewege gratis willen afstaan,
dan had het publiek het nog beter kunnen hooren. Ik heb mij afge
vraagd of dergelijke redevoeringen in een Gemeenteraad thuis
behooren. Wij hebben verre reizen gemaakt en ik heb
dingen gehoord, welke misschien niet eens in de Tweede
Kamer thuis behooren, doch hier zeker niet. Het schijnt echter
tegenwoordig een mode te zijn, maar ik hoop, waar wij het
tegenwoordig nogal eens dikwijls over bezuiniging hebben,
dat die mode zal veranderen, want het houden van Raads
vergaderingen is een van de duurste dingen. Voor de Gehoor
zaal betaalt men 40.plus de kosten van het electrisch
licht, maar een Raadsvergadering kost honderden guldens.
Indien de heeren hun beschouwingen in de Gehoorzaal hadden
gehouden, zou daarvan in de Leidsche bladen even goed een
verslag zijn verschenen, hoewel dan korter dan dat in de
Handelingen van den Raad.
Ik hoop, dat de heeren, nu zij hun gemoed goed hebben
kunnen luchten, in hun replieken korter zullen zijn, want
dit zou tot een bezuiniging leiden, welke door de burgerij
op prijs zou worden gesteld; de ingezetenen weten toch wel
wat zij aan hun afgevaardigden hebben. Misschien ben ik er
een beetje uitgeraakt, maar het lijkt mij toe, dat het een
bezuiniging zou zijn, die geen schade zou doen. Ik wil thans
op een paar punten, die ter sprake zijn gebracht, wijzen.
Mij dunkt, dat de heer van Eek in zijn critiek op Burge
meester en Wethouders niet billijk is geweest. Hij zegt, dat
men te Amsterdam alles doet om de menschen op goedkoope
wijze aan verschillende eerste levensmiddelen te helpen, ik heb
hier indertijd tijdens den distributietijd zelf de levensmiddelen-
kwesties behandeld en op grond daarvan meen ik te mogen
zeggen, dat Leiden niet bij Amsterdam heelt achtergestaan.
De heer van Eek heeft als voorbeelden genoemd de brand
stoffen- en de roeelvoorziening, maar ik geloof niet, dat
Amsterdam daarin zoo nuttig werkzaam is geweest. Ik geef
toe, dat men door dien aankoop van meel een poosje goedkoop
brood heeft gehad, maar als men dien meelaankoop speculatief
zou willen doorzetten, zou men dunkt mij op den duur geen
goedkoop brood krijgen.
Wat de vischvoorziening aangaat, meen ik, dat men te
Amsterdam niet meer heeft gedaan dan hier; het aantal win
kels van de gemeente is te Amsterdam, in tegenstelling met
Leiden, thans reeds ingekrompen.
Laat ik nog als voorbeeld Zaandam nemen, waar de partij-
genooten van den heer van Eek grooten invloed hebben;
daar is op dit gebied thans niets gedaan.
Het ligt niet aan mij, dat er hier ter stede niet meer is
gedaanhet spijt mij zelfs, dat in mijn afwezigheid de verkoop
van manufacturen enz. in de Waag is opgeheven. Ik weet,
dat de opperste leider van de partij van den heer van Eek,
de heer Troelstra, van oordeel is, dat het oprichten van
gemeentebedrijven niet altijd het ware middel is om goedkoop
te produceeren. Theoretisch kan men, geloof ik, niet zeggen,
dat dit zoo verkeerd is, maar het komt op de practijk aan.
De aanhangers van al de partijen, de S. D. A. P., de partij van
den heer Knuttel, de Christelijke partijen en de liberale partij
hebben alle zeer zeker goede beginselen, maar het addertje, dat
bij die beginselen altijd onder het gras schuilt, is het eigen
belang. Dat speelt bij ieder mensch een kleiner of grooter rol
en daarin ligt de oorzaak, dat particulieren beter werken dan
de personen in overheidsdienst. Dat komt ook speciaal hierdoor,
dat, hoewel onder hen, die gemeenschapswerk verrichten,
er misschien wel eenigen zijn, die het uit gemeenschapszin,
eerzucht of ijdelheid goed doen, de anderen niet dien ijver
toonen, welken men bij particuliere bedrijven onder het per
soneel aantreft. Daarom werken de gemeentebedrijven duur
der en de heer Troelstra heeft die dan ook al lang over boord
gegooid; de sociaal-democraten zijn daardoor gekomen tot het
denkbeeld der socialisatie.
Ik geloof dan ook, dat men met de oprichting van ge
meentebedrijven in het algemeen niet bereikt, dat de prijzen
lager worden, wanneer men althans uitgaat van den stelregel,
dat de gemeentebedrijven zichzelf moeten bedruipen en ook
zelfs winst mogen behalen, een regel, die toch ook te Am
sterdam zoowel door Wethouder Wibaut als door Wethouder
de Miranda wordt gevolgd.
Nu geloof ik dat men, als men vasthoudt aan dat systeem
van zichzelf bedruipen en desnoods ook winst behalen, op den
duur veel duurder uit is dan wanneer particulieren de arti
kelen distribueeren.
In den tijd van de duurte hebben de particulieren wat
hunne prijzen betreft niet altijd de goede maat gehouden en
daarom heb ik dan ook bevorderd het in het leven roepen
van gemeentewege van inrichtingen, die prijsregelend werkten
maar in het algemeen geloof ik dat men daarmede niet te
ver moet gaan.
Ik zal iets noemen waaruit dat ten duidelijkste blijkt.
Als men een vergelijking maakt tusschen de Haagsche tram
en de Amsterdamsche tram, dan zal iedereen zeggen: de
Haagsche tram is veel beter; en dat niet alleen, maar de
Haagsche tram heelt hare prijzen bijna niet behoeven te ver-
hoogen, terwijl het tramtarief te Amsterdam zeer hoog is ge
weest. Nu heeft men in den Haag een particulier bedrijf, dat
onder gemeentelijk toezicht staat en te Amsterdam een direct
gemeentebedrijf.
Ik geloof daarom, dat de heer van Eek deze zaak veel te
eenzijdig beschouwd heeft.
Ik zou thans nog eenige dingen te zeggen hebben, maar
ik geloof beter te doen met dat tot morgen uit te stellen. Ik
denk dat de leden nu wel wat vermoeid zullen zijn en ons
wachten nog zware dagen.
Ik schors daarom thans de vergadering tot Dinsdag 13
December des namiddags l1/, uur.