484
MAANDAG 12 DECEMBER 1921.
wijze kunnen waken voor de orde in het bestuur van de
gemeenten en van het land.
Verder wil ik er in het kort op wijzen, dat, waar de heer
van Eek zegt den strijd te voeren tegen hetgeen hij noemt
»het kapitalisme", ik bang ben, dat de wijze, waarop hij dien
strijd voert, vrijwel evenwijdig loopt met den strijd voor de
ontwrichting van de geheele maatschappij. Daarom kunnen
wij niet aan dien strijd meedoen.
De heer van Eek heeft het bij het bespreken van den
woningbouw gehad over de villa's, welke gebouwd worden
voor de rijken. Ik heb niets tegen den bouw van villa's,
maar ik zou willen vragen of op het terrein van de sociaal
democraten villa's en mooie huizen zijn uitgesloten.
De heer van Eek heeft het verder gehad over het groot
verschil in de bezoldiging van verschillende personen in dienst
van de gemeente. Wanneer dit beteekent, dat de heer van
Eek een strijd voert voor de nivelleering van die bezoldigingen,
dan vindt hij mij in dien strijd niet aan zijn zijde. Er is in
dat streven naar nivelleering veel dat ik niet kan goedkeuren,
veel dat ik betreur, hierom betreur, omdat in het systeem
van nivelleering het hebben van bijzondere geschiktheid, het
verrichten van bijzondere praestaties veel te weinig tot
uiting komt.
Als vroeger menschen verhooging kregen, dan waren zij
blijals tegenwoordig de menschen verhooging krijgen, dan
hoort men vaak, dat het iets is wat hun rechtmatig toekomt.
Er is een zeer groot verschil in de waardeering van het
zelfde feit vroeger en nu en zooals het nu is, gaat het gepaard
met een verlies van vele ideale dingen in de opvatting der
menschen.
Ik weet niet, of hetgeen ik nu nog zeggen ga, hier bijzonder
op zijn plaats is; ik zou het ook niet gezegd hebben, wanneer
de heer van Eek niet het woord genoemd had. De heer van
Eek heeft uiting gegeven aan de klacht, dat het gemeente
bestuur zoo bitter weinig doet voor de geestelijke belangen
van de bevolking, en heeft ook gezegd dat het kapitalistische
stelsel in strijd is met de eerste beginselen van merischenliefde.
Het verbaast mij dat dergelijke klacht komt van de zijde
van de S. D. A. P. ik zou willen vragen: wat doet die partij
voor de waarachtig geestelijke belangen van het volk? Welk
antwoord geeft de S. D. A. P. aan een sociaal-democraat, die
in Zwitserland in een vergadering van een sociaal-democra
tische groep zeide: ik heb medegemaakt al die leuzen, al die
hooge, onmogelijke in te willigen eischen, al het geschreeuw
daarover, maar toen ik een poosje vanuit dat lawaai gekomen
ben in de eenzaamheid heb ik bemerkt, dat dat alles niets
geeft voor mijne geestelijke behoeften: dat liet een leegte
in mij achter.
Daarom vraag ik: wat doet de S. D. A.P., als zij spreekt
van behartiging van de geestelijke belangen van het volk.
daarvoor? Ik zeg dan van mijn kant: er is slechts één middel
om daaraan te voldoenmen brenge het volk het Evangelie
De heer Knuttel. M. d. V. Men zou haast reeds hierom
geneigd zijn met het thema van bezuiniging te beginnen,
omdat men de vraag zou kunnen stellen of er niet zekere
bezuiniging voor de gemeentekas te vinden ware misschien
kom ik daardoor in strijd met de wet door het Voorloopig
Verslag op de gemeentebegrooting voortaan achterwege te
laten.
In de eerste plaats wordt het belang van hetgeen behandeld
wordt steeds geringer. Dit houdt voor een groot deel verband
hiermede, vooreerst dat de meer principieele dingen die men
te zeggen heeft oneindig beter in openbare vergadering gezegd
kunnen worden, en in de tweede plaats met het feit dat de be
moeiingen van den Gemeenteraad juist op die gebieden waarop
het eenigszins aankomt ik noem onderwijs, woningbouw,
werkloozenzorg, enz. steeds meer door de hoogere autori
teiten worden ingeperkt en dat de Gemeenteraden steeds meer
worden commissies, die ja en amen mogen zeggen op alles
wat de heeren in den Haag voorschrijven.
Ik doel echter nog op een andere zaak in het Algemeen
Verslag, namelijk de buitengewone onjuistheid waarmede de
in de afdeelingen uitgesproken meeningen in het Verslag
plegen weergegeven te worden.
En dan krijgen wij daardoor ook antwoorden van Burge
meester en Wethouders, die natuurlijk in het geheel niet
slaan op de opmerkingen, en wordt het nut bijzonder gering.
Dezen keer heeft men het onder andere zoover gebracht, dat
men mij het omgekeerde heeft laten zeggen van hetgeen ik
in werkelijkheid gezegd heb. Men heeft mij namelijk laten
zeggen, dat de opbrengst van den hoofdelijken omslag geflat
teerd zou zijn voorgesteld, maar ik heb juist het omgekeerde
gezegd, namelijk dat de hoofdelijke omslag ongetwijfeld meer
zou opbrengen dan overeenkomstig de verschillende heffings-
percentages wordt verwacht. Het antwoord van Burgemeester
en Wethouders kan dan ook moeilijk slaan op hetgeen ik
gezegd, heb.
Ik zal hierop niet verder ingaan, omdat ik het van secun
dair belang acht en ik het in het algemeen verband heb ter
sprake gebracht.
Wel wil ik iets zeggen naar aanleiding van een andere
opmerking, welke men mij heeft laten maken, namelijk deze
»Bezuiniging keurt hij af, omdat hierdoor de ineenstorting
van het kapitalisme wordt tegengehouden."
Dat heb ik niet gezegd en dat geeft ook mijn meening niet
weer. De kwestie of bezuiniging moet worden betracht meet
ik niet af naar de vraag ol die bezuiniging invloed zou kunnen
hebben op de ineenstorting van het kapitalisme, maar naar
de noodzakelijkheid van de maatregelen, welke genomen
moeten worden, Bij het nemen van maatregelen, die genomen
moeten worden en waarop de arbeidersklasse aanspraak heeft,
kan nooit van bezuiniging sprake zijn. Als men zegt, dat het
kapitalisme daarbij zal ineenstorten, dan ben ik het daarmede
volkomen eens, maar dit is het gevolg, niet het doel, dat bij
mij voorop staat. Indien ik het kapitalisme wil doen ineen
storten, dan zal ik als middel niet aanbevelenlaten wij eens
met geld gaan smijten. Dat zou onzinnig zijn. Dat zou betee-
kenen, dat ik het kapitalisme, dat op zich zelf wel bestaanbaar
is, als onmogelijk zou trachten voor te stellen, en dat is het
geval niet. Het moet vallen, omdat het met de verdere econo
mische ontwikkeling van de maatschappij in conflict komt en
het in dit opzicht niet houdbaar is. Maar als ik wel gezegd
heb, dat de begrooting een ongunstiger beeld geeft dan met
het oog op de werkelijkheid is te verdedigen, dan wensch ik
dat ook na de gemaakte opmerkingen daartegen staande te
houden. Ik meen, dat er onder de uitgaven een groot aantal
posten is, die zeer zullen meevallen, omdat bij de raming in
zeer geringe mate met de prijsverlaging van sommige mate
rialen hout is bijvoorbeeld ontzaglijk sterk in prijs gedaald
is rekening gehouden. Zoo is onder andere ook in geringe
mate in aanmerking genomen de verlaging van de prijzen
der brandstoffen, terwijl aan den anderen kant ongetwijfeld
ook de politiek van de Lichtfabrieken zoo is, dat men wel
weet, dat aan het einde van het jaar een belangrijk grooter
overschot dan op de begrooting wordt geraamd, daarop zal
paraisseeren. Ik wensch dat op dit oogenblik te constateeren
en ik geloof, dat ook in het loopende jaar de hoofdelijke
omslag geen moeilijkheden zal opleveren, maar dit neemt
niet weg, dat ik wel degelijk meega met hen, die met buiten
gewoon pessimistischer) blik de toekomst der gemeentefinanciën
gadeslaan. Ik wil zeggen, dat wij ongetwijfeld in dit opzicht
in Nederland eerst aan het begin van de crisis staan, en ik
wil er aan vastknoopen, dat de chaos, de ontwrichting van
de geheele maatschappij waarover de heer Meijnen in een
ander verband heeft gesproken die in midden Europa reeds
zoo ver is gevorderd, thans Nederland begint aan te tasten.
Wij kunnen dit met niet genoeg aandacht onder de oogen
zien, want het moet bij onze beschouwingen het uitgangspunt
uitmaken. Er zullen misschien in den loop van het jaar,
waarvoor wij deze begrooting maken, tengevolge van de
omstandigheid, dat de belasting ten aanzien van de inkomens,
anderhalf jaar of twee jaar achteraan komt, niet die buiten
gewone moeilijkheden worden ondervonden, welke men ver
wachten zou bij de groote stagnatie in het bedrijfsleven,
welke ook hier haar intrede doet ea ten aanzien waarvan
geen enkel teeken van verbetering te zien is. De crisis is
echter bezig steeds dieper in te grijpen en ik wil daarvan
een klein voorbeeld aangeven, het voorbeeld, dat herhaaldelijk
van Amerikaansche zijde berichten de wereld worden inge
zonden, waarin wordt te kennen gegeven, dat in dezen of
genen tak van bedrijf de moeilijkheden schijnen te zijn over
wonnen en een verbetering schijnt te zijn ingetreden. Welnu,
even regelmatig als die berichten komen men behoeft slechts
de financieele overzichten in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
te lezen om dat te kunnen constateeren moeten die ver
wachtingen weder ingetrokken worden; verwachtingen, welke
vaak van buitengewoon onzedelijken aard zijn en het kapita
lisme kenmerken. Zoo bijvoorbeeld de verwachting, dat de
graanoogst zooveel minder zal opleveren dan vorig jaar, of
dat de katoenoogst mislukt is, of dat, zooals onlangs te lezen
was, de Cubaansche Regeering gelukkig had besloten om
millioen ton suiker van den vorigen oogst te verbranden
om den prijs op te houden; en dat in verband met dergelijke
dingen overigens de toestand van bepaalde bedrijven en het
geheele bankwezen in Amerika gunstiger werd beschouwd.
Telkens moeten dergelijke berichten worden teruggenomen.
Van opleving van het economisch leven blijkt in werkelijkheid
niets; in werkelijkheid grijpt de crisis om zich heen; en juist
ons land met zijn hooge valuta is één van de landen, die nu
het eerst aan de beurt zijn om met volle felheid die crisis
te ondergaan. De werkloosheid en de slapte in alle mogelijke
bedrijven hier zijn verschijnselen waarvan wij nog pas aan
het begin zijn en er is geen economist ter wereld, die werke
lijk aan de hand gedaan heeft hoe deze crisis te stuiten ware
en hoe weder tot een nieuwen opbloei van het kapitalisme
te komen is.
Zeker, er zijn economen, die hun wijsheid aan de hand