402 MAANDAG 28 NOVEMBER 1921. voor »Endegeest" zooals zij in het rapport heeft uitgesproken. Deze geneesheer-directeur heeft mij verzekerd, dat in zijn gesticht het personeel niet haakt naar nog grooter verkorting van den arbeidsdag maar op het oogenblik, wat betreft den arbeidstijd, volkomen tevreden is. Ik wil hieraan ontleenen de vrijmoedigheid om onder de aandacht te brengen een ander gevolg van de eventueele vervulling van de begeerte van dien Ambtenaarsbond. Ik zeg dit met opzet zóó, omdat wij zoo gemakkelijk elkander dingen kunnen suggereeren en het voor mij de groote vraag is, in hoeverre die Bond het personeel suggereert: gij moet den 8-urigen arbeidsdag wenschen. Welke financieele gevolgen zou dit nu hebben voor «Ende geest"? Op het oogenblik bedraagt de verpleegprijs ƒ950. Wij hebben thans 105 verplegers en verpleegsters. Wordt de 8-urendag ingevoerd, dan zal het personeel met minstens 25 menschen moeten worden vermeerderd. Wanneer ik nu die menschen, zeer matig, taxeer op een salaris ad ƒ1000.— per jaar, dan beteekent dat een verhooging van de verpleeg- kosten met ƒ25000.per jaar. Voor rekening van de ge meente Leiden worden er ruim 200 krankzinnigen verpleegd en door verkorting van den arbeidsdag tot 8 uur zou dus de verpleegprijs van de armlastige krankzinnigen verhoogd worden met ƒ125.en aan het gemeentelijk budget een vei meerde ring brengen van uitgaven van een kwart ton per jaar. De Raad mag zich wel goed bedenken, voor hij zijne goedkeuring daaraan hecht. De heer Meijnen. M. d. V. Ik zou in de eerste plaats willen opmerken, dat ik mij ten opzichte van deze quaestie aansluit bij den heer Huurman, en in de tweede plaats, dat het mij spijt, dat de heer Dubbeldeman heeft gesproken van het gezwam van den Geneesheer-Directeur. Mij dunkt dat het woord gezwam, gebruikt ten opzichte van dezen man, geheel misplaatst is. Ik heb nu meer dan een jaar de vergaderingen in «Ende geest" medegemaakt, en wil hier wel zeggen, dat ik telkens onder den indruk ben gekomen van de degelijke, zakelijke en op ervaring gegronde adviezen van den Geneesheer-Directeur. Als iets niet den indruk maakt van gezwam, is het wel de manier, waarop de Geneesheer-Directeur van dit gesticht optreedt. Ik zal dan ook met volle overtuiging stemmen voor het praeadvies. De heer Wilmer. M. d. V. Ik heb met groote aandacht de beraadslagingen gevolgd. Nu kan men zijn voor een 8-urigen dan wel voor een 9-urigen arbeidsdag, maar tijdens deze beraadslagingen is voor mij vast komen te staan, dat de ontevredenheid en het verloop onder het personeel niet een gevolg zijn van het feit, dat er 9 uren per dag gewerkt wordt. Andere oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen, zoodat men, over deze zaak discussieerende, aan die ontevredenheid en aan het feit, dat een groot aantal menschen wegtrekt, geen argu menten mag ontleenen vóór de invoering van den 8-urigen werkdag. Die beide feiten vinden o. a. hierin hun oorzaak, dat er personeel werkzaam is, dat daar niet op zijn plaats is, gelijk de heer Dubbeldeman heeft medegedeeld. Ik ben er van overtuigd, dat, indien de Raad tot invoering van den 8-urigen werkdag mocht besluiten misschien is er wel reden voor; ik zal er mij niet over uitspreken de ontevredenheid en het verloop onder het personeel geheel dezelfde zullen blijven. De heer Knuttel M. d. V. Ik wensch even te doen opmerken, dat het rekensommetje, dat de heer de Lange ons ten beste geeft, in het geheel niet opgaat. Vooreerst ging de heer de Lange uit van een bestaanden 10-urendag, terwijl ik in de stukken heb gelezen, dat de 9-urige werkdag is ingevoerd. Wanneer hij dus zijn berekening voor de uitbreiding van personeel baseert op den 10-urendag, dan gaat die berekening niet op. De heer de Lange. Zij werken 54 uren per week. De heer Knuttel. Juist, dat is 9 uren per dag, zoodat dat beteekent, dat slechts de helft van de toeneming, welke de heer de Lange berekent, noodig zal zijn. Dus zelfs volgens zijn berekening zouden de kosten niet stijgen met 125. per patiënt, maar met 62.50 per patiënt. Er is echter nog een fout in de berekening van den heer de Lange. Hij zegt, dat voor rekening van de gemeente Leiden 200 patiënten worden verpleegd, en dan doet hij alsof die meerdere kosten alleen zullen drukken op die 200 patiënten. De heer Sijtsma. Neen De heer Knuttel. De heer de Lange heeft aldus geredeneerd er worden 200 patiënten voor rekening van de gemeente Leiden verpleegd, er zijn 25 verplegenden meer noodig, waar voor de kosten zullen bedragen 25000.—. Nu wijst een eenvoudig rekensommetje uit, dat dat ƒ125.per patiënt is. Zoo heeft de heer de Lange het gezegd. Dat is verkeerd, zoodat ten slotte het bedrag, waarmede de kosten per patiënt zullen stijgen, nog lager dan ƒ62.50 wordt. Ik weet niet hoeveel andere patiënten er nog verpleegd worden, maar stel, dat dat nog een even groot aantal is, dan wordt de ver meerdering van de verpleegkosten slechts 30.—. Ik maak mijn rekensommetje ook voor de vuist en ik sta dus ook niet voor de juistheid van de cijfers in, maar ik wijs er op, dat het hier niet een zoo eenvoudige zaak betreft, dat men maar met een paar getallen een rekensommetje zou kunnen maken. In ieder geval, zoo hoog als de heer de Lange de verpleeg kosten becijfert, zullen zij niet loopen. Bovendien wordt hierbij uit het oog verloren, dat er andere gestichten zijn, die wel den 8-urigen arbeidsdag hebben ingevoerd en dus voor dezelfde onkosten komen te staan, als waarvoor Leiden zou komen te staan. Wat eindelijk de kwestie betreft van het gehalte van het personeel, het verloop onder het personeel en de arbeids voorwaarden, wil ik doen opmerken, dat het heel gemakkelijk is om het verloop toe te schrijven aan de omstandigheid, dat er zoo vele verplegenden zijn, die ongeschikt zijn, maar dat, wanneer het verloop 100% bedraagt, het er wel een beetje bedenkelijk gaat uitzien en er behalve ongeschiktheid nog geheel andere oorzaken in het spel moeten zijn. Ik weet wel, dat die 100 niet beteekent, dat na een jaar al de plaatsen zijn veranderd, maar indien sommige verplegenden zijn geble ven, zijn andere plaatsen in een jaar viermaal bezet. Als het zoo is, dat die menschen weer zoo spoedig wegloopen, ligt dat in elk geval aan de arbeidsvoorwaarden, of in dezen zin, dat door de slechte arbeidsvoorwaarden weinig keuze van geschikte personen is onder hen, die zich aanmelden, óf in dien zin, dat de geschikten en ongeschikten wegloopen, hetzij omdat zij het bestaan daar niet houdbaar vinden, hetzij en dat zal in sommige gevallen ook wel gelden omdat zij zich in andere gestichten kunnen verbeteren. Niet alleen de slechte maar ook de goede krachten loopen weg, omdat zij in andere gestichten onder betere voorwaarden kunnen werken. De heer Bots. M. d. V. Ook ik ben jaren lang lid geweest van de Commissie voor «Endegeest" en aanhoudend kwam in de vergaderingen het verloop ter sprake. Het schijnt echter veel erger dan het in werkelijkheid is, want er zijn tal van ziekenverplegers en -verpleegsters, die, om hunne opleiding geheel te volmaken, ook het diploma voor de krankzinnigen verpleging willen bezitten. Zij komen dan naar een krank zinnigengesticht, blijven daar, totdat zij het gewenschte diploma hebben en gaan dan weer in de particuliere verpleging. Daaruit is voor een groot deel het verloop te verklaren. Zij, die niet speciaal het diploma wenschen te bezitten, blijven er slechts een korten tijd om deze verpleging medegemaakt te hebben. De heer Dubbeldeman. M. d. Y. Ik zal mij natuurlijk wel wachten, om den heer Huurman een grapjas te noemen. Dat heb ik ook niet gedaan; ik heb alleen gezegd, dat ik de argumenten, die door den Directeur en de opstellers van het rapport zijn gebezigd, grapjasserij noem. De heer Huurman schijnt niet goed te hebben geluisterd. Die argumenten zijn genoemd de grootste bezwaren tegen den achturendag en Dr. van der Kolk heeft gezegd, dat de menschen hun tijd zouden gaan verbeuzelen en dat zij dingen zouden gaan doen, die minder goed zouden zijn. Ik heb toen gezegd: datzelfde smoesje, diezelfde bezwaren hebben wij ook gehoord, toen door de arbeidersklasse van Nederland geëischt werd de invoering van den achturendag. Dien hebben zij nu gekregen, maar de reactie alleen zit er aan te tornen en niet de arbeiders. Die zitten met den acht urendag niet in hun maag. Er zitten hier gelukkig verschillende afgevaardigden, die die malligheid niet zullen herhalen. Er is geen metaalbewerker, die er aan denkt te zeggen: ik weet niet, wat ik met mijn vrijen tijd doen moet. Als zij dien niet weten te gebruiken dan weet de heer Huurman dat alleen, die weet het altijd beter. De heer Huurman. Dat staat vast. De heer Dubbeldeman. Maar er zijn tal van menschen, die wel weten hoe het werkelijk is. De voornaamste reden, waarom de heer Huurman er tegen is, is dat het geld kost. De heer Huurman. Absoluut niet; dat heb ik niet gezegd. De heer Dubbeldeman. Ik weet wel van welke beginselen de heer Huurman uitgaat; hij is de vertegenwoordiger van den geldzak. Ik kan wel tegen zijn opmerkingen, maar als hij nu zijn mond wil houden heb ik niet zooveel tijd meer noodig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 22