MAANDAG 28 NOVEMBER 1921. 457 Zooals reeds in het praeadvies wordt gezegd, zouden Burge meester en Wethouders het dan ook zeer verkeerd vinden, indien door het opnemen van een bepaling in het Reglement van Orde het recht van blanco stemmen werd erkend, waar door het zich onttrekken aan een stemming in de hand zou worden gewerkt. De heer van Eek denkt blijkbaar alleen maar aan het geval, dat iemand zijn stem niet kan bepalen omdat hij niet voldoende ingelicht is, maar het zou ook kunnen ge beuren, dat Raadsleden geen kleur willen bekennen en de geit en de kool willen sparen, en een dergelijk standpunt zou in strijd zijn met ons mandaat, en mag daarom niet in de hand worden gewerkt. De wet onderstelt ook niet, dat stemmen blanco worden uitgebracht. Artikel 45 zegt: »De leden stemmen elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen." En artikel 46 geeft aan in welke gevallen de leden zich van meestemmen moeten onthouden. Ten aanzien van het stemmen over personen heeft het Reglement van Orde er in voorzien, dat niet door een paar leden een beslissing kan worden genomen, door in artikel 44 te bepalen, dat een stemming nietig is, indien het getal behoorlijk ingevulde briefjes niet grooter is dan de helft der tegenwoordige leden. Bij stemming over zaken zou het, bij aanneming van het voorstel van den heer van Eek, kunnen voorkomen, dat een voorstel met slechts enkele stemmen voor werd aangenomen. Dat er iets verkeerds in zou gelegen zijn, dat men, als men niet wil meestemmen, de vergadering even verlaat, ben ik niet met den heer van Eek eens. Het is in ieder geval beter dan blanco stemmen, want als dan vele leden de vergadering verlaten, krijgen wij het geval van artikel 48, dat zegt: »De Raad mag niet beraadslagen of besluiten, zoo niet de grootste helft van het bij artikel 4 bepaald getal leden dit is het totaal aantal leden aanwezig is." Heeft dus een groote exodus plaats, dan kan geen stemming plaats hebbendeze kan alleen gehouden worden, indien het vereischte aantal leden tegenwoordig is. De heer van Eek heeft gezegd: blanco stemmen kan ook practisch nut hebben, want, als vele leden blanco stemmen, zal dat allicht aanleiding geven om het voorstel aan te houden. Dit begrijp ik niet. Gesteld, dat er 31 leden aanwezig zijnen daarvan 21 blanco stemmen en 10 voor, dan is dat voorstel met algemeene stemmen aangenomen. Hoe stelt de heer van Eek zich dan voor, dat zulk een voorstel zal worden aangehouden? Dit is mij niet duidelijk. Ik kan dus niet inzien dat het blanco stemmen eenig voordeel zal opleveren, integendeel, het zou kunnen bewerken, dat een voorstel werd aangenomen, terwijl slechts een enkel lid zijn oordeel had kenbaar gemaakt. De heer van Eck. M. d. V. Ik blijf op het standpunt staan, dat als men voor, tegen of blanco stemt, men altijd ver antwoordelijkheid draagt voor zijn stem en het niet aangaat te onderstellen, dat iemand, die blanco stemt, zich aan die verantwoordelijkheid onttrekt. Hij draagt even goed verant woordelijkheid. Het publiek zal hem wel degelijk verantwoording vragen voor die blanco uitgebrachte stem. Het publiek zal de controleur zijn om te maken en toe te zien, dat het blanco stemmen niet al te dikwijls gebeurt. Daarin ligt veel meer waarborg dan dat het in het Reglement van Orde wordt ver boden. Naar mijn oordeel heeft een meening, welke geuit wordt onder den drang van het Reglement van Orde, niet de minste waarde. De wetgever is er nu gelukkig op terug gekomen, dat men iemand kan dwingen te stemmen als. hij niet wil. Ik begrijp dan ook niet, dat men hier wel moet worden gedwongen. Men komt tot niets anders dan schijn- resultaten. De heer Wilmer heeft verbazend overdreven. Ik hoop voor zijn partij niet, dat deze Raadsleden heeft, die eerst zullen vragen: hoe zal dit of dat deel der burgerij er over denken? Men laat zich ten slotte toch leiden door zijn overtuiging. Ja, er zullen misschien wel eens menschen zijn, onbesliste per soonlijkheden, die van twee wallen willen eten, welke meer malen blanco stemmen, maar als dat telkens gebeurt valt dat toch ook in het oog en dan zal men spoedig zeggenwat hebben wij aan die menschen, die durven zich niet te uiten. Ik kan aannemen, dat hier vaak besluiten genomen moeten worden, maar dat gebeurt in particuliere vergaderingen ook wel. Wanneer nu echter het blanco stemmen geoorloofd is en men ziet, dat er in de vergadering bij velen een groote ge neigdheid bestaat, blanco te stemmen, dan zal men er niet zoo licht toe overgaan, een voorstel door te drijven. Nu er onder drang gestemd moet worden heeft men eenvoudig maar de neuzen te tellen. De Voorzitter. Ik wensch met een enkel woord even op te komen tegen de wijze, waarop de heer van Eck den Voor zitter mede in deze zaak heeft betrokken. De heer van Eck legt aan den Voorzitter de verplichting op, dat hij de orde moet handhaven, maar ik zie niet in, dat een voorzitter het in zijn macht zou hebben leden, die niet wenschen te stemmen, daartoe te brengen. De voorzitter zit hier eenvoudig als dienaar en heeft zich te houden aan de bestaande verordening. Ik heb dan ook destijds niet aan den heer van Eck vriendelijk verzocht een oogenblik de vergadering te verlaten, omdat ik dat persoonlijk wilde, maar ik heb dat gedaan gehoorzamende aan het Reglement van Orde, dat zulks voorschrijft. Ik meen, dat men den voorzitter als zoodanig wel buiten het geding kan laten. Indien men nu eenmaal een regeling wil vast stellen, dan heeft een voorzitter zich daaraan te houden. De heer van Eck. M. d. V. Ik heb er geen oogenblik aan gedacht, u hier in het geding te brengen. Ik heb in het algemeen gesproken over voorzitters van vergaderingen. Toen u mij dan ook verzocht of ik even de zaal wilde verlaten begreep ik zeer goed, dat u het niet persoonlijk tegen mij had, maar dat u slechts het Reglement van Orde uitvoerde. Als ik het niet gedaan had, omdat daaruit gebleken zou zijn, dat ik het een onredelijken eisch vond, zou de orde op ernstige wijze zijn verstoord, maar dan zou de schuld ook niet liggen bij u of mij, maar bij het Reglement van Orde, dat van mij iets onredelijks eischte. De heer F. Elkerbout. M. d. V. Een enkel woord slechts. U hebt gezegd, dat een voorzitter hier zit als dienaar, maar ik begrijp die uitdrukking niet. Ik heb meer den indruk, dat de voorzitter hier zit als leider der vergadering en dat hij ook wel degelijk de touwtjes in handen moet houden. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Bots, de Lange, van der Lip, Kuivenhoven, Wilbrink, Huurman, Wilmer, van Hamel, Splinter, Knuttel, Stijnman, Oostdam, Bisschop, F. Eikerbout, Sanders, Eerdmans, Mulder, Meijnen, Sijtsma en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren A. Eikerbout, van Stralen, Groeneveld, van Eck, Dubbeldeman en Mevrouw Dubbel- demanTrago. IX. Voorstel tot vaststelling van de verordening tot wijziging van de verordening van 13 Juni 1918 (Gem. Blad no. 20), houdende reglement voor de schoolvergaderingen aan de openbare lagere scholen te Leiden, naar aanleiding van een desbetreffende motie van den heer Groeneveld. (Zie Ing. St. No. 367.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres van de Afdeeling Leiden van den Bond van Nederlaridsche Onderwijzers. De beraadslaging wordt geopend. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik ben zeer erkentelijk, dat Burgemeester en Wethouders zoo belangrijk aan mijn wensch zijn tegemoet gekomen. Het voorgestelde artikel ziet er zeer aannemelijk uit. Ik heb er niet zooveel bezwaar tegen, dat een meerderheid in de schoolvergaderingen wordt geëischt om een onderwerp in behandeling te brengen. Ik heb natuur lijk het vertrouwen, dat men in de schoolvergaderingen die bepaling niet al te kleingeestig zal opvatten en zooveel moge lijk iedereen in de gelegenheid zal stellen het zijne te zeggen, zooals wij dat ook in den Raad gewoon zijn te doen. Toch zijn er nog wel bezwaren. Ik onderstel, dat de bedoeling van den Wethouder van Onderwijs is, die vermoedelijk dit artikel wel zal hebben ontworpen, een artikel te scheppen, dat in de practijk bruikbaar is, en daarom zou ik hem weieens willen vragen, hoe hij zich voorstelt, dat een onderwerp, dat een van de leden van de schoolvergadering behandeld wenscht te zien, in die vergadering in behandeling kan komen, omdat mijns inziens in de overige artikelen van de desbetreffende verordening nog al wat voetangels en klemmen liggen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik acht deze zaak niet van zoo geweldig belang, maar, nu Burgemeester en Wethouders er een aardig groot praeadvies aan wijden, wil ik er ook iets van zeggen en dan geloof ik, dat de verandering, welke Burgemeester en Wethouders voorstellen, niet zoo erg prac tisch zal wezen. Er staat in het nieuwvoorgestelde artikel, dat in de schoolvergaderingen mogen worden behandeld: «Onderwerpen buiten de genoemde, het onderwijs betreffende, indien bij meerderheid van stemmen tot de behandeling wordt besloten." Nu ben ik bang, dat, wanneer iemand zulk een onderwerp aan de orde gesteld wil zien en men daarover moet stemmen, men daarover eerst een lang debat zal krijgen, want men zegt natuurlijk niet dadelijk: wij zullen maar even stemmen. Daarom zou ik het meer practisch achten, wanneer men een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 17