238 Art. 3. Voor het schoolgeld worden voor elke school afzonderlijk kohieren opgemaakt en onmiddellijk executoir verklaard door Burgemeester en Wethouders. Suppletoire kohieren worden opgemaakt na het ontvangen van de opgaven, bedoeld in het tweede lid van art. 2, alsmede voor hen wier aanslag tengevolge van het bepaalde in artikel 6 der heffingsverordening nader moet worden geregeld. Art. 4. De kohieren voor de bijzondere scholen worden door Burgemeester en Wethouders aan het betrokken schoolbestuur toegezonden, tenzij het bestuur aan Burgemeester en Wet houders bij de inzending der lijst, bedoeld in het eerste lid van artikel 2, den wensch te kennen geeft, dat de inning van het schoolgeld door het Gemeente-bestuur geschiedt, in welk geval deze kohieren alsmede die voor de openbare scholen aan den Gemeente-Ontvanger ter invordering worden toege zonden. Art. 5. De Gemeente-Ontvanger zendt, binnen een maand na de ontvangst van een kohier, aan ieder aangeslagene een aanslag biljet, waarvan het model wordt vastgesteld door Burgemeester en YVethouders. Art. 6. Het schoolgeld is (naar de onderscheiding, gemaakt in art. 7 der heffingsverordening) in 4 of 12 termijnen bij vooruit betaling verschuldigd en vervalt op den eersten werkdag van het tijdvak, waarover betaald moet worden. De aanslagen op suppletoire kohieren zijn invorderbaar in zooveel termijnen als er in het heffingsjaar nog loopen. Het staat aan alle aangeslagenen vrij het verschuldigde in eens of in grootere sommen dan de termijnen aanwijzen, te voldoen. Art. 7. De Gemeente-Ontvanger of hij, die hem vervangt, is ver plicht van elke betaling onmiddellijk kwitantie op het aanslag biljet te stellen, tenzij de betaling geschiedt door overschrij ving of storting op de giro-rekening. Art. 8. De betaling van het schoolgeld geschiedt in de volgende orde a. de kosten van vervolging, zoo die verschuldigd zijn; b. de oudste der vervallen termijnen. Akt. 9. Aanslagen, waarvan de invordering niet kan geschieden tengevolge van onvermogen of andere ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders geldige redenen, worden door Burgemeester en Wethouders oninvorderbaar verklaard. Art. 10. Met betrekking tot de invordering wordt, overigens ge handeld overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 262 dei- Gemeentewet. Art. 11. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1922, op welken datum alle ten deze geldende bepalingen en ver ordeningen in deze gemeente vervallen. Voor zoover scholen, welke volgens de Lager-Onderwijswet 1878 als scholen voor uitgebreid of voor meer uitgebreid lager onderwijs zijn te beschouwen, niet in overeenstemming zijn gebracht met de Lager-Onderwijswet 1920, worden zij met ingang van 1 Januari 1922 voor de toepassing van deze ver ordening beschouwd ais scholen, respectievelijk voor gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs, met dien verstande evenwel, dat de eerste zes leerjaren van eene school voor meer uit gebreid lager onderwijs worden beschouwd als eene school voor gewoon lager onderwijs. Art. 12. Overgangsbepalingen. De schoolgeld kohieren voor het eerste heffingsjaar worden opgemaakt en executoir verklaard met inachtneming van het bepaalde in de overgangsbepaling der heffingsverordening. De voor het opmaken dezer kohieren benoodigde gegevens worden door de hoofden van scholen verstrekt vóór 14 Januari 1922. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 4