384 MAANDAG 31 OCTOBER 1921. In elk geval zal het land, als wij het over 2 of 4 weken verhuren, wel dezelfde waarde nog hebben als op het oogenblik. Ik sluit mij dus geheel aan bij het betoog van den heer Elkeibout. De Voorzitter. Het kan niet zoo spoedig beslist zijn met den besten wil ter wereld niet. Wij zijn voornemens ernstig werk te maken van die quaestie van inrichting van kinderspeelplaatsen, maar het oog zal niet in de allereerste plaats gericht zijn op dit terrein. Ik meen, dat er vanuit dit oogpunt geen bezwaar tegen kan bestaan om tot deze verhuring over te gaan. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof, dat u de zaak wat te luchtig opvat. Ik kan mij geheel aansluiten bij het betoog van de heeren Eikerbout en Wilbrink. Wanneer wij nu dit terrein verhuren en Burgemeester en Wethouders slagen er niet in met een beter terrein te komen voor een kinder speelplaats en er werd besloten om dit terrein er voor in te richten, dan zou het voor de gemeente een leelijke schade post kunnen worden. De huurder zou op behoorlijke wijze schadeloos gesteld moeten worden en daarmede zal allicht een bedrag van 500.gemoeid zijn. Ik begrijp niet wat er tegen kan zijn deze zaak nog 14 dagen aan te houden. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen dan voor, naar aanleiding van wat opgemerkt geworden is, om de behandeling dezer zaak aan te houden, opdat Burgemeester en Wethouders alsnog een onderzoek zullen instellen of deze pereeelen weiland tot kinderspeelplaats zouden zijn in te richten. Wordt zonder hoofdelijke stemming dienovereenkomstig besloten. XV. Voorstel tot, verhuring van de pereeelen teelland achter den Zijlsingel, Sectie K nis. 723 en 724, aan W. Bink. (Zie Ing. St. No. 354.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel tot verhuring van het perceel teelland in den Pesthuispolder, Sectie L No. 1254, aan G. van Breda Kollf. (Zie Ing. St. No. 354.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot verhuring van de pereeelen wei- en bouwland in den Bosch- en Gasthuizerpolder, Sectie O. nis. 659, 662, 664. 660, 653, 654, 647, 648, 640, 644, 639, 645, 661, 646 en 649, aan J. Verboon. (Zie Ing. St. No. 354.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel tot verhuring van het perceel teelland c. a. bewesten het Raamland, Sectie M. nis. 853 en 854, aan C. Boekee. (Zie Ing. St. No. 354.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIX. Voorstel tot verhuring van het gewezen spoellokaal in het gebouw der voormalige Centrale Keuken aan Prof. Dr. P. C. T. van der Hoeven. (Zie Ing. St. No. 355.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend ver zoek van de Afdeeling Leiden en Omstreken van de Neder- landsche Vereeniging tot Bescherming van Dieren. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Ik zou even de aandacht willen vestigen op het verzoek, dat is ingekomen van de Vereeniging tot Bescherming van Dieren. Er kan dunkt mij in dit geval zeer wel aan dat verzoek worden voldaan, omdat niemand onzer zal onderstellen, dat degene, aan wien een lokaal zal worden verhuurd, de dieren zal gebruiken om ze te mishandelen. Daarom kunnen wij het zoo zonder hartstocht zeggen, maar ik meen, dat, waar wij alles zien, ook of voor de omliggende buren last kan voortkomen uit jankende honden, wij ook in ons gezichtspunt kunnen opnemen of de dieren niet op wreede wijze worden behandeld. Dat moeten wij doen, omdat wij al het geschapene onder onze aandacht brengen en het die aandacht ook verdient, en omdat ruwheid tegenover de dieren verruwend op de menschen werkt, maar waar het hier geldt de hooge wetenschap, die op zich zelf niet ruw is, en wij staan tegenover een persoon, dien wij vertrouwen, kunnen wij er deze nieuwigheid inbrengen die kwetsend voor niemand is, en die preventief kan werken. De heer van Eck. M. d. V. Het adres van de Vereeniging tot Bescherming van Dieren heeft ons vrij plotseling bereikt, zoodat waarschijnlijk geen onzer er op voorbereid was die zaak thans te behandelen, maar, nu dat adres is ingekomen, acht ik het gewenscht, dat Burgemeester en Wethouders nog eens de vraag onder de oogen zien of het geen aanbeveling verdient om bij het verhuren van dit lokaal eenige beperkende bepalingen te stellen in verband met de dierenbescherming. Ik zou niet willen voorstellen te wachten met de verhuring, maar ik zou in dit opzicht een toezegging van Burgemeester en Wethouders willen ontvangen, en dan zouden wij dit voorstel onder die restrictie kunnen aannemen. Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Ik zou iets verder willen gaan en van Burgemeester en Wethouders de toezegging willen vragen, dat een dusdanig punt in de voor waarden van verhuring zal worden opgenomen. De heer Bots. M. d. V. Ook Burgemeester en Wethouders hebben dat request overwogen, maar het zou voor hen veel aangenamer en gemakkelijker zijn geweest, indien precies was aangegeven wat van het College werd verlangd. Het komt ons toch voor, dat wij in den persoon, wien het nu aangaat, een hoogleeraar in de medicijnen, wel zooveel vertrouwen mogen stellen, dat wij aannemen, dat hij niet onnoodig tot dierenkwelling zal overgaan. De Vereeniging tot Bescherming van Dieren zou hetzelfde kunnen bereiken door zich in ver binding te stellen met den betrokken hoogleeraar of met het bestuur der Universiteit en dan op vermijding van dieren kwelling aan te dringen. De vraag of zulke voorwaarden effect zullen sorteeren, hangt voor een groot deel af van de uitvoering, welke er aan gegeven wordt, en van gemeente wege kan daarop onmogelijk worden gelet. Wij kunnen niet beoordeelen wat in casu dierenmishandeling is en of een bepaalde handeling iets noodzakelijks is, dat bij de vivisectie behoort. De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben een zeer groot dierenvriend en ik heb alle sympathie voor het streven van de Vereeniging tot Bescherming van Dieren. Ik waardeer het dan ook, dat die Vereeniging probeert iets in het belang van de dieren te doen, maar toch kan ik niet meegaan met het denkbeeld van mevrouw van itallie om ten deze van gemeente wege voorwaarden te gaan stellen. Wij zouden dan het gebied van de vivisectie moeten betreden, waarop noch Burgemeester en Wethouders, noch de Raad deskundig is. Het lijkt mij hoogst zonderling dat wij aan een hoogleeraar in de genees kunde voorwaarden' zouden gaan stellen om te voorkomen dat er dierenmishandeling zou plaats hebben. Maken wij er een algemeene frase van, dan beteekent zij niets, dan "kan iedereen die voorwaarde accepteeren. Niemand, ook niet professor van der Hoeven, zal zeggen: ik ben van plan daar «lieren te gaan mishandelen. Wil men speciaal omschreven voorwaarden en bepalen: dit en dat mag niet gebeuren; dan moeten wij een terrein betreden, dat mij zoo gevaarlijk lijkt dat ik er liever af zou blijven. Ik meen dus, dat er geen enkele reden is om ten deze bepalingen te maken in het belang van die dieren. De vivi sectie is een zeer moeilijk vraagstuk. Elke vivisectie brengt onwillekeurig eenige mishandeling van beesten mede; dat kan niet anders; maar er zijn hoogere belangen in het spel; de belangen van de wetenschap en daardoor ook van de menschheid. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik meen, dat er kans is dat de strekking van het adres eenigszins verkeerd wordt verstaan. Het spreekt van zelf dat, als men een adres indient naar aanleiding van een voorstel, dat betrekking heeft op het beschikbaar hebben van dieren voor de vivisectie, het niet de bedoeling is de dieren niet een minder onaangename bejegening te doen ondergaan, daar dit steeds met proef nemingen verbonden is. De bedoeling is dat men zal zorgen, dat er een goede ligging is voor deze dieren, dat zij goed' verzorgd worden, dat zij daar, terwijl zij proef voor werpen zijn, een behoorlijke rust zullen kunnen hebben, enz. De Voorzitter. Voor zoover Burgemeester en Wethouders bekend is zal van honden geen gebruik gemaakt worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 4