MAANDAG 31 OCTOBER 4921. 409 te richten, een winkeltje te beginnen enz., bij het Burgerlijk Armbestuur kwamen om, zooals totdusverre het geval was, ondersteuning in ontvangst te nemen, bleek daar de opvatting te bestaan, dat, waar dat geld was toegekend, geen verdere ondersteuning meer kon worden gegeven. Ik weet niet of dat het juiste standpunt is, maar weet wel dat die mensehen zich daardoor erg gedupeerd vinden. Ik kan mij ook moeilijk voorstellen, dat het Rijk die toelage geeft met de bedoeling, dat dan elke ondersteuning van andere zijden zal vervallen, en het komt mij dan ook voor, dat aan die weduwen niet zoolang de ondersteuning mag worden onthouden, totdat die ƒ1000.op zijn. Het zou dan feitelijk op een subsidie der gemeente neerkomen zooals de heer Groeneveld zegt. Ik weet echter niet of ik juist ben ingelicht; de Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur kan dat wel mededeelen. De heer Hots. M. d. V. Ik hoor hier zeggen, dat die zaak niet in den Raad, maar bij het Burgerlijk Armbestuur thuis behoort, maar ik wil den heer Sijtsma toch even antwoorden. Ik herinner mij wel eenige gevallen, die door het Burgerlijk Armbestuur zijn behandeld, en op grond daarvan kan ik mededeelen, dat in dezen geen vaste regel wordt gevolgd, maar elk geval op zichzelf wordt beschouwd. Indien men te doen heeft met weduwen, die toch al eenige inkomsten hebben en door die ƒ1000 er een middel van bestaan bij gekregen hebben, dan zegt het Burgerlijk Armbestuur, dat die weduwen buiten de ondersteuning kunnen, maar aan anderen, van wie men meent, dat zij nog verdere hulp noodig hebben, wordt deze niet onthouden. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb eenige namen opgekregen van weduwen, die, zooals ik weet, allen hetzelfde antwoord hebben gehad: gij hebt nu eenmaal wat gekregen van het Rijk, wij kunnen niet meer bijpassen. Op die manier wordt de bijdrage van het Rijk eigenlijk een subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur, terwijl dat geld, naar ik meen, be doeld is als een soort smartegeld, omdat die vrouwen haar mannen hebben verloren, en bestemd is om die vrouwen op die manier in de gelegenheid te stellen eenigszins in beter doen te komen. De heer Bots. M. d. V. Men moet rekening houden met de Armenwet en met ons Reglement, waarin uitdrukkingen voorkomen, die, al neemt men ze nog zoo ruim op, toch ons beletten onder bepaalde omstandigheden ondersteuning te geven. De Voorzitter. Als de heer Sijtsma de namen van die weduwen aan den heer Bots opgeeft, kunnen die gevallen worden onderzocht. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 29