396
MAANDAG 31 OCTOBER 1921.
Begin October zijn door de coöperatieve vereeniging goed-
koopere brandstoffen beschikbaar gesteld. Ik zal de prijzen
daarvan niet alle voorlezen. Maar terzelfder tijd kon men
diezelfde artikelen goedkooper krijgen bij de brandstoffen-
handelaren. Alleen vroegen deze voor de eierbriketten en de
lange turf gelijken prijs en voor de bruinkoolbriketten B iets
meer. Deze briketten kostten bij de braridstoffenhandelaren
4.25, bij de coöperatie ƒ4.10 per 100 K.G.
De heer Dubbeldeman. Het betrof hier niet een brandstoffen-
handel van de vereeniging «Vooruit", maar inkoop in het
groot bij een plaatselij ken brandstoffen handelaar, die, omdat
wij in het groot kochten, eenige reductie op de prijzen gaf.
De heer Oostdam. Ik snap er niets van. Ik moet nu nog
wel eenige prijzen gaan noemen.
De «Vooruit" bood aan Belgische anthraciet voor 3.95;
men kon die bij den Leidschen kolenhandel krijgen tegen
3.85 en wat een betere soort betreft tegen 4.10
De heer Dubbeldeman. M. d. V. U vergunne mij den heer
Oostdam even te interrumpeeren.
Wat de «Vooruit" gedaan heeft is dit.
Zij heeft een vijftal van de grootste brandstoffenhandelaren
tè Leiden gevraagd, of zij de prijzen wilden opgeven van de
brandstoffen, door hen aan onze leden te leveren, en toen
hebben wij bet gegund aan den Leidschen brandstoffenhandelaar,
die het goedkoopst was. Maar wat is er vervolgens geschied?
De een is kwaad geworden op den ander omdat hij de levering
niet had en toen is men met de prijzen wat naar beneden
gegaan. In dat geval traden wij toch eenigszins, al was het
niet op de bekende goede manier, prijsregelend op.
Men begrijpt echter, dat elk oogenblik als de andere hande
laren, die niet aan onze leden leveren, de prijzen gaan verlagen,
wij tegen den handelaar van ons zeggen: nu moet gij ook
naar beneden.
Zooals ik zeide, op die manier treden wij toch ook prijs
regelend op.
Mijn vraag blijft: waarom moeten de cokes bij de Licht
fabrieken hier zooveel duurder betaald worden dan in andere
groote steden?
De Voorzitter. Het woord is aan den heer Oostdam; ik
verzoek de heeren niet meer te interrumpeeren.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik wil wel zeggen, dal dit een
flinke interruptie van den heer Dubbeldeman is geweest.
Uit die interruptie is intusschen gebleken, dat, toen «Vooruit"
meende al erg goedkoop voor hare leden uit te zijn, de brand
stoffenhandelaren nog goedkooper waren, als gevolg van de
concurrentie tusschen de handelaren onderling door het optreden
van «Vooruit".
Dus door uw optreden, vriend!, kwamen de concurrenten
en zeiden: neen, wij zullen nog goedkooper leveren. Daar
mede was het publiek gebaat, evenals de leden van «Vooruit",
want toen is die coöperatie ook weer naar beneden gegaan
met haar prijzen.
De heer van Eck. Wat hebben wij daar nu aan?
De heer Oostdam. Ik zou zeggen: wat hebben wij aan uw
theorie? In de practijk heb ik er wel wat aan.
De heer van Eck. Ik heb gemeend, dat het gebeurde te
Amsterdam en te Leeuwarden genoeg was. Dat is ook practijk.
De heer Oostdam. Ik kom er op.
De Voorzitter. Luister er niet naar!
De heer Oostdam. Ik luister er wel naar. De heer van Eck
vraagt: wat hebben wij er aan?, maar wij zijn bezig aan de
practijk.
De Voorzitter. Mag ik den heer Oostdam verzoeken het
wooid tot mij te richten, niet tot den heer van Eck?
De heer Oostdam. Uit de vriendschappelijke discussie, welke
ik met den heer Dubbeldeman heb gehad, is gebleken, dat
de concurrentie al danig bezig is de prijzen naar beneden te
drukken. De mogelijkheid daarvan is door deze discussie aan
getoond en waar de prijzen op deze wijze naar beneden
kunnen gaan, vraag ik, of Burgemeester en Wethouders toch
moeten gaan optreden. Willen Burgemeester en Wethouders iets
doen, dan moeten zij trachten het gedaan te krijgen niet bij
den kleinhandel, maar bij den groothandel en dezen hebben
wij te Leiden niet. Het is hier bovendien niet noodig een
dergelijken maatregel te nemen als in Amsterdam. Waar de
kleinhandel hier van dien maatregel toch zeker ook kan
gebruik maken en prijsregelend kan optreden, is de zaak
hier in orde en is geen buitengewoon optreden van Burge
meester en Wethouders noodig.
Ik kom nu op de voorbeelden, door den heer van Eck
genoemd. Hij heeft gesproken van Amsterdam, maar, zooals
ik reeds zeide, zouden wij ons dan tot den groothandel
moeten wenden. Wat Leeuwarden betreft, waar de gemeente
met de Lichtfabrieken een regeling heeft getroffen voor de
levering van goedkoope cokes, er zou moeten blijken, of
hetzelfde hier mogelijk zou zijn. Het staat vast, dat de Licht
fabrieken economisch moeten werken en de producten, zooals
gas en cokes, niet mogen afleveren met verlies, omdat dit
verlies dan toch op andere wijze zou moeten worden bijgepast
en wij daarmede niemendal zouden opschieten. Het schijnt,
dat men het in Leeuwarden goedkoop kan doen, maar ik
hoop voor die stad, dat het daar niet de zuinigheid zal zijn,
welke de wijsheid bedriegt. Als het goed gaat, moeten wij
trachten hetzelfde te bereiken, maar zoolang het niet mogelijk
is, kunnen wij niet aan de Lichtfabrieken de verplichting
opleggen verlies te lijden op de c ikes en dan uit de gemeentekas
dat verlies bijpassen. Dat zou een averechts economisch
beheer zijn.
Er is dunkt mij voor Burgemeester en Wethouders geen
reden om op te treden. Dat zou wel het geval zijn, indien
ons door de handelaren het vel over de ooren tverd getrokken,
maar het blijkt uit de magnifieke resultaten, welke de Coöpe
ratie «Vooruit" heeft verkregen, dat de concurrentie zorgt,
dat niet te hooge prijzen worden betaald en men het parti
culier initiatief rustig aan het werk kan laten.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb met zeer veel belang
stelling de verschillende sprekers aangehoord doch het heeft
mij wel een beeije geschemerd voor de oogen, ook door het
geweldige interrumpeeren tegenover elkander, alsof het hier
groote theoretische kwesties gold. Het lijkt mij toe dat wij
op practisch terrein moeten blijven en dan is het een feit
ik geef het den heer van Eck en anderen toe dat op alle
manier het publiek wordt gepakt door de wijze, waarop de
handelaren in verschillende branches optreden. Zij vereenigen
zich in trusts en bonden wij hebben het onlangs gezien
van de melkslijters en nu zien wij het weer met de brand
stoffenhandelaren bepalen de prijzen en de burgers moeten
betalen, want er is geen handelaar, die er tegen concurreert.
Ik geloof dat, wanneer de gemeente daaraan iets kan doen,
zij uitnemend werk doet. Wij helpende menschen, als zij in het
ongeluk zijn, maar wij moeten de menschen ook helpen als
zij in het ongeluk kunnen geraken en op bijzondere kosten
worden gejaagd. Daarom meen ik, dat de gemeente toch wel
iets in deze richting mag en kan doen.
Het zal moeilijk gaan, vrees ik, om zooals de heer van Eck
wil, nu nog voor dezen winter de geheele brandstoffenzaak
zelf in handen te nemen en goedkoope brandstoffen te leveren,
die wij niet bezitten; ook vind ik dat de gasfabriek niet
beneden den kostprijs de cokes mag verkoopen; maar wel
zou zij de burgerij in de gelegenheid kunnen stellen de cokes
te koopen tegen denzelfden prijs als de handel betaalt.
Burgemeester en Wethouders zeggen: in den slappen tijd
helpt de handel ons van de cokes af; maar als men in dien
goedkoopen tijd daartoe het publiek ook in de gelegenheid
stelt, dan zal precies hetzelfde gebeuren. Het publiek zal dan
ook afnemer worden.
Ik wilde daarom vragen, of Burgemeester en Wethouders
niet in zooverre kunnen tegemoet komen aan de verlangens
van den heer van Eck e. a., dat in dezen winter, te beginnen
met 15 November b.v., de gasfabriek de cokes levert aan
particulieren tegen prijzen, die ook de handel betaalt?
De heer de Lange. Ik zou op de vragen van den heer
Dubbeldeman willen antwoorden, ook in verband met de
opmerkingen van den heer Sijtsma.
Ik wil laten voorafgaan deze opmerking, dat Burgemeester
en Wethouders zich op dit standpunt plaatsen dat zij zeer
gaarne zien, dat ook door de handelingen van de coöperaties
eventueele buitensporigheden van den handel worden ingetoomd.
Maar zoo gaarne als zij dit zien, zien zij ook dat de midden
stand als stand behouden blijft en in zijn onderhoud kan
blijven voorzien.
Wij zijn dus ook van oordeel, dat de kolenhandelaars een
rechtmatige winst genieten uit hun bedrijf en wij willen het
bedrijf van die menschen niet aantasten wanneer zij er geen
reden toe geven door de buitensporige winsten, die zij maken.
Daarom hebben wij informatiën ingewonnen. Wij hebben
informatiën gekregen van den Leidschen brandstoffen handel
en wij hebben ons ook op de hoogte gesteld van de prijzen
der brandstoffen aan de mijnen. Wij hebben calculatiën
gemaakt en onze berekeningen hebben dit resultaat opge
leverd, dat de Leidsche kolenhandel de Leidsche ingezetenen
niet uitbuit en niet meer dan een behoorlijke, rechtmatige
winst geniet.