394 MAANDAG 31 OCTOBER 1921. Maatschappij goedkoope anthraciet aan de ingezetenen te verschaffen. In Leeuwarden daarentegen heeft men gebruik gemaakt van de bemiddeling van de Lichtfabrieken om goed koope cokes voor de ingezetenen beschikbaar te stellen. Burgemeester en Wethouders maken zich van het eerste punt op eenvoudige wijze af. Zij deelen de prijzen van de brandstoffen mede en zeggen dan: in deze prijzen hebben wij geen aanleiding kunnen vinden om zelfstandig maatregelen te nemen in de door adressanten verlangde richting. Moet ik daaruit opmaken, dat Burgemeester en Wethouders van meening zijn, dat voor de ingezetenen van Leiden in het algemeen en voor de groote massa in het bijzonder de prijzen der brandstoffen geen bezwaar zullen zijn? Dat lijkt mij vreemd. Wij weten hoe slecht in het algemeen de economische toestand is. Het is bekend, dat de belastingen gebaseerd zijn op de inkomens van het vorige jaar, waarin de economische toestand beter was dan thans, zoodat zij, ook al zijn zij niet verhoogd, toch veel moeilijker door de ingezetenen gedragen zullen worden dan tot dusverre en het moeilijkst door degenen, die het minst hebben. Wij weten ook, dat een toenemende werkloosheid onze bevolking bedreigt, en nu mogen de prijzen van de brandstoffen voor de industrie veel lager zijn, voor de particulieren blijven die prijzen verbazend hoog. Het lijkt mij dan ook vreemd, dat Burgemeester en Wethouders eenvoudig antwoorden, dat zij in die prijzen geen aanleiding vinden in dezen op te treden. Als Burgemeester en Wethouders hadden gezegd, dat zij een poging hadden gedaan om op de wijze als te Amsterdam is geschied, ook hier maatregelen te nemen, teneinde te zorgen, dat de ingezetenen goedkoope anthraciet kregen, maar dat die poging was mislukt, dan hadden wij er misschien in moeten berusten of wij zouden aan Burgemeester en Wethouders hebben moeten vragen of zij niet op een andere wijze konden trachten de prijzen verlaagd te krijgen, maar bij de eenvoudige mededeeling, dat Burgemeester en Wethouders in de prijzen geen aanleiding kunnen vinden om in de door adressanten verlangde richting werkzaam te zijn, kunnen wij ons niet neerleggen. Ik kan hier mededeelen, dat te Amsterdam gunstige resul taten zijn bereikt. Door het optreden van de gemeente is verkregen, dat de prijzen direct (35 cent per H.L. in de laagte zijn gegaan. Te Amsterdam zijn de prijzen verschillend voor verschillende soorten van anthraciet, maar voor de middel soort is de prijs gedaald van 4.05 tot 3.40 per H.L. Neem ik aan, dat de Hollandsche anthraciet behoort tot de middel soorten, dan is de prijs van die middelsoorten te Amsterdam veel lager dan hier ter plaatse, terwijl men juist over het algemeen te Amsterdam ingevolge het hoogere bezorgloon dat is daar 25 cent per H L. en hier slechts 20 cent en ten gevolge van de hoogere loonen zou kunnen rekenen op hoogere prijzen, Maar bovendien heeft men zich te Amsterdam ervan ver zekerd, dat kleinere soorten anthraciet aan de ingezetenen zullen worden geleverd voor bijzonder lage prijzen. Die prijzen waren 2,85 en 3,25 en zijn dezer dagen weder verlaagd tot 2,70 en 3, Het zijn prijzen, die de vergelijking met Leiden zeer goed kunnen doorstaan en die den wensch doen opkomen dat Burgemeester en Wethouders van Leiden zullen probeeren voor Leiden hetzelfde te bereiken. Te Amsterdam heeft men dus niet alleen gedaan gekregen dat de prijzen over het algemeen lager zijn, maar men heeft ook den waarborg er bij gekregen, dat die prijzen niet rijzen mogen. De waarborg is verkregen, dat tot April 1922 voor diezelfde prijzen de anthraciet geleverd zal worden. Dat kost Amsterdam betrekkelijk een schijntje. Amsterdam heeft toegestaan, dat tegen den gewonen prijs schuiten gemeerd worden langs den wal; Amsterdam heeft beschikbaar gesteld bureaux waar bestellingen gedaan kunnen worden en verder neemt Amsterdam het toezicht op zich, dat de geleverde waar van goede qualiteit zal zijn. Dit is de eenige uitgaaf die Amsterdam doet en dat kost aan die gemeente een bedrag van 5000,Dat is voor Amsterdam niet veel. Voor Leiden zou dat naar evenredigheid waar schijnlijk niet meer dan 500,— kosten. De desbetreffende voordracht is door den Amsterdamschen Gemeenteraad aangenomen met 31 tegen 9 stemmen; een bewijs, dat te Amsterdam, in welks Raad naar men weet de burgerlijken een overweldigende meerderheid hebben, ook van burgerlijke zijde die maatregel werd gewaardeerd. Ik vraag dus: waarom wil men wat te Amsterdam wenschelijk en mogelijk is hier niet doen? Wat voor bezwaar is er tegen Mislukt de poging, dan hebben Burgemeester en Wethouders gedaan wat zij konden doen. Waaroin kan men niet hetzelfde hier probeeren wat te Amsterdam tot dergelijk goed resultaat heeft geleid Te Leeuwarden is men op een andere manier opgetreden. Daar is men er reeds mede begonnen in September. De cokes- prijs bedroeg 1,80 per Hectoliter geklopt en thuis bezorgd. De gemeente-lichtfabrieken leverden aan de ingezetenen 24 Hectoliter tegen een prijs van 1,30 per Hectoliter geklopt en thuis bezorgd. Met andere woorden de gemeente-licht fabrieken leverden daar een bepaald quantum cokes voor 50 cent beneden den prijs, die totnogtoe de gemeentelijke lichtfabrieken gewoon waren te vragen. Men zond bestel- kaarten aan de ingezetenen; daarop kon men bestellen 24 Hectoliter. Men moest ten minste 4 Hectoliter te gelijk nemen, maar men kon opgeven wanneer men die cokes bezorgd wenschte te hebben en dan moesten ze direct betaald worden bij het in ontvangst nemen der cokes. Nu hebben dat vind ik volkomen begrijpelijk Burge meester en Wethouders deze wijze van oplossing van het vraagstuk van de duurte der kolen onderworpen aan het advies van de Commissie voor de Lichtfabrieken. Aan de Commissie is gevraagd om hierover van advies te dieneh maar wat ik eenigszins vreemd vind is, dat op dit oogenblik hier de conclusie van Burgemeester en Wethouders in be handeling is, terwijl dat adres nog circuleert bij de Commis sarissen der Lichtfabrieken. Hun is om advies gevraagd maar zij hebben nog niet geantwoord. Het is mogelijk, dat de Directeur heeft geantwoord of Voorzitter en gedelegeerde, maar in elk geval, het adres circuleert op het oogenblik nog bij de Commissarissen. Ik vind het zeer goed dat Burgemeester en Wethouders er spoed mede maken en dat Burgemeester en Wethouders willen inwinnen het advies van de Commissie voor de Lichtfabrieken, maar het lijkt mij wel wat vreemd dat, wanneer heden deze zaak hier afgedaan wordt, zij Vrijdag a.s. in de vergadering der Commissie aan de orde zal komen. De heer van der Lip zegt: ik zou ze niet behandelen. Dat zullen wij waarschijnlijk ook wel niet doen. Wanneer Burgemeester en Wethouders deze zaak aldus hadden aangepakt, dat zij gezegd hadden tegen de Commis sarissen der Lichtfabrieken: wij stellen uw oordeel zeer op prijs, maar het is noodig dat, indien eenigszins doenlijk, ons praeadvies in deze Raadsvergadering wordt behandeld: zorgt dus dat het tijdig in orde komt, dan hadden wij door middel van een spoedvergadering van de Commissie voor de Licht fabrieken hier een praeadvies kunnen hebben. Burgemeester en Wethouders redeneeren aldus: De gasfabriek is een bedrijf op commercieelen grondslag, dat een deel zijner productie niet tegen lageren dan den normalen prijs aan de ingezetenen kan leveren, terwijl de tijd voor bijslag uit de gemeentekas voorbij is. Zeer zeker moet een fabriek, al is het een overheidsbedrijf, op commercieelen grondslag beheerd worden, maar dit neemt niet weg, dat aan den anderen kant het feit, dat het een overheidsbedrijf is en niet ingericht is om winst te maken, doch om het algemeen belang der bevolking te dienen, er toe kan leiden, dat maatregelen worden genomen, die in een ander commercieel bedrijf niet op hun plaats zouden zijn. Ik wijs er op, dat men te Leeuwarden ik denk, dat daar de Lichtfabrieken ook wel als een commercieel bedrijf worden beschouwd kans heeft gezien de ingezetenen te helpen, en ik vraag wat er tegen is, als men weet dat het voor een belangrijk deel der bevolking hoogst moeilijk is de hooge prijzen der brandstoffen te betalen, om door bemiddeling van de Lichtfabrieken de cokes goedkoop te leveren. Daarmede wordt gediend het algemeen belang, zooals ik dat althans zie. Zorgen wij, dat het minder gegoede gedeelte van de bevolking, dat toch voor een groot deel cokes gebruikt, een zeker kwantum tegen verlaagden prijs kan krijgen, dan worden de zorgen van de bevolking in dit opzicht voor een belangrijk gedeelte verlicht. Ik zou het betr euren, indien de Gemeenteraad hierin ook weer een afwijzend standpunt innam. Wij zien telkens, dat er bij velen een streven bestaat om de werkzaam heden van de overheid te beperken, maar, als er naar mijn meening een tijd is, waarin de overheid helpend moet op treden in het belang van de maatschappij, dan is het juist deze tijd van gedruktheid en maatschappelijke malaise. Als alle bedrijven in bloeienden toestand verkeeren en iedereen niet alleen kan werken, maar ook uit dat werk voldoende inkomsten kan trekken, is de hulp van de overheid minder noodig, maar, nu wij weten, dat velen in buitengewoon moeilijke omstandigheden verkeeren, is het plicht van de overheid in dezen helpend op te treden. Maakt de overheid een mooi gebaar en zegt zij: ik zou het gaarne doen, maar het kost geld, dan vraag ik wat wij aan een dergelijke stemming hebben? Nu wij teruggekeerd zijn tot een blijvende duurte, moet er nu niet meer geholpen worden, moet er nu niet meer gezorgd worden, dat de menschen met kleine inkomens, die bovendien vaak geruimen tijd werkloos zijn, zich zonder te groote offers van de noodige brandstoffen kunnen voorzien? Ik ben overtuigd, dat dit voorstel van Burgemeester en Wet houders misschien de instemming van den Raad, maar zeker niet de instemming van de overgroote meerderheid van de ingezetenen van Leiden heeft. Ik zou willen vragen of Burge meester en Wethouders niet bereid zijn deze zaak nog eens te onderzoeken, want aan het uitbrengen van dit praeadvies

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 14