390
MAANDAG 31 OCTOBER 1921.
ziekenhuis heeft, dat elk oogenblik van den dag en den nacht
bereid is hulp te verleenen. Als Burgemeester en Wethouders
zich met het Rijksziekenhuis in verbinding konden stellen,
zou op veel eenvoudiger wijze in deze behoefte kunnen wor
den voorzien. Als wij hier ter stede niet zulk een ziekenhuis
hadden, zouden wij zelf iets moeten verzinnen, maar waar
het Rijk op niet bekrompen wijze in deze zaak voorziet,
bevreemdt het mij, dat de gemeente daarnaast iets gaat
stellen, dat op andere wijze is te bereiken. Ofschoon ik eerst
heb geaarzeld, zal ik na de rede van den heer van Eek beslist
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer van der Lip. Ik kan mij wat de zaak zelf betreft
volkomen aansluiten bij hetgeen de heeren Sijtsma en van
Eek hebben gezegd.
De heer Sijtsma heeft kort en duidelijk uiteengezet, dat wij
hier een Eerste-Hulpdienst noodig hebben. Er is op dit ge
bied hier niet veel. Er zijn eenige los van elkaar staande
instellingen, maar er is hier heelemaal geen dienst, die be
hoorlijk georganiseerd is; en hoe nu de heer van Hamel zoo
botweg, zonder verdere argumentatie, kan beweren, dat wij
dien dienst best kunnen missen, is mij niet recht duidelijk.
De heer Sijtsma heeft nog geïnformeerd bij de politie en
ik kan verklaren dat het precies zoo is als hij heeft gezegd.
Wij hebben een zoogenaamden politiedokter, maar overdag,
wanneer de meeste ongelukken plaats hebben, is hij uit den
aard der zaak dikwijls niet onmiddellijk te bereiken.
Er wordt gezegdlaat men de menschen naar het zieken
huis brengen. Maar als men nu te doen heeft met een ongeluk
b.v. in de buurt van de Haven? Moet dan zoo iemand eerst
heelemaal naar het ziekenhuis gebracht worden? Volgens ons
plan zal de dienst eerst zien wat er met den man moet ge
beuren en dan kan hij desnoods met de auto naar een zieken
huis vervoerd worden.
Een stad als Leiden, van inderdaad grooten omvang, met
vele fabrieken, waar het verkeer op verscheidene punten zeer
druk is en waar cie kans op ongelukken elk oogenblik grooter
wordt, mag men evenals in andere groote plaatsen wel een
Eerste-Hulpdienst hebben. Dit is een dringende eisch.
Men kan tegen ons voorstel zijn op grond van de kosten,
die de dienst zal medebrengen, of omdat men het nut er van
niet inziet; maar men moet het niet bestrijden met enkele
verdachtmakingen, waaraan naar mijne meening de heer
Eerdmans zich wel een klein beetje heeft schuldig gemaakt.
De heer Eerdmans zegt: ik heb tegen dien Geneeskundigen
Dienst indertijd gewaarschuwd en ik heb er tegen gestemd;
en dan doet hij het voorkomen alsof de Directeur van dien
dienst aldus geredeneerd heelt: wat zal ik nu eens aan
Burgemeester en Wethouders gaan voorstellen? Ik moet toch
eens een teeken van leven geven; ik moet toonen dat ik er
nog ben.
Up die manier moet de heer Eerdmans deze voorstellen
niet bestrijden. Wat hij zegt is ten eenenmale onjuist. Ik wil
eerlijk zeggen, dat ik bij het optreden van den Directeur van
dezen dienst al dadelijk het verlangen te kennen heb gegeven
dat wij te Leiden zouden krijgen een behoorlijken doch een-
voudigen Eerste-Hulpdienst, waarmede Dr. Horst het geheel
eens was; dit voorstel is dus niet ontstaan doordat de heer
Horst gedacht heeft: ik zal eens kijken wat ik nu eens zal
kunnen voorstellen; anders gaat men zeggen: wij kunnen
dien dienst wel weer afschaffenwij bemerken niets van
dien dienst.
Hoe kan de heer Eerdmans zoo iets zeggen, waar de meeste
groote plaatsen reeds een Eerste-Hulpdienst hebben.
Nu moet men ook niet zeggen: is het reeds gebleken dat
die dienst noodig is? Laat men eens te bevoegder plaatse
informeerendan zal men vernemen dat men elk oogenblik
het gemis van dezen dienst hier ter stede gevoelt.
Maar al was het anders en al kon men zeggen, dat er nog
nooit iets van zoodanige leemte gevoeld was, dan zou ik er nog
voor zijn, want morgen aan den dag kan de noodzakelijkheid
van dezen dienst blijken. Wij gaan toch geen brandweer op
richten nadat er eerst eenige flinke branden zijn geweest.
Men begint met een behoorlijke brandweer in te richten, die
kan optreden wanneer het noodig is. Men moet niet den put
gaan dempen als het kalf verdronken is.
Wat wij voorstellen is bovendien een zeer eenvoudige dienst,
die op zeer bescheiden voet is ingericht, juist met het oog
op deu fmancieelen toestand der gemeente.
Ik heb den dienst in den Haag gezien; die is zeer royaal
ingericht en dat kost schatten van geld; maar wij komen
met een zeer eenvoudig voorstel, waarmede een uitgaaf in
eens van ƒ4500.— is gemoeid en verder een jaarlijksche uit
gaaf van ƒ3000.a ƒ3500.
Hiervoor zullen wij nu een redelijken Eerste-Hulpdienst
krijgen. Is dat het geld niet waard?
Een tweede verdachtmaking van den heer Eerdmans was
deze: de inrichting zal natuurlijk duurder worden dan 4500.
die auto zal natuurlijk veel meer kosten. Neen, wij hebben
geïnformeerd wat zoo'n auto kost en op de naar aanleiding
daarvan verkregen aanbiedingen is het door Burgemeester
en Wethouders genoemde cijfer gebaseeid. Dus men moet
niet trachten den Raad bang te maken en niet zeggenoch,
straks komt die auto en die zal veel duurder kosten.
Ik meen dat ons voorstel zeer aannemelijk is. Wij hebben
hier te Leiden zoo'n dienst noodig. Wij moeten niet altijd
op het academisch ziekenhuis speculeeren, want dat is er
niet op aangewezen om voor ons alle ongelukken te beredderen.
Als er iri de onmiddellijke nabijheid een ongeluk voorvalt,
kan men vandaar misschien makkelijk hulp krijgen, maar,
heeft er een ongeluk plaats op een ver algelegen punt van
de stad, dan komt men vanwege het ziekenhuis niet zoo
gauw om hulp te verleenen. Wil men iets afdoends totstand-
brengen, dan moet men dit eenvoudige voorstel van Burge
meester en Wethouders aannemen.
De heer van Eek heeft gevraagd, hoe 's nachts in den dienst
moet worden voorzien. Ja, voorloopig zal de heer Horst den
dienst zelf waarnemen. Ik geloof niet, dat die nachtelijke
excursies zoo hoog moeten worden aangeslagen. Ongelukken
komen meestal overdag voor, maar bovendien, gebeuren zij
's nachts, dan kan men heel gemakkelijk wel een medicus
uit de buurt bekomen, omdat de medici toch in den regel
's nachts thuis zijn. 's Nachts is het niet zoo noodig als over
dag, dan moet er altijd iemand aanwezig zijn, om handelend
te kunnen optreden. De verpleger is overdag op het bureau
en kan dan ook administratief werk verrichten. Voortdurend
zal er iemand op het bureau zijn, die de berichten in ont
vangst kan nemen en voor de behandeling van de zaken
kan zorgen.
Hiermede is de vraag van den heer van Eek beantwoord.
Ik hoop, dat de Raad zal meegaan met hetgeen de heer
Sijtsma en anderen hebben gezegd, want wij zijn, dunkt mij,
niet verantwoord, als wij niet op bescheiden schaal een Eerste-
Hulpdienst inrichten.
De heer Eerdmans. M. d. V. De verdediging van den Wet
houder komt mij niet bijzonder gelukkig voor. Wij hebben
in den laatsten tijd geen ervaring van publieken aard gehad,
waaruit is gebleken, dat in Leiden een noodtoestand is ont
staan. Het academisch ziekenhuis, dat gedurende al den tijd,
dat ik in Leiden woon, een toevlucht is geweest, als er onge
lukken gebeurden, is dat nog evenzeer als tot dusverre het
geval was.
Wat de kosten betreft, uit de rede van den Wethouder kan
men, als men het zich even indenkt, distilleeren, dat die
natuurlijk zullen toenemen, want, als de afstand van de
Haven naai' het ziekenhuis zoo groot wordt geacht, dat een
automobiel noodig is, dan heeft men daarin terstond een
voorbeeld, dat, als nog verder afgelegen plaatsen in het oog
worden gevat, uitbreiding noodig zal zijn op allerlei wijze.
Er is gesproken over den prijs van de automobiel en gezegd,
dat die de ƒ4000.— niet zou te boven gaan, maar die auto
mobiel moet toch ergens staan en moet toch bediend worden.
Zal het. gaan op dezelfde wijze als met de auto-spuit, dat
men eerst een auto-spuit koopt en dan komt met een voor
stel tot het maken van een garage?
Zeker, als wij den weg opgaan, dien Burgemeester en
Wethouders voorstellen, is het heel mooi en ik zou ook wel
willen, dat wij dat konden doen, maar ik vraag waarom wij
onze stad op dit gebied niet zoo goedkoop mogelijk uitrusten.
Leiden is een academie-stad, waar veel doktoren en profes
soren wonen en waar men een apart ziekenhuis vindt, dat
jaren en jaren heeft geholpen. Daarom meen ik, dat wij dezen
Eerste-Hulpdienst niet mogen inrichten op den voet als Bur
gemeester en Wethouders het voorstellen. Het is heel mooi
te spreken van hulp aan de menschheid, maar ten slotte zijn
er omstandigheden, waaronder men zegt: al is het nog zjjp
braaf en nog zoo goed, tot dusverre hebben wij geroeid met
de riemen, die wij hadden, en dat zullen wij voortgaan te
doen, totdat het niet langer kan.
Mijn bezwaar is, dat Burgemeester en Wethouders blijk
baar niet doordrongen zijn van de positie, waarin wij gekomen
zijn. Wij zullen het nog moeilijker krijgen in de'toekomst,
want het belastbaar inkomen zal verminderen, terwijl dan
toch hetzelfde zal moeten worden opgebracht als op dit
oogenblik. Iedere verzwaring, welke wij op ons nemen, kunnen
wij niet meer schrappen. Deze Eerste-Hulpdienst is wel voor
uitbreiding, niet voor vermindering vatbaar en ik moet zeggen
niet te begrijpen hoe Burgemeester en Wethouders den moed
hebben deze dingen te doen.
De heer van Eck. M. d. V. Ik heb uit het antwoord van
den Wethouder begrepen, dat er overdag altijd iemand be
schikbaar zal zijn om de berichten over te brengen, ook als
de verpleger er niet is.
Ik ben het er echter niet mede eens dat wij zoo licht
moeten heenloopen over het feit, dat er des nachts eigenlijk
niet in voorzien is.