227 wijs, Kunsten en Wetenschappen in het laatst van December 1920 uitgevaardigde nieuwe salarisregeling voor het perso neel der Vakscholen, welke regeling geacht werd op 1 Januari 1920 te zijn ingegaan. Met verwijzing naar de motieven, welke ons College destijds leidden tot ons afwijzend praeadvies, welke motieven nog geheel door ons worden onderschreven, geven wij U in over weging ons College te machtigen, aan de Vereeniging de Ambachtsschool te berichten, dat geene termen aanwezig worden geacht om op het besluit van 8 Augustus 1.1. terug te komen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Het bestuur der Vereeniging »De Ambachtsschool" te Leiden neemt de vrijheid het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Tot groote teleurstelling, zoowel van het bestuur als van het personeel onzer school, werd door Uwen Raad in zijne zitting van den 8en Augustus 1921 afwijzend beschikt op óns verzoek van 26 Januari 1921, om verhooging der aan onze school over 1920 toegekende subsidie. Deze door ons aange vraagde verhooging was uitsluitend benoodigd voor de gedeel telijke uitbetaling der aan het personeel toekomende salaris sen, volgens den door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen vastgestelden leiddraad. De afwijzende beschikking van Uwen Raad zal mitsdien tengevolge hebben, dat onzen leearen een zeker bedrag, waarmede ongetwijfeld reeds lang te voren rekening werd gehouden, zal worden onthouden; er zijn niet alleen verwachtingen gewekt, zooals reeds in Uwen Raad werd opgemerkt, doch er werd zelfs op dit bedrag gerekend, aangezien het nog nimmer voorkwam, dat de Gemeenteraad van Leiden zijn aandeel in de finan- tieele lasten der Ambachtsschool niet bereidwillig op zich nam. Hoewel wij zeer goed medegevoelen de bezwaren, die zijn gerezen door de late bekendmaking van voornoemden leid draad vanwege het Ministerie, zult U toch ongetwijfeld met ons instemmen, wanneer wij van meening zijn. dat het be trokken personeel hiervan in de laatste plaats de dupe mag worden, waarom het bestuur zich nogmaals tot U wendt met het dringend verzoek Uw aandeel in deze zaak wel te willen dragen. Het bestuur merkt hierbij op, dat van zijnentwege alles is gedaan om deze kwestie te bespoedigen, onmiddellijk na het verschijnen van den leiddraad werd onze aanvraag om sub- sidieverhooging aan den Gemeenteraad ingediend. Door het Rijk is ons na controle der aanvraag in verband met de rekening en verantwoording der school een buiten gewoon subsidie verzekerd van f 5965.voor de dagschool en 407.voor de vakavondschool voor volwassenen, zijnde 50 van het benoodigde. Wellicht, dat U mede in de be duidende vermindering der aangevraagde bedragen aanleiding mocht vinden er alsnog toe mede te werken, dat aan ons personeel het hun toekomend salaris over 1920 kan worden uitbetaald. Wij verzoeken U derhalve beleefd om voor het jaar 1920 in het genot te worden gesteld van een extra subsidie van Vb van 5965.3579.voor de Ambachtsschool en een van s/s van 407.—, 244.voor de Vakavond school voor Volwassenen. Het bestuur der Vereeniging »De Ambachts school" te Leiden. A. M. Touw, Voorzitter. W. de Clercq, Secretaris. Leiden, den 12 October 1921. N°. 379. Leiden, 10 November 1921. Bij nevensgaand adres verzoekt de Maatschappij voor Toon kunst alhier om toekenning van eene subsidie groot ƒ5000. per jaar, ten behoeve van de door haar geëxploiteerde Muziek school. Zij grondt dit verzoek op den financieelen toestand der Maatschappij, welke niet toelaat eene behoorlijke bezol diging aan het leeraarspersoneel te verzekeren. Hoezeer wij de nuttige werkzaamheid der Maatschappij in het cultureele leven in deze gemeente gaarne erkennen, kan ons College geen termen vinden om op het verzoek gunstig te adviseeren. Als een der eischen toch voor het bekomen van een sub sidie voor een onderwijsinrichting, wordt gevorderd, dat prak tisch de inrichting toegankelijk zij voor ieder ingezetene, d. w. z. dat de schoolgeldheffing voor de toelating van on- en minvermogenden geen beletsel zij. De schoolgeldregeling voor de Muziekschool bevat een uniforme heffing; eene be paling welke tegen verlaagd schoolgeld, of kosteloos, hel be zoeken van de lessen door min- en onvermogenden mogelijk maakt, komt er niet in voor. Doch bovendien mag worden betwijfeld, of de gevraagde subsidie wel noodig is. De over gelegde rekening over 1920 en de begrooting voor 1921 sluiten zonder nadeelig saldo. Zelfs is in de begrooting voor 1921 een merkbare vooruitgang te constateeren in vergelijking met de rekening over 1920. Zijn de daarop uitgetrokken bezol digingen van het leeraarspersoneel naar het oordeel van het bestuur der school, te laag, en is werkelijk de Maatschappij zelf niet bij machte in de kosten der school bij te dragen, dan ligt het voor de hand, dat in de eerste plaats daarin moet worden voorzien door een hoogere schoolgeldopbrengst. Of deze reeds tot de uiterste grens is opgevoerd, zooals het bestuur schrijft, kunnen wij niet voetstoots toegeven; wij meenen, dat door een progressieve schoolgeldregeling voldoende compensatie voor hoogere bezoldigingen te vinden zal zijn. Ten slotte komt het ons voor, dat met het oog op den toe stand der gemeentefinanciën, alle niet strikt noodige, of wet telijk opgelegde nieuwe subsidies moeten worden vermeden, ook al valt de nuttige arbeid der adresseerende vereeni- gingen niet te miskennen. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade ring in overweging op het verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad van de Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Maatschappij voor Toonkunst, gevestigd te Leiden rechtspersoon krachtens de Wet van 22 April 1855 Stbl. No. 32, ten deze vertegen woordigd door haren Voorzitter A. D. Vijgh en haren waar- nemenden Secretaris Mr. G. H. E. Nord Thomson wonende te Leiden dat adressante zich tot Uw college wendt met een subsidie aanvraag dat deze subsidie uitsluitend "zal strekken ten behoeve van de door de Maatschappij voor Toonkunst geexploiteerde muziekschool dat de inkomsten van deze Muziekschool niet voldoende zijn om den daaraan medewerkenden leeraren en leeraressen een behoorlijk inkomen te verzekeren dat de concert afdeeling van de Maatschappij voor Toonkunst niet in staat is harerzijds in de kas van de Muziekschool een deel van haar inkomen te storten, daar het voor die concert afdeeling reeds moeilijk is de uitgaven door de inkomsten te doen dekken; dat derhalve een andere bron van inkomsten voor de Muziekschool moet worden gezocht; dat deze niet kan worden verkregen door het verhoogen van het schoolgeld daar dit schoolgeld reeds tot de uiterste grens is opgevoerd, wil men niet de mogelijkheid van deel neming aan de lessen der Muziekschool uitsluiten voor een aanzienlijke categorie van de Leidsche Burgerij; dat het juist het doel en het streven der Muziekschool gedurende haar meer dan 75 jarig bestaan is geweest om de leerlingen uit zoo ruim mogelijke kringen te recruteeren, waardoor zij aldus een belangrijke plaats is gaan innemen in het cultuurleven van de gemeente Leiden; dat, wil zij deze plaats houden, het noodig is te zorgen voor een leeraarspersoneel dat volkomen op de hoogte is van zijn taak en wil men de beschikking krijgen en de beschikking houden over dergelijke uitstekende leerkrachten het nood zakelijk is deze behoorlijk te salarieeren; dat weliswaar de 400 leerlingen, die de lessen der Muziek school bezoeken, een bedrag van circa 21600.— in de kas der Muziekschool doen vloeien dat evenwel de algemeene onkosten der Muziekschool in de laatste jaren zoodanig zijn gestegen dat van dit bedrag voor huur der lokalen, verwarming, onderhoud instrumenten enz. een bedrag van ruim ƒ5000.— van de inkomsten moet worden afgenomen zoodat voor de salarieering van het leeraarspersoneel slechts ƒ16000.overblijft dat dientengevolge de 9 leeraren en leeraressen gemiddeld ieder slechts een salaris van ƒ1700.ontvangen terwijl het gemiddelde aantal lesuren door ieder leeraar gegeven bedraagt 23^ uren per week; dat hieruit volgt dat de leerkrachten een salaris ontvangen dat ver blijft beneden dat van andere soortgelijke onderwijs krachten dat het adressante voorkomt dat de mogelijkheid om hierin verbetering te brengen ligt in het verleenen van een ge meentelijke subsidie; dat het v.oor een dergelijke subsidie een precedent vindt in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 7