224
Ook de controle op den inventaris wordt moeilijker, terwijl
het bovendien uiterst lastig is schuldigen op te sporen, vooral
bij onregelmatigheden, als het wegnemen van eigendom, ver
snaperingen enz. van patiënten, ruw optreden enz.
Bij al deze negatieve verschijnselen is van de positieve, als
beter uithoudingsvermogen, meer ij ver, minder zieken, geringer
mutatie bij het personeel, alles zeer ten voordeele der patiënten,
welke ook in het verzoek van den Centr. Nederl. Ambtenaars-
bond worden opgesomd, nog nergens iets waargenomen. De
werkelijkheid is helaas anders.
Het personeel verbeuzelt den meerderen vrijen tijd; van
grootere frischheid en van beter uitgerust zijn werd niets
waargenomen, wel het tegendeel. Door de stelselmatig gekweekte
ontevredenheid is de zelfdiscipline, de eerbied voor voor
schriften en de lust tot arbeiden verminderd, die naar grove
genietingen daarentegen toegenomen. Het een en ander moet
voor een deel ook zeker aan den tegenwoordigen tijd worden
toegeschreven; het zijn, zooals de geschiedenis leert, de gewone
begeleidingsverschijnselen der tijden van politieke beroering.
Werkelijke vooruitgang in het gestichtsbedrijt is echter meer
afhankelijk van den terugkeer van rust en tevredenheid.
Wanneer wij ons ten slotte meer in het bijzonder tot het
onderwerpelijke verzoek en de toestanden in Endegeest, Voor
geest en Rhijngeest wenden, herinneren wij eraan, hoe daar
na den 10-urigen, de 9-urige arbeidsdag (54-urige arbeidsweek)
werd ingevoerd. Dit is, naar de Geneesheer-Directeur ons
mededeelde, niet als eene verbetering ondervonden. Zoowel
geneesheeren, als hoofdverpleegsters en 1ste verplegenden met
vele dienstjaren vinden dat bij den 10-urigen arbeidsdag alles
regelmatiger en minder gehaast geschiedde. Dat zij allen tegen
eene verdere beperking van den arbeidstijd zijn, ligt voor
de hand.
Dat er bij het personeel behoefte naar korter werktijd bestaat
acht de Geneesheer-Directeur onwaar; wanneer hetoppropa-
ganda-vergaderingen van buiten af echter maar lang genoeg
gesuggereerd wordt, zal het het ten slotte wel gaan gelooven.
De verplegingsarbeid in de krankzinnigengestichten is dan ook
niet zoo moeilijk en zenuwsloopend als adressante wil doen
voorkomen en neemt het individu zeker lang niet zoo in beslag
als in de groote ziekenhuizen. Herhaaldelijk heeft de Genees
heer-Directeur dan ook kunnen constateeren, dat verplegenden,
die bij de krankzinnigenverpleging redelijk mee konden, het
in de ziekenhuizen spoedig aflegden.
Een buitenstaander, die nu en dan eens in een krankzin
nigengesticht komt en daar door iets onaangenaams wordt
getroffen, moet beseffen dat men daaraan na enkele maanden
gewend is en daarvan niets meer bemerkt.
Het gaat in een krankzinnigengesticht dan ook minder om
verplegen in den gewonen zin van het woord, dan om ver
zorgen, waken en gezelschap houden, terwijl de verpleegden
aan de verplegenden veelal het zwaarste werk uit handen
nemenmoet op enkele uren of op bepaalde afdeelingen hard
gewerkt worden, op vele andere uren zit men met een boek
of handwerkje in den tuin, wandelt of speelt men met de
patiënten.
Dat het personeel er gedurende den 10-urigen werkdag
zooveel slechter aan toe was dan bij den 9-urigen, heeft de
Geneesheer-Directeur nimmer bemerkt; wel vernam hij meer
malen, dat het gaarne 10 uren wilde werken, als het dan
maar 2 uren extra uitbetaald kreeg.
Of het ten slotte het personeel bevallen zal 8 uren te
werken zonder onderbreking, zooals overal het ploegenstelsel
met zich brengt, betwijfelen wij. Tot nog toe komt na enkele
uren arbeid steeds eenige onderbreking, om te ontbijten, te
maaltijden, zich te verpoozen enz.; bij het ploegenstelsel is
dit buitengesloten en moet men 8 uren aan één stuk door
arbeiden, hetgeen wij noch in het belang der verplegenden,
noch in dat der verpleegden achten.
Ook hier heeft de kortere arbeidstijd niet geleid tot iets
goeds voor het personeel; de toewijding op de cursussen van
de geneesheeren en van den onderwijzer was nooit zoo ge
ring als in de laatste twee jareD.
Invoering van den 8-urigen arbeidsdag zou ook hier eene
groote personeelsuitbreiding met zich voeren, waarvan de
onaangename zijde is, dat men, ten einde op ieder oogenblik
in den dienst te kunnen voorzien, meer verplegenden noodig
heeft, dan waarvoor men vol werk heeft.
Bovendien zouden maatregelen getroffen moeten worden
om dat personeel te huisvesten, terwijl ten slotte de eischen,
die daardoor aan de economie-gebouwen (keukens en wasscherij)
zouden worden gesteld, zoo groot zijn, dat zeer dure her
vormingsmaatregelen noodig zouden worden.
In het belang der patiënten, der verplegenden zelf, en met
het oog op de financieele offers, moet de grootste meerder
heid onzer Commissie er ten sterkste op aandringen op het
verzoek van de afd. Leiden van den Centr. Nederl. Ambte-
naarsbond niet in te gaan.
Wij doen dit te geruster, omdat feitelijk het vraagstuk nog
overal in het stadium der proefneming is.
Het lijkt ons verstandige tactiek eens af te wachten, waar
toe het de Noord-Hollandsche gestichten zal voeren. Of de
Staten dier provincie altijd bereid bevonden zullen worden
de nadeelige saldi van millioenen zonder meer bij te passen,
zal moeten blijken, in ieder geval kunnen zij zich deze kost
bare proefneming beter veroorloven dan het minder kapi
taalkrachtige Leiden.
De Commissie van Beheer over de Gestichten
Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest,
\V. Pera, Voorzitter.
J. A. v. d. Stok, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeesters en Wethouders
van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, M. G. Verwey
en J. W. van Hees, Voorzitter en Secretaris van de afd.
Leiden" van den Centr. Ned. Ambtenaarsbond,
dat, waar de «Arbeidswet" geen belemmerende bepalingen
bevat, om tot invoering van een 8-urigen arbeidsdag voor
verplegend personeel over te gaan, het verplegend personeel
van de gestichten «Endegeest, Voorgeest en Bhijngeest", daar
van nog niet in het genot is gesteld;
dat voor een zoo moeilijken en zenuwsloopenden arbeid als
het verplegen van geesteskranken, een korte arbeidsdag nood
zakelijk mag worden geacht, wat indirect de verpleging ten
goede komt, n.l. een beter uithoudingsvermogen, meer ijver,
minder zieken, geringer mutatie bij het personeel, alles zeer
ten vo'ordeele van de patiënten;
dat reeds eenige gestichten o. a. «Duin en Bosch" te Castri-
cum den 8-urigen arbeidsdag voor het verplegend personeel
hebben ingevoerd, van welk gestiqht ons de Directeur ver
klaarde, dat deze als volkomen geslaagd kan genoemd worden.
Redenen, waarom genoemde afdeeling Uwen Raad verzoekt
wel te willen besluiten, tot het invoeren van den 8-urigen
arbeidsdag voor het verplegend personeel van de gestichten
«Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest".
Met verschuldigde hoogachting,
M. G. Verweij, Voorzitter.
J. W. van Hees, Secretaris.
Leiden, Juli 1921.
N°. 372. Leiden, 10 November 1921.
De aan het Leidsche Volksbuis ingevolge Raadsbesluit van
25 Juni 1908 (fngek. Stukken no. 152) toegekende vergoeding
van ƒ1000.per jaar, voor het gebruik van lokalen en hulp
middelen en het genot van vuur en licht, bediening enz., ten
behoeve van het herhalingsonderwijs (huishoud-, kook- en
waschonderwijs), werd over elk der jaren 1918, 1919 en 1920
(laatstelijk bij Raadsbesluit van 2 Augustus 1920, Ing. Stukken
no. 260) verhoogd met ƒ400.met het oog op de hooge
prijzen, die voor brandstoffen en verlichting, onderhoud en
aanschaffing van materiaal moeten worden betaald.
Het bestuur van het Volkshuis verzoekt thans deze extra
verhooging van ƒ400.ook voor het jaar 1921 toe te kennen.
Met de Plaatselijke Schoolcommissie komt het ons voor, dat
voor verhooging van de vergoeding ook voor dit jaar alleszins
termen aanwezig zijn. Overeenkomstig bet oordeel dier com
missie zal echter de verhooging, berekend naar 400.per jaar,
zijn uit te keeren, zoolang het Volkshuis in dit jaar zijne
lokalen en hulpmiddelen ten behoeve van het herhalings
onderwijs heeft beschikbaar gesteld. En aangezien het gebruik
metl October j.l. een einde heeft genomen, zal de verhooging
over 1921 derhalve ƒ300.bedragen.
In verband met het bovenstaande geven wij U in over
weging de uitkeering aan het Leidsche Volkshuis over 1921
te verhoogen, berekend naar 400.per jaar, over het
tijdvak dat de lokalen en hulpmiddelen ten behoeve van het
herhalingsonderwijs in '1921 ter beschikking zijn geweest.
Voor zooveel noodig zal eene begrootingsregeling te dier
zake U te zijner tijd worden aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.