222
wij zoo noodig gebruik maken van de aan ons College bij
art. 77, 5e lid, der wet gegeven bevoegdheid om met het
bestuur overleg te plegen.
Het zal U bekend zijn, dat door de Regeering een ontwerp
van wet is ingediend waarbij o. m. wordt bepaald, dat aan
een besluit van den Gemeenteraad tot het verleenen van
medewerking, overeenkomstig artikel 75 der Lager Onderwijs
wet 1920, tot het bouwen van schoollokalen voor bijzonder
lager onderwijs gedurende den tijd van een jaar, te rekenen
van 1 October j. 1. af geen uitvoering wordt gegeven, dan na
daartoe door de Kroon verleende machtiging. Niettemin zal
Uwe Vergadering op het onderhavige verzoek eene beslissing
hebben te nemen en zal dan wordt het ontwerp tot wet
verheven afgewacht moeten worden of de Koninklijke
machtiging wordt verkregen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U mitsdien in
overweging:
a. te besluiten medewerking te verleenen aan de Eerste
Leidsche Schoolvereeniging, gevestigd te Leiden, tot het stich
ten van een schoolgebouw voor gewoon lager onderwijs op
een terrein gelegen aan de Cronesteinkade;
b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden
suppletoiren begrootingsstaat, groot 132000. teneinde ons
College in staat te stellen de voor den bouw der school
benoodigde gelden tezijnertijd ter beschikking van het school
bestuur te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 367. Leiden, 7 November 1921.
Door Uwe Vergadering werd om praeadvies in onze handen
gesteld eene motie van Uw mede-lid, den heer Groeneveld,
luidende als volgt:
»Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wethouders
suit te noodigen te overwegen of het wenschelijk is een
«regeling te ontwerpen, waardoor artikel 8 van het Reglement
»op de schoolvergaderingen zoodanig gewijzigd wordt, dat
salie zaken het onderwijs betreffende in de schoolvergaderingen
«besproken kunnen worden''.
Aangezien het ons van belang scheen het gevoelen van het
onderwijzend personeel over deze zaak te kennen, verzochten
wij de hoofden van scholen de motie in de schoolvergadering
ter sprake te brengen en ons haar advies te doen toekomen.
De ingekomen antwoorden wijzen uit, dat het onderwijzend
personeel in meerderheid (ongeveer 65%) instemt met den
inhoud der motie.
Al bestaat bij ons in het algemeen geen bezwaar tegen uit
breiding van de lijst der aangelegenheden, welke volgens
artikel 8 van het Reglement op de schoolvergaderingen, in
die vergaderingen mogen worden behandeld, toch komt het
ons niet gewenscht voor, zoover te gaan als de voorsteller
der motie wenscht. Het schijnt ons overbodig en niet geraden
om zonder eenige beperking de gelegenheid voor elk lid van
het onderwijzend personeel open te stellen om «alle zaken
het onderwijs betreffende" in de schoolvergadering ter sprake
te brengen, ook al zijn wij van oordeel, dat het onderwijzend
personeel in het algemeen geacht kan worden zooveel tact te
bezitten, dat het in de schoolvergadering geene zaken zal
willen bespreken, welke te dier plaatse niet behandeld behooren
te worden. O.i. moet er echter rekening mede worden gehou
den, dat bij een zoo groot corps, als dat van het onderwijzend
personeel, uitzonderingen op dien algemeenen regel kunnen
voorkomen.
Intusschen bestaat er bij ons College geen bezwaar, dat in
zooverre wordt tegemoetgekomen aan den wensch, in de boven
bedoelde motie neergelegd, dat in artikel 8 van het genoemde
Reglement wordt bepaald, dat ook andere, dan de daar ge
noemde onderwerpen, het onderwijs betreffende, kunnen wor
den behandeld, indien bij meerderheid van stemmen tot de
behandeling wordt besloten. Dan toch achten wij het in vol
doende mate verzekerd, dat onderwerpen, welke zich niet
leenen voor bespreking in de schoolvergadering, ook al zouden
zij wellicht betreffen onderwijszaken in den ruimsten zin ge
nomen, aldaar in behandeling komen, terwijl wel wordt bereikt,
dat elke zaak, het onderwijs rakende, en door de meerderheid
voor bespreking geschikt geoordeeld, ter tafel kan worden
gebracht.
Wordt het Reglement in den door ons aangegeven zin
gewijzigd, dan kan naar onze meening uit artikel 8 vervallen
het sub i vermelde, n.l. dat onderwerpen, buiten de onder
a tot en met h genoemde, waaromtrent het hoofd der school
het gevoelen van de schoolvergadering meent te moeten in
winnen, kunnen worden behandeld.
Ook merken wij nog op, dat het bepaalde in artikel 8,
sub bin verband met de Lager-onderwijswet 1920 aldus
moet worden gewijzigd, dat voor «artikel 21 der wet op het
Lager Onderwijs" wordt gelezen«Artikel 25 der Lager-
onderwijswet 1920". Op grond der nieuwe wet zouden wij
verder den aanhef van art. 8 aldus wensehen te doen luiden
«in de schoolvergaderingen mogen geen andere aangelegen
heden worden behandeld, dan die, voor welke wet of Konink
lijk Besluit bespreking tusschen hoofd en de gezamenlijke
onderwijzers voorschrijft en de navolgende:".
Onder opmerking, dat de Plaatselijke Schoolcommissie zich,
blijkens haar in de Leeskamer ter inzage gelegd advies,
geheel met onze voorstellen kan vereenigen, geven wij U
alsnu in overweging over te gaan tot vaststelling van de
navolgende verordening:
YER0RDENING tot wijziging van de Verordening van 13
Juni 1918 (Gem.Blad n°. 20), houdende reglement
voor de schoolvergaderingen aan de openbare lagere
scholen te Leiden.
Eenig artikel.
Artikel 8 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
»ln de schoolvergaderingen mogen geen andere aangelegen-
«heden worden behandeld dan die, voor welke Wet of Ko-
«ninklijk Besluit bespreking tusschen hoofd en de gezamenlijke
«onderwijzers voorschrijft en de navolgende:
»a. maatregelen van orde en tucht;
y>b. de methodiek der leervakken en de verdeeling der leer-
«stof over de verschillende klassen binnen de grenzen van het
«leerplan, bedoeld in artikel 25 der Lager-onderwijswet 1920;
dc. de schoolbibliotheek en de aanvragen der leermiddelen
Dd. de wijze van bevordering der leerlingen;
de regeling der sehoolwandelingen, schoolreisjes, school-
«feestjes en de prijsuitdeeling
de jaarlijksche verslagen omtrent schoolreisjes, school-
«wandelingen en schoolvergaderingen;
Dg. maatregelen met betrekking tot de schoolhygiëne;
Dh. het schoolverzuim;
»i onderwerpen buiten de genoemde, het onderwijs betref-
«fende, indien bij meerderheid van stemmen tot de behandeling
«wordt besloten
Dj. onderwerpen, omtrent welke Burgemeester en Wet-
«houders, het Rijksschooltoezicht of de Plaatselijke School-
«commissie advies vragen aan de schoolvergadering."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N*. 368. Leiden, 9 November 1921.
Bij zijn in de Leeskamer liggend schrijven biedt de heer
Dr. J. C. Overvoorde een hem toebehoorend middenstuk van
een drieluik, Leidsche school begin 16e eeuw. aan de gemeente
ten geschenke aan ten behoeve van het Stedelijk Museum
«Lakenhal" alhier.
Overeenkomstig het advies der commissie voor het museum
geven wij Uwe Vergadering in overweging het geschenk, dat
een belangrijke aanwinst voor het museum is, te aanvaarden
onder dankbetuiging aan den schenker voor het bewijs van
zijne belangstelling in ons museum.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 369. Leiden, 9 November 1921.
In verband met de binnenkort te verwachten voltooiing
van het bouwplan van de woningbouwvereeniging «de Goede
Woning" benoorden den Maresingel zullen eenige nieuw aan
gelegde straten een naam moeten ontvangen.
Na gepleegd overleg met den Archivaris komt het ons, over
eenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, ge
wenscht voor de ten noorden van de Mauritsstraat, de
Amaliastraat en de Joan Willem Frisostraat gelegen straten
naar een 5-tal personen te noemen, die zich tegenover het
vaderland en het huis van Oranje bijzonder verdienstelijk
hebben gemaakt.
Wij geven U mitsdien in overweging de op de situatie
met 1, 2, 3, 4 en 5 aangegeven straten resp. Marnixstraat,
van Hogendorpstraat, van Limburg Stirumstraat, van der
Duynstraat en Kemperstraat te noemen en aan de nieuwe
straten in het verlengde van de bestaande Mauritsstraat,