220
De heer van Raay erkende schuld, inzooverre, dat hij de
rijst in strijd met de voorschriften zonder bon verkocht had,
doch hij ontkende, dat hij de rijst verduisterd had. De rijst
had hij als grossier gekocht, was dus van hem en niet van
de gemeente, al mocht hij ze ook niet zonder bon verkoopen.
Er op gewezen, dat hij bij de politie geheel iets anders ver
klaard had, antwoordde hij niet meer precies te weten, wat
hij aldaar had gezegd.
Vóór den verkoop door de gemeente (op 17 Mei) had hij
de rijst nog willen koopen voor 48.per baal, zoodat de
gemeente dan den inkoopsprijs geheel zou hebben terug
ontvangen.
Noch de Directeur, noch Dr. Cosman, hadden zich daartoe
echter tot hem gewend. Had de gemeente schade geleden,
dan waren die heeren daarvan de schuld.
Waarom, zoo vroeg de heer van Raay, hadden zij ook niet
getracht de zaak met hem te schikken, toen de Officier niet
wilde vervolgen wegens verduistering. Dan was de gemeente
er toch nog zonder verlies afgekomen.
Bovendien, voordat het proces-verbaal door de politie was
opgemaakt, had zijn firma door bemiddeling van Dr. de Clerq
de door haar gemaakte verkoopsprijs ad 8000 aan
den Burgemeester doen aanbieden zonder daarbij eenige voor
waarde te stellen. Later was de som nogmaals aan l)r. Cosman
aangeboden, doch toen natuurlijk onder beding, dat het proces
verbaal werd ingetrokken.
Op een door een der leden van ons College gedane vraag
antwoordde hij aanvankelijk niet meer bereid te zijn de
geleden schade aan de gemeente te vergoeden, zooals hij
tevoren nog bereid zou zijn geweest. In het vervolg der
bespreking verklaarde hij echter deze zaak nog met zijn
broeder, mede-firmant in de zaak, te moeten overleggen.
Tenslotte verklaarde hij met facturen te kunnen bewijzen,
dat de door hem aan de firma A. F. Mulder geleverde Java-
rijst door hem van anderen dan de gemeente gekocht was.
Eenigen tijd na deze conferentie berichtte de firma de Jongh
ons, dat zij na rijp beraad geen termen had kunnen vinden
om alsnog in der minne eenige schadevergoeding aan de
gemeente te betalen.
Na kennisneming van een en ander had ons College een
onderhoud met den rechtsgeleerden raadsman der gemeente,
Dr. E. A. Cosman en verzochten wij hem ons schriftelijk zijn
advies in deze uit te brengen.
In dit, door Dr. P. M. Trapman namens Dr. Cosman
geteekend advies, hetwelk mede ter visie ligt, ontraadt de
rechtsgeleerde raadsman het alsnog instellen van een civiele
actie tegen de firma de Jongh en ook ons College kan, na
nauwgezette overweging en gelet op het advies van Dr. Cosman,
geen vrijheid vinden U voor te stellen tot het instellen van
eene dergelijke actie te besluiten.
Ons College betreurt het ten zeerste, dat de gemeente door
een samenloop van omstandigheden in deze een niet onbe
langrijk verlies 5000.—) op de rijst heeft geleden en
dat de firma de Jongh, ook na de conferentie met ons College,
zelfs niet een deel van den met den onrechtmatigen verkoop
van de rijst behaalden winst, ten bedrage van het door de
gemeente geleden verlies, in de gemeentekas heeft willen
storten.
Ons College heeft echter van de zaak eerst kennis gekregen,
toen deze in een zoodanig stadium verkeerde, dat het nemen
van maatregelen, om verlies te voorkomen, ons niet meer
mogelijk was.
Nadat de Burgemeester ernstig ongesteld was geworden,
heeft de Directeur van het Levensmiddelenbedrijf, blijkbaar
in de verwachting, dat de Burgemeester binnen niet te lang
tijdsverloop weder hersteld zou zijn, noch ons College, noch
den waarnemend Burgemeester, die de distributie-aangelegen
heden voor zijne rekening had genomen, met de zaak in
kennis gesteld. Eerst ria de acceptatie van de rijst, onder het
in overleg met Dr. Cosman gemaakte en in diens advies te
lezen voorbehoud, kreeg de waarnemend Burgemeester kennis
van de zaak en werd tot verkoop van de rijst, na openbare
inschrijving, besloten met het U bekende gevolg.
Wij vertrouwen, dat Uwe Vergadering, na kennisneming
van de uitvoerig weergegeven verklaringen van den Directeur
en van den heer van Raay en na inzage in de Leeskamer
van het proces-verbaal van den hoofdkeurmeester van der
Heide en van het advies van Drs. Cosman en Trapman (af
schriften van de' processen-ver baal, door de politie opgemaakt,
kunnen wij tot ons leedwezen niet overlegden, aangezien de
Officier van Justitie aan de politie niet heeft toegestaan af
schriften van die processen-verbaal aan ons College te geven),
volkomen in staat zal zijn zich een oordeel te vormen over
den gang van zaken en met ons College van meening zal
zijn, dat het in de gegeven omstandigheden geen aanbeveling
verdient nog tot het instellen van een civiele actie tegen de
firma G. J. de Jongh en Co te besluiten, hoezeer die firma
door hare handelwijze de gemeente ook heeft benadeeld en
hoezeer ieder die handelwijze zal laken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.