MAANDAG 19 SEPTEMBER 1921. 343 De motie van den heer Dubbeldeman wordt voldoende onder steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Wilmer. M. d. V. Ik begrijp niet, dat men aan den overkant bezig is deri Raad in dergelijk bespottelijk dag licht te stellen, en ik vind het nog veel onbegrijpelijker, dat men zelf daarin schik heeft. Hebben hier ooit Burgemeester en Wethouders toegezegd betreffende eenige zaak spoed te zullen betrachten en haar vóór alle andere zaken te behandelen zonder dat daaraan door hen gevolg gegeven is? Dat is nooit of zelden voor gekomen. De heer van der Lip heeft zoo even gezegd, dat Burgemeester en Wethouders deze aangelegenheid in hun college vóór alle andere zaken zullen behandelen en dien aangaande met den grootst mogelijken spoed praeadvies zullen uitbrengen; welnu, kan men zich daarmede niet tevreden stellen? Andets kan men toch niets bereiken. In de vorige vergadering is het besluit genomen ik kan er des te vrijer over spreken, omdat ik mij bij de stemming er tegen verklaard heb om aan het eind van deze maand de gewone steunregeling stop te zetten en de zaak verder over te brengen naar het Burgerlijk Armbestuur. Nu zou het Burgemeester en Wethouders volkomen vrijstaan om te zeggen: wij voeren dat Raadsbesluit uit en zullen omtrent de nu ingekomen voorstellen en adressen te zijner tijd prae advies uitbrengen, zooals wij ook doen ten opzichte van alle andere adressen. Daarover zouden dan allicht eenige maanden heengaan. Maar Burgemeester en Wethouders doen dat niet; zij werken er ten volle aan mede om op dat eenmaal ge nomen Raadsbesluit te kunnen terugkomen langs ordelijken weg en zeggen: wij zullen zoo spoedig mogelijk praeadvies uitbrengen. Nu het den heeren duidelijk is, dat hunne moties en voor stellen niet aangenomen zullen worden en in verwerping daarvan Burgemeester en Wethouders toch geen aanleiding kunnen vinden om haast te maken, waarom werken de heeren dan niet mede en dringen zij niet eerder door intrekking van die moties en voorstellen bij Burgemeester en Wethouders aan op het houden van hun belofte om zoo groot mogelijken spoed te maken? Ik geloof echter, dat wij er niet veel meer over behoeven te spreken. Ik meen, dat de Raad in groote meerderheid wel zoo verstandig zal zijn om op die moties en voorstellen niet in te gaan maar vertrouwen te stellen in de pertinente ver klaring van Burgemeester en Wethouders en, met eerbiediging van wat in elk goed college gebruikelijk is te doen, niet aanstonds, zonder aankondiging en voorbereiding, op een eenmaal genomen besluit terug te komen. De heer van Stralen. De heer Wilmer tracht den indruk te vestigen, alsof wij op dit oogenblik ontactisch en dus tegen het belang van de werkloozen in zouden handelen. Dien indruk wil ik niet laten bestaan en ik wil den heer Wilmer trachten duidelijk te maken, dat het eigenlijk de schuld is van Burgemeester en Wethouders dat wij op derge lijke langdradige wijze de zaak hier moeten behandelen. Wanneer Burgemeester en Wethouders direct hadden ge zegd wij stellen voor deze voorstellen en adressen om praead vies naar Burgemeester en Wethouders te zenden, en wij zullen met de uitvoering van het in de vorige Raadsvergadering genomen besluit even wachten totdat in zake dat praeadvies door den Raad een beslissing zal zijn genomen, dan waren wij er mede accoord gegaan. De heer Wilmer echter zal begrijpen en gevoelen, dat mannen als de heeren Heemskerk en F. Eikerbout, die even min als wij overbrenging van deze zaak naar het Burgerlijk Armbestuur wenschen, nooit accoord zullen kunnen gaan met wat nu na September kan gebeuren. Ik heb al verteld, dat georganiseerde werkloozen door het Burgerlijk Armbestuur naar de Diaconie zijn verwezen en dat willen ook de heeren Heemskerk en F. Eikerbout niet. Hoe kunnen die heeren dus medegaan met wat de heer Wilmer wil en aan het beleid van Burgemeester en Wethouders overlaten wat verder zal gebeuren? Als wij het, zonder een uitspraak te doen, aan Burgemeester en Wethouders overlaten, dan staat vast dat in October de menschen door het Armbestuur evenals alle andere bedeelden behandeld zullen worden. Als men er niet mede doende was, zouden ook wij het willen afwachten, zoo als de heer Wilmer met groot vertrouwen wil doen. Wij hebben dat groote vertrouwen niet, want wij weten, dat Burgemeester en Wethouders, in aansluiting aan het besluit van de voorlaatste Raadsvergadering, bezig zijn de werkloozen bij het Burgerlijk Armbestuur over te brengen. Dat willen wij niet. Daarmede kunnen de organisaties zich niet vereenigen en kan ik als Raadslid mij ook niet vereenigen. Ook de heer Heemskerk en andere Raadsleden kunnen dat niet, omdat zij in de voorlaatste vergadering hebben doen uitkomen, dat zij met een dergelijke wijze van steunverleening niet accoord gingen. Wij drijven dat niet door, maar gij zult zien, dat de heeren Heemskerk en Eikerbout hun stem vóór mijn voor stel zullen uitbrengen; dat kan niet anders. Gezien in het licht van de zaak moet aan Burgemeester en Wethouders worden gevraagd om met de uitvoering van het vorige Raadsbesluit te wachten totdat over het uit te brengen praead vies zal zijn beslist. De heer Wilmer wil dat tegen ons uit spelen, maar daarvoor is geen reden. Kan er iets tegen zijn, dat Burgemeester en Wethouders met inachtneming van het vorige Raadsbesluit nog twee weken na September op dezelfde wijze uitkeeririg geven aan de werkloozen uit de gemeente kas? Wij krijgen een volkomen verwarring, wanneer, nadat een paar weken in October door het Burgerlijk Armbestuur aan de werkloozen een paar centen steun wordt gegeven, er een nieuwe steunregeling komt, zooals die in de ingediende voorstellen is neergelegd. De heer Wilmer heeft gezegd, dat hij wel voor onze gedachte gevoelt, en nu gaat hij door zijn houding bevorderen, dat Burgemeester en Wethouders een weg gaan bewandelen, waarmede bij zelf niet accoord kan gaan. Het is de heer Wilmer, die tegen beter weten in be vordert, dat de zaak verkeerd wordt geregeld. De heer F. Elkerbout. M. d. V. Ik begrijp niet waarom de heer van Stralen niet direct een voorstel ter tafel heeft gebracht, waardoor het mogelijk was, dat de beslissing van den vorigen keer kon worden teruggenomen, maar waar wij gebonden zijn aan een besluit, in de voorlaatste vergadering genomen, moet ik als Raadslid mij daaraan onderwerpen, ofschoon ik het ten zeerste betreur, dat op dit oogenblik de georganiseerde arbeiders naar Armenzorg moeten worden ver wezen. Wij hopen dat Burgemeester en Wethouders ons de zekerheid zullen geven, dat de zaak spoedig ter hand zal worden genomen en in de volgende vergadering zal worden behandeld. De heer Kuivenhoven. M. d. V. In de vorige vergadering is besloten, dat Burgemeester en Wethouders stappen zouden doen om deze zaak binnen een maand te regelen, en nu zeggen zij, dat zij binnen een maand niet gereed kunnen zijn, zoodat zij de oorzaak zijn, dat de zaak wordt verschoven. De Raad heeft er op gerekend, dat Burgemeester en Wethouders binnen een maand klaar zouden zijn. Ik zou dan ook gaarne de toezegging ontvangen, dat Burgemeester eri Wethouders in de volgende raadsvergadering praeadvies zullen uitbrengen. De Voorzitter. Ik ontvang daar van den heer Sijtsma de navolgende motie van orde: »De Raad, van oordeel, dat het niet aangaat van Burge meester en Wethouders te vorderen, dat zij zich niet zouden houden aan het in de vorige vergadering genomen Raads besluit en vertrouwende dat dit College zoo spoedig mogelijk praeadvies over de ingekomen verzoeken en voorstellen zal uitbrengen, besluit het debat over deze zaak te beëindigen en gaat over tot de orde van den dag." De motie van den heer Sijtsma wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Sijtsma. M. d. V. De motie spreekt voor zich zeif. Het debat heeft ons in een impasse gebracht en wij moeten daar weder uit. Als er niet een motie komt in den geest als ik heb voorgesteld, dan vrees ik, dat wij er niet uit zullen komen en nog meer kostelijken tijd verpraten. Ik zal niet zeggen, wiens schuld het is dat wij in een impasse gekomen zijn: dat laat ik in het midden; maar ik wil wel een poging doen en dat is het voorstellen dezer motie om er weder uit te komen. Daarom beveel ik mijne motie bij de overige Raadsleden warm aan, in de hoop dat wij dan eenig werk kunnen doen waarmede wij het belang der gemeente kunnen dienen. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Sijtsma wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren üostdam, Heemskerk, Kuiven hoven, Wilmer, Sanders, Huurman, Stijnman, Splinter. Mulder, mevr. van Itallievan Emb len, de heeren Sijtsma, Meijnen, Eerdmans, F. Eikerbout, Wilbrink, Bots, de Lange, van Hamel, van der Lip en de Voorzitter. Tegen stemmenmevr. DubbeldemanTrago, de heeren A. Eikerbout, Groeneveld, mevr. BaartBraggaar, de heeren van Eek, Dubbeldeman en van Stralen. De motie van den heer van Stralen wordt vervolgens in stemming gebracht en met 20 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Oostdam, Heemskerk, Kuiven hoven, Wilmer, Sanders, Huurman, Stijnman,Splinter, Mulder, mevr. van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, Meijnen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 5