190
geraamd worden op 9500.(Zie volgn. 58a
der ontvangsten).
Volgn. 202b. Kosten van de steunv er leening
aanniet onder de Rijksregeling vallende, uit
getrokken personen nieuw artikel10000.
Bij raadsbesluit van 1 Februari j.l. (Hande
lingen bldz. 3 en v.) werd aan ons College een
crediet verleend van 1000.welk crediet bij
raadsbesluiten van 11 April en 11 Juli j.l. verhoogd
werd met respectievelijk ƒ2000.en ƒ3000.
en dus gebracht werd op 6000.teneinde
steun te verleenen aan niet onder de Rijks-
regeling vallende uitgetrokken personen, ter
beoordeeling van ons College.
In de raadszitting van 29 Augustus j.l. werd
besloten om deze steunregeling nog gedurende
de maand September voort te zetten.
De totale kosten van deze steunverleening
zullen dientengevolge 10000.— bedragen,
in verband waarmede toevoeging van boven
staand artikel aan de begrooting wordt voor
gesteld.
Volgn. 202c. Bijdragen door de gemeente te
verleenen aan wachtgeldregelingen (nieuw artikel) 10000.
Bij raadsbesluit van 1 Februari j.l. (Hande
lingen bldz. 3 en v.) werd aan ons College een
crediet van ƒ10000.toegestaan ter uitbetaling
van de bijdragen door de gemeente te verleenen
aan wachtgeldregelingen, welke door werkgevers
zijn of mochten worden getroffen op den grond
slag van de circulaire van den Minister van
Arbeid van 11 October 1920, zulks tot een
maximum van 162/s% der kosten.
Toevoeging van dit artikel aan de begrooting
wordt in verband hiermede voorgesteld.
Volgn. 219. Renten van geldleeningen 250.
De le aflossing ad 50000.van de 6%
geldleening van 1920, groot 2.000.000.bij
de Rijksverzekeringsbank te Amsterdam gesloten,
zal niet zooals op de begrooting staat vermeld
op 1 Juli maar op 31 Juli, dus dertig dagen
later moeten geschieden. In verband met deze
latere aflossing is evenwel van het af te lossen
bedrag dertig dagen langer rente verschuldigd,
zoodat dit artikel met 250.moet worden
verhoogd.
Volgn. 248b. Subsidie aan de af deeling Leiden
der Vereeniging Pro Juventute nieuw artikel). 200.
In de raadszitting van 1 Februari j.l. (Ingek.
Stukken No. 6) werd besloten tot toekenning
over het jaar 1921 aan bovengenoemde afdeeling
van een subsidie van 200.ter tegemoet
koming in de kosten van haar maatschappelijk
werk.
Het totaal bedrag der voorgestelde ver
hoogingen of aanvullingen van den dienst 1921_
bedraagt derhalve
57935.83
Hierin kan worden voorzien door opneming
onder de ontvangsten van een nieuw volgnummer
y>volgn. 58a. Bijdrage van het Rijk in de kosten
van steunverleening aan uitgetrokken sigaren
makers en textielarbeidersf 9500.
(Zie volgn. 202a der uitgaven)
terwijl het restant of 48435.83 zal moeten
worden gevonden door dit bedrag af te schrijven
van den post voor Onvoorziene Uitgaven"
(volgn. 251)48435.83
(Op dit artikel is thans nog ƒ89870.be
schikbaar.)
Wij geven U thans in overweging tot de voorgestelde
begrootingswijzigingen te besluiten door vaststelling van den
hierbij overgelegden begrootingsstaat, model C.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 298.
Leiden, 8 September 1921.
Wij hebben de eer, in verband met artikel 27 Verorde
ning 1912 (Gem.bi. No. 30), ter vervulling van twee vaca
tures in ons College op 1 October a. s., U aan te bevelen
A. 1. Mr. J. C. VAN DER LIP, Alhier.
2. Prof. Dr. B. D. EERDMANS, Alhier.
R. 1. Prof. Dr. K. SNEYDERS DE VOGEL, Alhier.
2. Prof. Mr. A. J. BLOK, Alhier.
Curatoren van het Gymnasium,
D. C. Hesseling, Voorzitter.
M. B. Vos, Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 299.
Leiden, 8 September 1921.
Ingevolge het daartoe gedaan verzoek hebben wij de eer
hierbij aan Uwe Vergadering over te leggen het door de
Commissie van Beheer over de gestichten »Endegeest, Voor
geest en Rhijngeest" uitgebracht rapport, in zake de behan
deling van een tafeljuffrouw van het gesticht »Endegeest",
door de Directie van die inrichting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 Augustus 1921.
In de zitting van den Gemeenteraad van 20 Juni j.l. st 1de
de heer A. Eikerbout een zestal vragen aan Uw College in
zake de behandeling (door de Directie der Gestichten) van
een taleljuffrouw, die in zeer overspannen toestand verkeerde.
Door den waarnemend-Burgemeester, tevens Voorzitter onzer
Commissie, werden naar aanleiding van bedoelde vragen,
reeds in die vergadering eenige inlichtingen aan den Raad
verstrekt, welke evenwel naar het oordeel van den heer
A. Eikerbout niet voldoende waren om een juist inzicht in
den loop dezer zaak te verschaffenals gevolg daarvan diende
hij een motie in, strekkende om aan onze Commissie op te
dragen een streng onderzoek ter zake in te stellen en daarvan
aan den Raad mededeeling te doen. Deze motie werd evenwel
door den voorsteller weder ingetrokken, na de toezegging van
den Voorzitter onzer Commissie, dat zij een ernstig onderzoek
naar de beweerde feiten zou instellen en van het resultaat
van dat onderzoek mededeeling zou doen aan den Raad.
Aan deze toezegging gevolg gevende, heeft de Commissie in
hare vergaderingen van 28 Juni en 4 Juli j.l. een onderzoek
ingesteld, waarbij alle ambtenaren, die ter zake inlichtingen
konden geven, alsmede een oom en tante van de in de vragen
van den heer Eikerbout bedoelde persoon werden gehoord,
terwijl aan den hoofdbestuurder van den Centralen Neder-
landschen Ambtenaarsbond, den heer Disselkoenofschoon
niet in kwaliteit, gelegenheid werd gegeven het onderzoek bij
te wonen.
Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
De bedoelde tafeljuffrouw, die, naar de verklaring van een
harer collega's, door haar zonderling gedrag gedurende de
ongeveer twee maanden, dat zij in dienst der inrichting was,
de aandacht van het personeel op haar persoon had gevestigd,
geraakte Vrijdag voor Pinksteren in overspannen toestand,
welke toestand den daaropvolgenden Zaterdag en lsten Pink
sterdag nog verergerde. Op dien laatsten dag werd zij door
Dr. de Vries, die door haar collega, mej. van Venetien, van
haar toestand op de hoogte was gebracht, bezocht; deze zond,
nadat zij uitdrukkelijk den wensch had te kennen gegeven,
dat zij de inrichting wilde verlaten, een telegram aan haar
oom en tante te Rotterdam, waarin met het oog op den
toestand van hun nicht, de overkomst gewenscht werd geacht,
omdat hij het niet voor zijne verantwoording wilde nemen
haar alleen te laten vertrekken.
De Geneesheer-Directeur, die van een en ander inmiddels
op de hoogte was gebracht, heeft haar den 2den Pinksterdag
persoonlijk bezocht en daarna aan mevr. Jansen, het hoofd
der huishouding, meedegedeeld, dat hij geen bezwaar had,
dat zij vertrok, doch er tevens uitdrukkelijk bijgevoegd, dat
hij bereid was haar in het gesticht te verplegen, indien
eventueel de wensch daartoe door hare familie werd te
kennen gegeven.
Op den 2den Pinksterdag is de familie overgekomen en
deze heeft vervolgens een onderhoud gehad met de hoofd
verpleegster zuster Bloemendal, en den geneesheer Janssens;
ook deze laatste verklaarde aan de familie, op grond van de
waargenomen ziekteverschijnselen, dat het in het belang van
patiënte was, indien zij het gesticht verliet. Door de familie
is zij toen op haar verlangen medegenomen naar Rotterdam,
zonder dat op haar verder blijven in »Endegeest" is aange
drongen.
Door den haar te Rotterdam behandelenden geneesheer is
na eenige dagen telefonisch haar opneming in »Endegeest"
verzocht wegens krankzinnigheid; de Geneesheer-Directeur,
die van haar psychischen toestand op de hoogte was en