MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921. 303 zeer onbillijke en onrechtmatige regeling is: men straft zoo doende de menschen dubbel en onregelmatig. Daarom ben ik er voor, dat dit adres gesteld wordt in banden van Burgemeester en Wethouders öm praeadvies. Misschien kan er nog eenige verandering komen in deze regeling. De Voorzitter. De heer Groeneveld herinnert zelf aan den wetenschappelijken ondergrond, die ten grondslag ligt aan alle pensioenregelingen. Men heeft daarbij voordeelige en nadeelige posten; die kan men niet uitschakelen. De heer Groeneveld. Ik doe U opmerken, Mijnheer de Voorzitter, dat de wetenschappelijke ondergrond, die ten grondslag ligt aan pensioenregelingen, alleen betrekking heeft op het invaliede en oud worden van de aangeslotenen. De Voorzitter. Laat men, als men de bestaande verordening niet goed acht, dan komen met een voorstel om haar te wijzigen als dit nog mogelijk is. Wij hebben de hand te houden aan de verordening gelijk zij op het oogenblik luidt en ons daarnaar te gedragen. De heer Heemskerk. M. d. V. Het spreekt vanzelf, dat wij moeilijk praeadvies kunnen vragen of voorstellen indienen om de betrekkelijke verordening te wijzigen; want ik ben het geheel eens met Burgemeester en Wethouders, dat het niet aangaat om aan niet-eervol ontslagen personen alsnog de gestorte pensioenbijdragen terug te geven. Maar er is verschil van opvatting in deze betrekkelijk on verkwikkelijke zaak tusschen het college van Burgemeester en Wethouders en den Raad, en nu zal ik stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, omdat ik nog altijd de overtuiging heb dat deze personen onrechtmatig gestraft zijn. Ik heb dat indertijd reeds als lid van bedoelde commissie van onderzoek te kennen gegeven en het gaat voor een lid van bedoelde commissie niet aan om te stemmen voor een voorstel om dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Immers, in het adres wordt ook gevraagd het niet-eervol ontslag als nog te veranderen in een eervol ontslag. Als Burgemeester en Wethouders de zaak opnieuw onderzoeken is het mogelijk dat zij alsnog tot het inzicht komen dat het niet-eervol ontslag veranderd dient te worden in eervol ontslag en dan zijn wij aan het punt waar wij wezen moeten: het al dan niet terug geven van de gestorte pensioensbijdragen. Ik wil niet in het algemeen zeggen, dat bij niet-eervol ontslag de gestorte pensioensbijdragen teruggegeven moeten worden, maar in dit geval moet ik mij verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Knuttel. Aan hetgeen aangevoerd is door de andere sprekers zou ik nog iets willen toevoegen. Het heeft mij onlangs getroffen, dat de rechtbank te Rotterdam een brugwachter aldaar wegens medeplichtigheid aan ver duistering of zoo iets, een zwaarder misdrijf dan waarvan deze menschen beschuldigd werden, voorwaardelijk tot een vrijheidsstraf heeft veroordeeld. Die voorwaardelijke veroor deeling wijst er blijkbaar op, dat het er om te doen was dien persoon ontslag uit zijne betrekking te besparen. Ik meen dus, dat hier bijzonder zwaar gestraft is. Nu zou hier een uitweg gevonden kunnen worden voor Burgemeester en Wethouders, die deze straf blijkbaar met alle geweld willen handhaven. Het zou op hun weg liggert, wanneer zij er niet voor te vinden zijn die menschen weder in gemeentedienst terug te nemen, om in de straf zoodanige mutatie en ver lichting te brengen, dat die menschen de door hen gestorte pensioensbijdragen terugkrijgen. De heer van der Pot. M. d. V. Mijns inziens is de eenige spreker, die hieromtrent iets juist gezegd heeft, de heer Groeneveld. Met hetgeen de andere sprekers aangevoerd hebben kan ik in het geheel niet medegaan en ik verklaar niet te begrijpen hoe zij, na hetgeen de Voorzitter als inleiding gezegd heeft, nu weder praeadvies van Burgemeester en Wethouders willen vragen, waardoor men weer geheel zou terugtreden in de oude kwestie van het al dan niet eervol ontslag. Die zaak is hier herhaaldelijk besproken en het standpunt, dat Burgemeester en Wethouders daartegenover innemen, is toch duidelijk genoeg naar voren gebracht. Moeilijk kan worden verwacht, dat het college daarin wijziging zal brengen zonder dat zich eenig nieuw gezichtspunt heeft voorgedaan. In hetgeen de heer Knuttel heeft gezegd vond men de oude verwarring, welke men dikwijls in deze zaak heeft kunnen constateeren, tusschen het justitieel noodige bewijs voor diefstal of medeplichtigheid daaraan en de vraag of er voldoende aanlei ding was om de disciplinaire straf, welke Burgemeester en Web- houders hebben opgelegd en welke van dat justitieel bewijs niet afhankelijk is,- op te leggen. Het eenig mogelijke is mijns inziens dat de Raad aan Burgemeester en Wethouders verzoekt om praeadvies uit te brengen over de vraag of het wenschelijk is die stringente bepaling, welke in de verordening staat, soepeler te maken. Ik wil hiermede geenszins uitspreken, dat ik het daarmede dadelijk eens ben, maar ik kan er in komen, dat men zegt: die bepaling heeft weliswaar altijd zoo gegolden, maar men heeft op meer punten zijn opvattingen in den laatsten tijd gewijzigd en nu zouden wij gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak eens overwogen en eventueel bij den Raad met een voorstel kwamen tot wijziging van de desbetreffende bepaling der verordening in dien zin, dat het mogelijk werd aan het verzoek van adressanten te voldoen. Ik kan me echter absoluut niet vereenigen met het standpunt van den heer Heemskerk, die van Burgemeester en Wethouders nu weer zou willen vernemen of zij niet bereid zijn de kwalificatie van het verleende ontslag zoodanig te wijzigen, dat de gunstige bepaling betreffende de teruggave van de pensioensbijdragen op die menschen terstond toepasselijk zou worden. Daarmede zou geheel en al teruggetreden worden in de zaak zelf en die zaak moet dunkt mij als afgedaan beschouwd worden. De heer Kuivenhoven". M. d. V. Aanvankelijk ben ik er tegen geweest, dat deze menschen zoo zwaar werden gestraft, of schoon zij zeiven hebben erkend, dat de feiten, welke gepleegd waren, als fraude waren te bestempelen. De heer Knuttel. Niets van aan! De heer Kuivenhoven. Zij hebben zeiven erkend, dat zij niet hebben gehandeld overeenkomstig de strikte eerlijkheid. De heer Knuttel. Niets van aan I De heer Dubbeldeman. Waar staat dat dan? De heer Kuivenhoven. Zij hebben indertijd aan mij zelf medegedeeld, dat zij even weg waren geweest en dat die bewuste kooien in dien zak waren, en zij hebben toen zeiven verklaard, dat zij niet geheel onschuldig aan dat feit waren. De Voorzitter. Laten wij ons bepalen tot het punt in kwestie! De heer Kuivenhoven. Ik heb zelf de meening gedeeld, dat die menschen te zwaar gestraft waren, en ik heb een lans voor hen gebroken in den Raad, maar de heer van der Lip heeft toen betoogd, dat de straf niet te zwaar was ge weest. Wanneer ik nu ging stemmen voor het voorstel om dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies, dan zou mij dat niets baten, want daarvan verwacht ik niets anders dan het vorige, dat geweest is. Wij moeten beginnen met de verordening te veranderen, ofschoon wij misschien dan deze menschen nog niet kunnen helpen. Ik zal dus stemmen tegen het voorstel van den heer Sijtsma. De heer van Stralen. M. d. V. Ik meen, dat de heer van der Pot niet juist was, want het is hier niet een terugtreden in de zaak zelve. Hetgeen de heer Kuivenhoven zegt gaat langs de zaak heeri. Het is alleen de kwestie, dat die voor malige brugwachters teruggave van de gestorte pensioen- premiën hebben gevraagd. Dat was nog niet gevraagd! Er staat in de verordening wel, dat in geval van niet eervol ontslag de pensioensbijdragen niet worden terugbetaald, maar is het nu niet denkbaar, dat Burgemeester en Wethouders in een bijzonder geval van die bepaling kunnen afwijken? Ik herinner mij de discussie, welke in den Raad is gevoerd over den ontslagen straatmaker Meyer; toen is er op gewezen, dat er zich ook bij het Rijk gevallen voordeden, dat oneervol ontslagenen toch hun aanspraken op pensioen behielden. De heer Bots heeft toen gezegd: laat Meyer maar eens een ver zoek indienen, dan zal ik trachten bij den Minister voordien man pensioen te krijgen, want, er zijn gevallen, dat het Rijk aan niet eervol ontslagenen pensioen uitkeert. Indien de Raad nu een uitspraak in dien zin doet, wat is er dan tegen, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen om in afwijking van de desbetreffende bepaling van de verordening aan deze menschen, over wie zooveel te doen is geweest, hun gestorte pensioenpremiën terug te betalen? De heer van der Pot. Dan moet eerst in de verordening de bepaling worden opgenomen, dat afwijking mogelijk is. De heer van Stralen. Dat kan gebeuren. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wil er nog even den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 5