326 MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921. Transport 1.955133.66® vier en vijftig duizend negen honderd zestig gulden54960. onder Hoofdstuk VII art. 31 volgn. 67t/ad één millioen vijfhonderd zes en tachtig duizend vier honderd twee en veertig gulden. 1.586442. onder Hoofdstuk VII art. 32 volgn. Qlw ad veertig duizend gulden40000. vast te stellen op drie millioen, zes honderd zes en dertig duizend vijf honderd vijf en dertig gulden zes en zestig en een hal ven cent3.636535.66® Gedaan ter openbare raadsvergadering van den 29 Augustus 1921. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De Wethouders worden geacht zich v-an medestemmen te hebben onthouden.) XXXVI. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1919/1920 en 1920/1921. (Zie Ing. St. No. 266.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be schikt op diverse bezwaar- en verzoekschriften inzake de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, belastingjaren 1919/1920 en 1920/1921, overeenkomstig het advies van de met het onderzoek daarvan belaste Commissie. De Voorzitter. Thans zijn wij-gekomen tot de rondvraag. Heeft een der leden iets in het belang der gemeente in het midden te brengen? De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik zou gaarne van u ver nemen hoe het op het oogenblik staat met de kwestie van de brugwachters. In de vergadering van 21 Maart jongstleden is door den Raad besloten, dat de kwestie van de kleedingtoelage voor de brugwachters zou worden gebracht in de vergadering van het georganiseerd overleg. U hebt met de verschillende be sturen een bespreking gehad en mij is medegedeeld, dat die bespreking daar is uitgeloopen in het voordeel van de brug wachters. Ik wil hier tevens nog even wijzen op de slechte kwaliteit der schoenen, die deze menschen gekocht hebben bij de Jong in de Üonkersteeg. Die schoenen zijn absoluut slecht; als de menschen 14 dagen er op geloopen hebben zijn de schoenen onbruikbaar en moeten zij uit hun eigen zak andere schoenen koopen. Ik dring er dan ook op aan, dat er spoedig praead vies omtrent deze zaak komt. Dan wil ik vragen, hoe het staat met het onderzoek door de Commissie van Beheer van het gesticht Endegeest inzake de kwestie van het kamermeisje. En in de derde plaats moet ik even terugkomen op wat u, Mijnheer de Voorzitter, zoo straks in debat hebt gebracht bij punt 32 der agenda, hetgeen volstrekt niet behoorde bij het onderwerp, dat toen in-bespreking was, namelijk dat de Neder- landsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel zich voor haar drukwerk tot het buitenland wendt en dat zij ook medewerkt aan het ontstaan van de werkloosheid in Holland. Dat is absoluut onjuist. Als de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel haar jaarverslag in Duitsch- land heeft laten drukken, vindt dat zijn oorzaak in de zeer verschillende prijzen, welke op dit oogenblik door de leden van den Bond van Nederlandsche Drukkerspatroons worden vastgesteld. Als gij in »Het Volk" de verdediging badt gelezen, welke de Nederlandsche Vereeniging daarvan heeft gegeven, zoudt gij een dergelijk ding niet in het debat hebben gebracht. Die Vereeniging had namelijk achtereenvolgens bij twee patroons prijsopgave gevraagd en toen bleek de opgave van den tweede 300.beneden die van den eerste te blijven. Dat is de aanleiding geweest waarom de Vereeniging heeft gezegd: ik heb geen lust mij te laten uitbuiten en plukken door den Bond van Drukkerspatroons en laat nu het jaarverslag in Duitschland drukken. Het groot aantal marken, dat de Ver eeniging in kas had, was er tevens ook niet vreemd aan. De Voorzitter. Ik kan natuurlijk niet instaan voor hetgeen in de couranten staat, maar ik heb hier vóór mij gedrukt, zwart op wit, de opgave, welke ik heb gedaan. Er komt bovendien dit bij, dat, wanneer die eene drukker 300. ging beneden het bestaande tarief, hij toch nog 100% hooger was dan de drukker in Duitschland. Men komt dus per slot van rekening tot de conclusie, dat de drukkosten in Nederland zoo verbazend veel hooger zijn dan elders. Dat dit mede voorkomt uit de hoogere verdiensten der arbeiders is dunkt mij aangewezen. Het is niet in mij opgekomen daarop aan merking te maken in dien zin, dat ik die verdiensten zou willen verlagen, maar men kan, als men zulke dingen ziet, er toe komen te zeggenom het werk hier te houden moet men de loonen lager stellen. In dit verband wijs ik er op, dat de heer Polak heeft voorgesteld, dat de diamantbewerkers met lagere loonen zouden genoegen nemen, omdat anders de diamantindustrie geheel van Amsterdam naar Antwerpen zou worden verplaatst. Als antwoord op de vraag betreffende de brugwachters kan ik mededeelen, dat het verslag binnenkort komt. De zaak heeft eenige vertraging ondergaan. Ik geef toe, dat gij het volste recht hebt er naar te vragen. Wat dat meisje op «Endegeest" betreft, die zaak is geheel in orde en met goedvinden van de familie geregeld. De heer A. Elkerbout. De Raad krijgt daarvan toch een rapport De Voorzitter. Het is een kwestie van de Commissie voor de Gestichten, want aan haar is opgedragen de zaak in orde te brengen. Wij hebben op »Endegeest" een onderhoud met de familie van het meisje gehad, de noodige inlichtingen ont vangen, met een opgaaf van de gemaakte kosten, die, behalve het salaris, betaald zijn. De zaak is geheel in orde gebracht. De heer Huurman. M. d. V. Ik geloof niet, dat dit de bedoeling is geweest van het verzoek van den heer Elkerbout. Deze heeft gevraagd of de Commissie de zaak wilde onder zoeken en dan wordt natuurlijk verwacht, dat in het publiek een antwoord zal worden gegeven omtrent een zaak, die iu het publiek is behandeld. Ik kan mij begrijpen, dat, waar ieder in de gemeente van de vragen door den heer Elkerbout gedaan kennis heeft kunnen nemen, men wil weten hoe het onderzoek is afgeloopen. Ik stel voor om in de volgende ver gadering daaromtrent een rapport te doen uitbrengen. De Voorzitter. Er gaan in dezen tijd zooveel dingen door mijn hoofd, dat ik mij niet ieder oogenblik alle bijzonderheden direct herinner, maar ik kan er nog dit aan toevoegen de Secretaris van de Commissie herinnert mij er aan dat morgen de vergadering van de Commissie voor Endegeest zal plaats hebben en dan het rapport omtrent deze zaak zal worden vastgesteld. De Raad zal van da,t rapport dan inzage krijgen, want de heer Elkerbout heeft er alle recht op te vernemen in welken zin de zaak is opgelost. Aan dit verzoek zal dus worden voldaan. De heer Groeneveld. M. d. V. In de vergadering van 11 Juli 1921 is aan Burgemeester en Wethouders toegestaan een crediet van 1000.om daarvan te bekostigen leermiddelen voor de leerlingen van Hoogere Burgerscholen en Gymnasium, die die leermiddelen niet zelf kunnen betalen. Volgens mijne inlichtingen is er op dit oogenblik nog niets van geregeld, terwijl toch in September de scholen weder beginnen. Aan de ouders, die er aanspraak op maken, wordt aan het betrokken bureau op het Stadhuis nog steeds gezegd: dat is nog niet geregelden men kan geene enkele toezeg ging doen. De Wethouder van Onderwijs is niet aanwezig, maar ik wil er op wijzen, dat er haast bij de zaak is. Het is toch de bedoeling geweest dat, evenals de nieuwe schoolgeldregeling, ook deze zaak met 1 September van kracht zou worden. Ik wil erop aandringen dat, wanneer Burgemeester en Wethouders niet tot een definitieve regeling kunnen komen, zij in elk geval een noodmaatregel zullen treffen, opdat het onderwijs geen vertraging ondervinde. De Voorzitter. Ik kan de verzekering geven, dat deze zaak in orde zal komen. De heer van der Lip komt binnen eenige dagen terug en dan zal hem medegedeeld worden hetgeen de heer Groeneveld in het midden gebracht heeft. Natuurlijk zal er werk van gemaakt worden. De heer Bots. Voor sommige personen heb ik er bij den heer van der Lip naar gevraagd en toen is mij gezegd, dat de menschen zich moesten vervoegen bij den Directeur van de Hoogeie Burgerschool. Daarheen zijn die sollicitanten ver wezen. De Voorzitter. In elk geval zal de zaak onderzocht worden bet noodige zal gedaan worden om haar in orde te brengen. De heer van Stralen. M. d. V. Vanmiddag heeft de heer de Lange mij gevraagd mede te deelen, op grond van welke motieven ik in de vorige Raadsvergadering de door hem bedoelde uitlating ten aanzien van hem heb gebezigd. Ik heb toen namelijk gezegd, dat de heer de Lange om zekere redenen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 28