324
MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921.
geen gemetselde vloer, zoodat het vuil tusschen de steenen
blijft zitten en de kramers, als zij den volgenden morgen
komen, daar hun waar niet zullen kunnen uitstallen. Burge
meester en Wethouders hebben dat zeiven wel gevoeld en
daarom willen zij den menschen terwille zijn, maar hetgeen
zij voorstellen verdient mijns inziens om de dubbelslachtigheid
geen aanbeveling, terwijl ik mij ook niet kan vereenigen met
de gedachte van den heer Heemskerk om de voorkeur te
geven aan de Leidsche kooplieden en aan de kooplieden van
buiten een andere standplaats aan te wijzen. Dat zou alleen
moeten gebeuren, als er op de Vischmarkt te weinig plaats
was, maar ik geloof niet, dat dat het geval zal zijn. Men zou
er de Korenburgsteeg en de Nieuwstraat nog bij kunnen nemen,
dan had men zeker een terrein dat groot genoeg is. De heer
Bots zegt, dat daar niemand komt, maar ik zie niet in waarom
men daar niet even goed zou komen als op de Beestenmarkt.
Houdt men twee plaatsen, dan moeten de menschen van de
eene plaats naar de andere loopen. De markt zal dan ver-
loopen of men zal onaangenaamheden krijgen, want, gelijk
de kramers hebben gezegd, hebben zij wel middelen om de
menschen van de Beestenmarkt af te halen. Men zal alvast
dan meer politietoezicht noodig hebben om de orde te handhaven.
Ik heb de marktverordeningen van den Haag eens laten
komen en daaruit is mij gebleken, dat de markt daar veel
beter is geregeld dan in Leiden. Vooreerst mag men daar
geen langere kraam hebben dan van 6 meter; verder mager
uit een gezin niet meer dan een komen, hetgeen hier wel
mag. Indien men eens kon besluiten om aan den directeur
van het marktwezen de bevoegdheid toe te kennen met de
organisatie der kramers overleg te plegen, dan geef ik u de
verzekering, dat op de Vischmarkt en haar omgeving de markt
zeer goed geplaatst zou kunnen wordeu, en dan is dat een
veel betere oplossing dan dat de markt over de verschillende
plaatsen verdeeld wordt. Ik zou gaarne willen, dat Burge
meester en Wethouders dat inzagen. Er is geen enkele stem
opgegaan om de markt uit elkander te hebben. Laten Bur
gemeester en Wethouders den knoop doorhakken en bepalen,
dat tot tijd en wijle, als er een beter terrein is, de Visch
markt weer als plaats voor de markt wordt aangewezen.
Bezwaren van de zijde der winkeliers blijken niet te bestaan,
want eenparig hebben op een vergadering de winkeliers ver
klaard het op prijs te zullen stellen, als de markt op de
Vischmarkt terug komt. Wat is er dus tegen? Er is veel
voor om de markt op één plaats te hebben en veel tegen
om haar over twee plaatsen te verdeelen. Ik dring er dus bij
Burgemeester en Wethouders op aan hun voorstel in dien
zin te wijzigen, dat de markt op de Vischmarkt en omgeving
zal worden teruggebracht. Dan is stemming niet noodig,
maar anders wensch ik ook het eerste gedeelte van mijn motie
in stemming te zien gebracht.
Ik houd vol, dat het wenschelijk is een onderzoek in te
stellen ook de Marktcommissie wil dat naar de moge
lijkheid om het terrein van het Invalidenhuis tot marktterrein
te maken.
De heer Mulder zegt, dat het terrein daar te klein zou
zijn, maar als hij den plattegrond van orize stad eens bekijkt,
dan zal hij bemerken dat het niet zoo is. De toegangen, waar
tegen ook bezwaar is gemaakt, zijn goed, die kan men daar
trouwens maken zooals men wil.
Als men een terrein heeft waar men alles kan onderbrengen,
ook de fruitmarkt en de groentenmarkt, midden in de stad,
dan floreert de markt. Dat ziet men overal elders ook.
Ik heb reeds in eersten termijn gezegd,datik niet heb beweerd,
gelijk in het praeadvies staat, dat ik het absoluut wenschelijk
acht de markt daar onder te brengenik wensch alleen een
onderzoek dienaangaande. Dan kan blijken of het gaat.
Zooals de toestand daar nu is, kan hij niet blijven bestaan;
het gebouw is een bouwval, niets meer. Het ontsiert een
gedeelte van de stad, gezien vanaf den Ouden Rijn. Het kan
zoo niet langer blijven.
Ik handhaaf dus ook het tweede deel der motie; er moet
een onderzoek ingesteld worden of het mogelijk is daar een
marktterrein te maken.
De heer Heemskerk. M. d. V. De heer Sijtsma schijnt mij
niet goed begrepen te hebben.
Hij trekt uit mijne woorden de conclusie, dat ik iets zou
gevoelen voor het eerste deel zijner motie en dat is onjuist.
Ik vind de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
oplossing de gelukkigste oplossing. Alleen om te voorkomen,
dat de marktkramers van buiten beslag zouden leggen op de
beste plaatsen, heb ik het denkbeeld aan de hand gedaan de
Leidsche kooplieden in de eerste plaats te laten kiezen de
plaatsen, welke zij hebben willen, hetzij op de Beestenmarkt,
hetzij op de Vischmarkt, terwijl dan de overige plaatsen
gegeven zouden worden aan de kooplieden van elders.
De Voorzitter. Van den wenk van den heer Heemskerk
zal notitie genomen worden.
De heer Groeneveld. Ik wil er op wijzen, dat de markt
indertijd van de Vischmarkt verplaatst is uit een oogpunt
van verkeersgevaar. Op de Vischmarkt stonden 2 rijen kramen
en aangezien er aan beide einden van de markt een hooge
brug ligt achtte ook de Marktcommissie het gevaarlijk om
die markt daar zoo te handhaven.
Nu is deze oplossing gevonden, dat de markt weder op de
Vischmarkt terugkomt, met dien verstande dat er 1 rij kramen
geplaatst wordt, waardoor aan de verkeerseischen tegemoet
gekomen zal worden. Bovendien wordt de markt uitgebreid
met de Korenbeurs, Botermarkt, Hoogstraat en den Nieuwen
Rijn. Dan is er echter nog plaats te kort. Wat is er dan tegen,
dat de kooplieden, die anders geen plaats kunnen krijgen,
een plaats kunnen bekomen op de Beestenmarkt?
Ik begrijp het bezwaar van den heer Sijtsma niet. Er is
geen andere oplossing mogelijk, tenzij de heer Sijtsma voor
zijne verantwoording zou willen nemen dat de gevaarlijke
toestand van vroeger op de Vischmarkt weder in het leven
geroepen werd. Dat wensch ik niet voor mijne verantwoor
ding te nemen. Ik ben herhaaldelijk ter plaatse geweest: er
zijn geen ongelukken gebeurd, maar dat is een wonder.
Ik geloof, dat deze oplossing ook geheel ligt in de lijn van
wat de marktkooplieden zelf willen. Ik heb eenige van die
vergaderingen van de betrokken personen medegemaakt en
wat toen gevraagd werd is ongeveer hetzelfde als Burge
meester en Wethouders nu voorstellen.
Wat de kwestie, van het Invalidenhuis betreft, er is niets
tegen, dat Burgemeester en Wethouders een onderzoek
instellen of dat terrein voor iets anders te gebruiken is, te
meer omdat, voor welk doel men in de toekomst het terrein
ook wil bezigen, de toegangswegen toch veranderd moeten
worden. Dat terrein is voor elk doel onbruikbaar zoolang
geen betere toegangswegen bestaan en het spreekt van zelf,
dat Burgemeester en Wethouders daarop hun aandacht
gevestigd moeten houden.
De Voorzitter. Wat het terrein van het Invalidenhuis
betreft, kan ik mededeelen, dat een plan in onderzoek is, dat,
als wij er mede voor den dag komen, wel de instemming van
den geheelen Raad zal hebben, maar de vraag is welk oordeel
wij er ten slotte eeist zelf over moeten vellen. Er kan niet aan
gedacht worden de markt daar te plaatsen.
Wat verder de geschiedenis vau de markt aangaat, straks
is gezegd, dat indertijd een verzoek was ingekomen om de
markt van de Vischmarkt af te hebben en dat daaraan dadelijk
was toegegeven, maar ik moet verklaren, dat de ellende, welke
wij in het College van die marktkwestie hebben gehad, zeer
groot is geweest. De winkeliers zijn bij mij komen bidden en
smeeken om toch als-je-blieft de markt van de Vischmarkt
te verwijderen en de beschrijving, welke zij dan gaven van den
toestand, zooals die daar eiken Zaterdag was, was verschrikkelijk.
Nu de markt op de Beestenmarkt is, is het ook niet goed;
nu hebben Burgemeester en Wethouders gemeend de beste
oplossing te vinden door den belanghebbenden een vrije keuze
te geven en daarom handhaven zij hun voorstel.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik zou den heer Sijtsma in
overweging willen geven zijn voorstel te splitsen.
De heer Sijtsma. Ja, Mijnheer de Voorzitter, ik zou u willen
verzoeken het tweede gedeelte afzonderlijk in stemming te
brengen. Gij zegt in het algemeen, dat Burgemeester en
Wethouders waarschijnlijk met een voorstel zullen komen,
waarop de Raad dadelijk ja en amen zal zeggen, en, als dat
juist mocht zijn, dan zou ik een onderzoek niet noodig
achten, maar dan moeten wij de strekking van dat voorstel
kennen. Krijgen wij een onderzoek, zooals ook anderen willen,
dan zal dat wel aan het licht komen en blijkt het dan zoo
te zijn als gij mededeelt, dan laat ik mijn denkbeeld varen.
Wordt er voorgesteld om een betere bestemming aan het
gebouw te geven, dan geef ik mijn voorstel prijs, maar degenen,
die het terrein in oogenschouw hebben genomen, zullen het
met mij eens zijn, dat de toestand, gelijk die daar is, niet
bestendigd kan worden. Een onderzoek kan dat uitwijzen en
dat zou ik wenschen.
Wat het eerste gedeelte van mijn motie aangaat, ik zie
wel aankomen, dat verreweg de meerderheid van den Raad
het niet met mij eens is, en ik ben er nooit voor stemmingen
uit te lokken en werk te doen, waarvan geen succes is te
verwachten. Dat doen de andeie heeren misschien wel, als
zij er een partijbelang in zien, maar hierin is voor mij zoowel
voor anderen geen partijbelang gelegen. Het eerste gedeelte
van mijn motie trek ik dus noodgedrongen in, maar ik geef
u de verzekering en doe hier de voorspelling, dat men er
eerst een poosje last van zal hebben en de markt in haar
geheel per slot van rekening toch weer en niet, zooals
Burgemeester en Wethouders denken, geleidelijk, maar na
heel wat strubbelingen en moeite naar de Vischmarkt zal
terugkomen.