MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921. 323 men daar een zeer groet terrein hebben, veel grooter dan liet terrein van de Beestenmarkt. Wij dienen toch binnenkort na te gaan, wat er met dit gebouw moet geschieden. In den toestand van tegenwoordig kan het niet lang meer blijven. Het is eenvoudig een bouwval. De ruiten zijn öf stuk óf er zijn planken voor geslagen. De mooie boomen, die eens een sieraad waren van den Ouden Rijn, zijn op één na alle dood, doordat de groentenzouterij, die tijdelijk in het gebouw gehuisvest geweest is, en ook het voorplein innamdaar eenvoudig de pekel heeft laten weg- loopen en de boomen vergiftigd. Het gebouw kan zoo niet langer blijven staan. Het kan zijn, dat Burgemeester en Wethouders een plan hebben om aan dit terrein een bestemming te geven, maar dan moeten wij dat wetenen daarom moet er op dit stuk een onder zoek ingesteld worden. Als wij dit bedenken, dan geloof ik, dat Burgemeester en Wethouders het tweede deel der motie ook niet links hadden moeten laten liggen, maar zich er mede hadden moeten ver- eenigen. Daarom geloof ik, dat ik dit gedeelte moet hand haven en mijn motie, zooals die daar ligt, met alle vrijmoe digheid! bij den Raad kan aanbevelen. Ik hoop in elk geval dat de Raad niet met Burgemeester en Wethouders zal mee gaan. om de menschen vrij te laten, omdat men dan een tijd lang een toestand krijgen zal, dien niemand wenschelijk vindt. De heer Mulder. M. d. V. Ik vind, dat er met die stand plaats van de markt vreeselijk gesold wordt. Men heeft de markt eerst een tijd lang op de bekende plaats gehad; toen is er door enkele bewoners van die huurt gemopperd en een adres gezonden, en dadelijk zijn Burgemeester en Wethouders gekomen met een voorstel om de markt, naar de Beestenmarkt te verplaatsen. De markt wordt daar sinds korten tijd ge houden, volgens den heer Sijtsma onder bijzonder gunstige weersgesteldheid zooals door mijn buurman ter linkerzijde wordt opgemerkt, was op de Botermarkt en de Vischmarkt die weersgesteldheid precies dezelfde en nu gaat men er weer verandering in brengen, zonder te kunnen zeggen, dat de proef gelukt of mislukt is, op aandrang van enkelen. Ik zeg niet, dat die menschen ongelijk hebben, maar wij kunnen het niet voldoende beoordeelen, want anderen, die op de markt op de Beestenmar kt komen, zeggen daar een omzet te hebben, waarover zij tevreden zijn. Ik zou zeggen: laat do markt, daar eens overwinteren Waarom moet er zoo mede gesold worden Burgemeester en Wethouders willen den menschen terwille zijn, maar dau krijgen wij de markt zoowat door de geheele stad. Ik acht hetgeen de heer Sijtsma zegt, dat die markt zoover weg is, ik wil een zacht woord gebruiken een praatje', want wij hebben op den Stationsweg een bioscoop en daar gaan de menschen uit de andere gedeelten van de stad ook wel heen. Dat is geen bezwaar, want Leiden is maar een stadje. Ik wil mij ten slotte tegen dit eenvoudige voorstel niet ver zetten, als het kan strekken in het belang van deverkoopers en de koopers, maar toch vind ik het wel een beetje gek en weinig verstandig, dat men onder de plaatsen, waar het houden van markt wordt toegestaan, ook den Nieuwen Rijn opneemt. Als er één plaats is, waar het smal is en waar het heel moeilijk is kramen te plaatsen en publiek te trekken, dan is het de Nieuwe Rijn. Men zal zich herinneren uit den tijd, toen daar kermiskramen stonden, dat de geregelde passage er onmogelijk was. Overigens zal ik mij niet tegen het praeadvies van Burge meester en Wethouders verzetten. Ik ben het geheel eens met hetgeen Burgemeester en Wet houders zeggen over het afbreken van het invalidenhuis. Hoe een verstandig man als de heer Sijtsma daartoe kan komen, begrijp ik niet, want hij wil van de markt een marktje maken. De heer Sijtsma. Het is een groot terrein. De heer Mulder, liet is een heel klein terrein. De heer Sijtsma. Neen! De heer Mulder. Dan moet gij het maar eens goed opmeten. De heer Sijtsma. Hebt gij een platten grond van de stad? De heer Mulder. Ik kan dat. terrein van het Invalidenhuis wel droomen. Ik hoop dus, dat Burgemeester en Wethouders den Nieuwen Rijn zullen uitschakelen, want op de andere ge noemde plaatsen is er overvloed van ruimte voor de markt kramen en voor het publiek. De heer Heemskerk. M. d. V. ik wil een vraag stellen naar aanleiding van deze passage in het praeadvies van Burge meester en Wethouders: »Nu een deel van de belanghebbenden evenwel zulk een ernstigen tegenzin in de huidige standplaats heeft, komt het ons na rijp beraad voor, dat de beste oplossing van deze kwestie die is, welke de Commissie voor het Marktwezen naar den inhoud van wier rapport hier voorts verwezen zij aangeeft en die hierop neer komt, dat de marktkooplieden voorloopig geheel vrij worden gelaten in de keuze tusschen beide marktplaatsen, voorzoover de beschikbare ruimte dit toelaat en behoudens nadere aanwijzing van ieders staanplaats door den Directeur van den Markt- en Havendienst" enz. Wij hebben hier op de markt twee soorten van kooplieden de Leidsche kooplieden en de kooplieden, die geregeld uit andere plaatsen op marktdagen hier komen. Zou het nu, om alle moeilijkheden te voorkomen, niet het beste zijn dat wij op de eerste plaats aan de Leidsche koop lieden de beschikking gaven over de plaatsen, voor zoover zij daarvan gebruik wenschen te maken, en daarna pas aan de kooplieden, die van elders komen en niet bijdragen in de lasten der gemeente, zoodat wij dus de voorkeur geven aan de ingezetenen vari Leiden? De heer Bots. M. d. V. Ik wil er in de eerste plaats op wijzen, dat het weder in het voorjaar ook heel mooi geweest is, zoodat dus de vergelijking, welke de Marktcommissie gemaakt heeft ten opzichte van de opbrengst der marktgelden, zeer reëel was. De heer Sijtsma heeft indertijd gezegd, dat toen reeds zou vaststaan dat de voorgenomen verplaatsing van de Zaterdagsche markt van de Vischmarkt naar de Beestenmarkt op een mislukking zou uitloopen, maar daarvan is totnogtoe niets gebleken. Van alle sombere voorspellingen, die toen vernomen zijn, is niets uitgekomen. Dat Burgemeester en Wethouders nu met dit voorstel komen vindt zijn grond hierin, dat de organisatie zich be zwaard achtte door de verplaatsing en wij wel genegen zijn om, als het mogelijk is, daaraan tegemoet te komen, maar zeer zeker is de Vischmarkt te klein voor de geheele markt. Men vergete niet, dat de Vischmarkt eigenlijk niets anders is dan een breede verkeersweg: dat het daar op marktdag zeer druk is en dat het zeer doelmatig is daar de noodige ruimte voor het verkeer open te houden. De quaestie vari het voormalig Invalidenhuis is zeer zeker onder de oogen gezien; maar zooals het met zoo'n eigendom van de gemeente gaat, er zijn altijd verschillende plannen, zonder dat er nog speciaal een vast plan bestaat, maar wel kan gezegd worden, dat het voor marktterrein niet geschikt zou zijn. De toegangswegen zijn er niet goed voor een marktterrein. Een marktterrein moet zich bevinden midden in de stad en voorzien zijn van goede toegangswegen. Wat betreft de plaatsing van de verschillende kramen, die geschiedt steeds onder leiding van den Marktmeester; dat zal ook wel naar anciënniteit gaan en men zal de verschillende branches bijeen doen: bloemenkramen, enz. Het gaat moeilijk om te zeggen: Leidenaars komen hier en niet-Leidenaars daar. Er zijn er onder de niet-Leidenaars, die al jaren lang de markt bezoeken en die kan men niet in eens ten achter stellen bij anderen. Wat aangaat den Nieuwen Rqn, voorheen hebben daar steeds bij gelegenheid van de kermis kleine kramen gestaan. Het idee is, dat daar pas in den namiddag kramen komen, wanneer de passage er niet zoo druk en de scheepvaart afgeloopen is, maar wij kunnen rekening houden met den wenk om daar alleen bij gebleken noodzaak het plaatsen van kramen toe te staan. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal er niet veel meer van zeggen, want het onderwerp trekt niet veel aandacht, maar toch wil ik doen opmerken, dat de heer Mulder zeer onge lijke waarden heeft vergeleken: een tocht naar de markt en een tocht van liefhebbers naar de bioscoop. Die twee zaken zijn moeilijk te vergelijken. Enkelen, die iets noodig hebben, dat op de markt staat, zullen er even goed naar toe gaan als de liefhebbers van een film naar de bioscoop, maar de kramers van de markt moeten het hebben van het publiek, dat geregeld de markt bezoekt en koopt hetgeen daar ligt en op een eigenaardige wijze wordt aanbevolen. En die echte gegadigden blijven hier weg. Laat ik een voorbeeld noemen. De man, die met zijn boekenstalletje op de Korenbeurs stond, heeft daar altijd goede zaken gemaakt, maar toen de markt naar de Beestenmarkt is overgeplaatst, is hij van zelf opgehouden, omdat hij geen koopers kreeg. Daar 'komt wel publiek, maat niet het publiek, dat men hebben moet. Dat blijkt ook hieruit, dat al de kooplieden, behalve enkelen van buiten, die geen stem in het kapittel hebben, op verplaatsing aandringen, hetgeen zij toch zeker niet zouden doen, indien zij zulke goede zaken hadden gemaakt, vooral in dezen zomer/ Ik herhaal, dat het aan de Beestenmarkt op een mislukking zal uitloopen, vooral als het najaar komt. Na de veemar kt op Vrijdag wordt de straat wel schoon gemaakt, maar het is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 25