322
MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921.
blijkt uit verschillende gegevens, welke wij in dit opzicht
bezitten.
Hoe het met de vakorganisaties staat? Och, laat ik even
mogen herinneren aan hetgeen enkele dagen geleden aan
het licht is getreden in de jaarvergadering van de Nederlandsche
Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel. Daar werd de
vraag gesteld hoe het kwam, dat het verslag er zoo treurig
uitzag, en toen kwam aan het licht, dat dat verslag in
Duitschland was gedrukt. En dan kwam het per slot van
rekening hierop neer, dat een drukker in Duitschland per
week 300 Mark verdiende en een drukker in Amsterdam
840 Mark. Dat is een feit, waarmee te rekenen valt. Wanneet-
een hoofdbestuur van een vakbond er toe komt om in Duitsch
land te laten drukken en hier den hoogsten toon aanslaat
ten opzichte van de loonen, gaat de zaak scheef.
De heer van Stralen. Er zijn verschillende autoriteiten,
die dat ook doen.
De Voorzitter. Op die manier staan de vakbonden zich
zelf in den weg en kan men niet zeggen, dat hier de belangen
van het algemeen behartigd worden zooals dat dient te ge
schieden.
Ik merk dit op om aan te geven wat eigenlijk het stand
punt is van ons college, ook in verband met het voorstel, dat
op dit oogenblik gedaan wordt.
Ook Burgemeester en Wethouders zijn bereid te werken
in de richting die aangegeven is. Wij handhaven ons voorstel,
met deze bijvoeging, dat nog gedurende een maand de uit-
keeringen zullen worden voortgezet, zooals die totnogtoe plaats
hebben gehadonderwijl kan dan nagegaan worden wat
feitelijk de practische toestand is en kan er een definitieve
regeling komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt in stemming
gebracht en met 14 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Kuivenhoven, Wilbrink,
Oostdam, Stijnman, Huurman, Splinter, Mulder, Sanders,
Meijnen, Bots, van der Pot, de Lange en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Groeneveld,
Wilmer, Heemskerk, Sijtsma, Schoneveld, Bisschop, Dubbelde-
man, van Eek, de dames DubbeldemanTrago en Baart
Braggaar en de heer A. Eikerbout.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten op
het adres van de sigarenmakersorganisaties afwijzend te
beschikken en alleen dan specialen steun te verleenen, indien
het Rijk daartoe zijne medewerking verleent. De steun verleening
aan uitgetrokken werkloozen van gemeentewege zal na
27 Augustus echter nog gedurende één maand op de bestaande
wijze worden voortgezet, teneinde het Burgerlijk Armbestuur
in staat te stellen voorbereidende maatregelen te treffen om
dezen steun, waar noodig, voort te zetten.
XXX11I. Praeadvies op de motie-Sijtsma en op de ingekomen
adressen, in zake de verplaatsing van de Zaterdagsche markt.
(Zie Ing. St. No. 279.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil naar aanleiding van het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders, die tot uitgangs
punt mijn motie hebben genomen, wel enkele opmerkingen
maken. Burgemeester en Wethouders grijpen vooral aan mijn
bewering, dat het behoud van de algemeene markt op de
Beestenmarkt op een mislukking zou uitloopen, en ik moet
zeggen, dat inderdaad de schijn tegen mij is, want Burge
meester en Wethouders zeggen terecht, dat de markt is toe
genomen. De hoogste opbrengst van de marktgelden bedroeg
aan de Vischmarkt 60.— en thans is die opbrengst 80.—,
terwijl ook het aantal standplaatsen is toegenomen. Daaruit
zou men opmaken, dat in dit opzicht de toestand aan de
Beestenmarkt beter was dan aan de Vischmarkt, maar wij moeten
die cijfers in een juist licht stellen en, hadden Burgemeester
en Wethouders dat gedaan, dan zouden zij er ook wellicht anders
over gedacht hebben. In de eerste plaats moeten wij in aan
merking nemen, dat het dezen zomer bijzonder mooi weer was,
terwijl het, zoolang de kramers op de "Vischmarkt stonden, guur
en koud was. Zij waren niet op de Beestenmarkt of het weer
was mooi en dat is eiken Zaterdag zoo doorgegaan. Dat heeft er
natuurlijk toe medegewerkt, dat er veel kooplieden kwamen. Als
men eens een bezoek brengt aan die markt, wat ik den laatsten
tijd herhaaldelijk heb gedaan, dan ziet men ook, dat daar
een aantal bijzondere marktkramers komen, hoofdzakelijk
werklooze diamantbewerkers uit Amsterdam, die trachten op
deze wijze hun brood te verdienen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik zou willen, dat mijn medeleden
meer aandacht aan de zaak schonken. Bij de kwestie van
straks was alles ernst en nu het niet over eenige arbeiders,
maar over eenige kramers gaat, kan ik haast geen gehoor
krijgen en wordt het blijkbaar als een zaak van geen beteekenis
beschouwd. Ik zou willen, dat men luisterde in plaats van
met elkander te praten. Men behoeft het niet met mij eens
te zijn maar laat men mij bestrijden.
Zooals ik zeide kwamen er op de Beestenmarkt vele bij
zondere kramers. Men zag er in het bijzonder groote stukken
kleedingstofïen aanbieden, terwijl men die anders nooit op de
markt ziet. De lage valuta in Duitschland werkte tot de vele
gelegenheidskooplieden mee. Die omstandigheden moet men
in aanmerking nemen bij de beoordeeling van de zaak. Houdt
men de markt op de Beestenmarkt, dan zal zij inderdaad
spoedig gaan verloopen, nu het najaar met het onaangename
weer komt. De markt wordt Zaterdag gehouden en bij vochtig
weer, als het den vorigen dag veemarkt is geweest, zal de
straat nog vies en nat zijn en de vreemde kooplieden zullen
niet daarheen gaan om hun waar aan te bieden. Maar indien
dan de markt daar zoo is vooruitgegaan, waarom dringen de
kooplieden er dan zoo op aan om weer naar de Vischmarkt
te verhuizen? Het is hen te doen om te verkoopen en als er
goed verdiend werd zouden zij er gaarne blijven. Maar et-
wordt niet veel verkocht. De markt ligt daar niet in het
centrum van de stad. De menschen, die wonen aan de oost
zijde van de Hooigracht en ten zuiden van den Hoogewoerd
zijn zoover verwijderd van deze markt, dat zij er slechts noode
naartoe gaan, terwijl zij dat vooral niet zullen doen, als het
weer ongunstig is.
Burgemeester en Wethouders mogen zeggen, dat de markt
is vooruitgegaan, en dat is mooi en goed, zij hebben toch
ook zei ven ingezien, dat het er niet opgaat, want zij willen
de gelegenheid geven weer naar de Vischmarkt terug te gaan.
Daarmede geven zij voor een deel aan mijn motie toe en
effenen den weg tot algvheele aanneming. Ik ben namelijk
overtuigd, dat, als de gelegenheid er is om naar de Visch
markt en omgeving te gaan, het niet lang zal duren of de
Beestenmarkt is leeg geloopen, want men moet niet vergeten,
wat ook reeds is gezegd door de organisatie van de markt
kramers, namelijk dit: laat men ons maar vrijlaten om ook
naar de Beestenmarkt te gaan, wij hebben wel middelen om
te zorgen, dat de markt daar toch niet bloeit en de koop
lieden er niet komen.
Maar daarover zal een heele tijd verloopen en dat zal dan
een tijd van anarchie zijn. Het zal meer toezicht geven, meer
last, meer ruzie en ten slotte zal men toch enkel tot de
Vischmarkt en omgeving terugkeeren.
Om die reden moet ik hot eerste deel mijner motie hand
haven. Men zal een verwarden toestand krijgen en ten slotte
toch weder moeten terugkomen op de Vischmarkt, de oude
plaats en een goede plaats, zoolang wij geen andere, betere
maikt hebben.
Wat aangaat, het tweede gedeelte mijner motie, dat is door
Burgemeester en Wethouders al zeer stiefmoederlijk behandeld
geworden. Ik heb den indruk gekregen, dat de schrijver van
het praeadvies, toen hij het eerste gedeelte der motie had
afgehandeld, nog eenige minuten tijd over had, maar dat hij
toen met de tram of den trein weg moest. Meer dan 5 minuten
heeft hij niet noodig om die paar regels over het tweede,
het belangrijkste gedeelte der motie neer te schrijven.
In het praeadvies wordt al dadelijk onjuist weergegeven
wat ik gevraagd heb. Ik heb niet bepaald gezegd, dat het
wenschelijk was dat de markt daar kwam: ik heb alleen ge
vraagd een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid en
wenschelijkheid om het gebouw van het voormalig Invaliden
huis te amoveeren en de daardoor ontstane open ruimte in
te richten tot marktplein.
Nu is het eigenaardig, het onderzoek, dat ik vraag, vraagt
de Marktcommissie ook. Die zegt in het rapport: laat de
Directeur van Gemeentewerken daarnaar een onderzoek instel
len; maar Burgemeester en Wethouders negeeren de Com
missie.
Wat nog eigenaardiger is, de Directeur \an het Markt
en Havenwezen is een sterk voorstander van de markt daar;
hij acht het de meest aangewezen plaats. Zijn rapport is
een doorloopende verdediging mijner motie.
Burgemeester en Wethouders hebben ook dat echter ge
negeerd; was hot in hun kraam te pas gekomen, dan had
misschien de schrijver van het praeadvies wel meer tijd
gehad.
Ik heb zelf een onderzoek daar ingesteld. Ik heb bemerkt,
dat de Commissie van het Marktwezen zeer weinig nota ge
nomen heeft van den plaatselijken toestand. Een van de leden
dier Commissie, dien ik sprak, zeide: ik zou het ook|wel aardig
vinden als men daar een afzonderlijk marktterein had, Leiden
moet een goed marktterrein hebben, maar het is daar veel
te klein. Dat lid heeft er blijkbaar niet voldoende nota van
genomen. Als het Invalidenhuis geamoveerd werd, dan zou