MAANDAG 29 AUGUSTUS 1921.
321
het ernst was, waren de heeren conservatieven zeer demo
cratisch en vooruitstrevend. Wie daaraan twijfelt heeft niets
anders te doen dan de Handelingen van de Tweede Kamer
uit die dagen te lezen en dan zal hij mij gelijk geven.
De heer Bots. M. d. V. De laatste spreker heeft het terug
krabbelen van de Regeering besproken. Welnu, dat terug
krabbelen heeft tot oorzaak gehad, dat in April, toen de steun-
verleening aan de sigarenmakers begon, zich 103 sigarenma
kers bij de Arbeidsbeurs aanmeldden, terwijl dat aantal half
Juli was teruggeloopen tot 13. Dat was de verhouding, zoo
als die over het geheele land kon worden geconstateerd, en
het was dus begrijpelijk, dat de Regeering meende, dat er
geen crisis-toestand meer in dat bedrijf bestond het gemeen
tebestuur heeft gemeend in dit opzicht met de Regeering te
kunnen meegaan, maar aangezien de tijd zoo kort was, was
het van oordeel, dat de steun verleening tot einde Augustus
moest worden voortgezet.
Verder wensch ik op te merken, dat het verleunen van
steun aan de werkloozen buiten de crisisvakken, zooals ik
reeds meermalen heb gezegd, heeft plaats gehad om de scherpe
kanten af te slijpen, omdat er personen waren, die in andere
vakken overgegaan zijnde werkloos werden en geen recht op
uitkeering hadden.
Wat betreft het overlaten van de zaak aan het Burgerlijk
Armbestuur, in dit verband zijn de steden den Haag en
Amsterdam genoemd. Wij hebben naar die beide plaatsen
geschreven en wij hebben uit Amsterdam bericht ontvangen,
dat daar geen bijzondere maatregelen tusschen de organisaties
en het Burgerlijk Armbestuur zijn getrotïen. Ook ten aanzien
van den Haag hebben wij niet kunnen vinden, dat dat was
geschied. Wel hebben wij iets van dien aard kunnen zien
uit een schriftuur van een lid van een organisatie in den
Haag aan een lid van een Leidsche organisatie. Het Burgerlijk
Armbestuur in den Haag heeft in dien zin niet geantwoord.
Een regeling als hier ter stede bestaat, vindt men in geen
enkele andere plaats van ons land. Het verschil tusschen de
wijze, waarop thans de zaak is geregeld, en het overlaten van
de steunregeling aan het Burgerlijk Armbestuur is, dat in het
laatste geval de kosten geringer zullen zijn. Wanneer men de
zaak aan een afzonderlijke instelling opdraagt, zijn er namelijk
afzonderlijke administratiekosten aan verbonden.
Wat het karakter van de ondersteuning aangaat, waarvan
de heer van Stralen sprak, de kosten komen op hetzelfde
hoofdstuk voor als de uitgaven van het Burgerlijk Armbestuur,
namelijk op het hoofdstuk «Armenzorg"; (Jok de uitkéeringen
aan de sigarenmakers zijn daaronder gebracht. Heronderzoek
geschiedt door den Armenraad, omdat gebleken is, dat men
op de informaties, welke door enkele organisaties werden
verstrekt, niet voldoende kon afgaan.
Wat de kwestie van de uitkeeringen van aanstaanden Zater
dag betreft, ik had mij voorgesteld om in de vergadering van
het Burgerlijk Armbestuur, welke morgenavond zal plaats
hebben, daarin te voorzien. In afwachting van een nadere
voorziening zouden wij nog wel een óf twee weken met de
bestaande uitkeeringen kunnen voortgaan en die voor onze
rekening nemen. Persoonlijk heb ik geen bezwaar om met de
motie van den heer van Stralen mede te gaan, mits er een
termijn in genoemd wordt. In dezen vorm is de motie zeer
rekbaar en voorloopige zaken duren somwijlen het langst.
Betreffende het denkbeeld om van het Rijk een bijdrage in
de uitkeeringen te vragen, wil ik er op wijzen, dat wij hebben
gevraagd om de steunverleening aan de sigarenmakers voort
te zetten, maar de Regeering daarop afwijzend heeft beschikt.
Wij gelooven niet, dat het Rijk genegen is daarmede voort
te gaan. Het zou toch niets geven het; nog eens te gaan
vragen, want de Regeering heeft zich op dit stuk zoo uiterst
voorzichtig uitgedrukt.
Als in het voorstel van den heer van Stralen het woord
«voorloopig" veranderd werd in: »nog een maand", dan
zouden wij er geen bezwaar tegen hebben. In dien tusschen-
tijd zoude het Burgerlijk Armbestuur kunnen nagaan hoe de
werkwijze op de beste manier ware aan te passen; maar als
de bedoeling is dat de steunregeling voor altijd wordt voort
gezet, dan moet ik er bezwaar tegen maken.
De heer van Stralen. De heer Bots geeft mij in over
weging mijn voorstel te wijzigen, maar ik ben niet van plan
dat te doen.
Ik heb opzettelijk het woord «voorloopig" gebruikt omdat
dan zoowel de Raadsleden, die meenen dat het onbepaald
moet worden voortgezet als ook degenen, die meenen dat er
een eind aan moet komen, gelegenheid hebben er voor te
stemmen. Na wat de Wethouder gezegd heeft lijkt het mij
toe dat deze redactie de beste is.
Hij begint met in twijfel te trekken, of andere gemeente
besturen wel een regeling getroffen hebben wat betreft het,
Burgerlijk Armbestuur als door ons is medegedeeld. Ik kan
als een feit mededeelen, dat dergelijke regeling met name in
den Haag bestaat. Het blijkt dus, dat verkëèrde inlichtingèh
öf gevraagd of verstrekt zijn.
Bij het onderhoud, dat ik met tïiej. de Vries gehad heb,
bleek dat de redactie van den brief, dien zij tiaar andere
plaatsen geschreven had, niet precies overeenkomstig de
bedoeling was en dat dientengevolge niet een juist antwoord
is gekomen. Maar het staat vast dat in den Haag bij het
Burgerlijk Armbestuur dergelijke regeling bestaat.
Ik kan verklaren, dat wij in geen enkel opzicht zullen
medegaan met het denkbeeld dat de steunregeling verder onder
het Burgerlijk Armbestuur zou gaan ressorteeren, als niet
tegemoet gekomen werd aan onze voornaamste bezwaren. Er
moet komen een bijzondere regeling, krachtens welke aan de
uitgetrokken werkloozen uitkeeringen kunnen geschieden, een
regeling, die los komt te staan van de gewone wijze van
steunregeling door het Burgerlijk Armbestuur; en daarnaast
zal moeten worden bepaald, dat de steun, die gegeven zal
worden, verstrekt zal worden door middel van de organisaties
van de betrokken werkloozen. Dit zijn de twee hcofdeischen,
welke wij daarbij stellen.
Het komt mij voor goed te zijn, dat voorloopig de tegen
woordige steunregeling wordt voortgezet. Burgemeester en
Wethouders hebben dan elk oogenblik de gelegenheid bij den
Raad te komen met een voorstel om haar weder stop te zetten
en dan zullen zij in dién tusschentijd hunne maatregelen
nemen om te zorgen dat op andere wijze de werkloozen
worden gesteund. 1
Ik meen, dat het niet noodig is den termijn tot '1 October
te nemen, gelijk in overweging gegeven is. ïn elk geval, er
moet een Raadsvergadering over heen gaanBurgemeester
en Wethouders moeten in het cóllege de zaak ook bekijken;
dat tijdsverloop zou dus te kort zijnwij zouden dan den
termijn opnieuw moeten gaan verlengen. i
De heer de Lange. M. d. V. Ik weet niet wat de bedoeling
is van Burgemeester en Wethouders, maar ik hoop toch dat
zij hun voorstel zullen handhaven er zullen toch ongetwijfeld
leden van den Raad zijn, die het voorstel van Burgemeester
en Wethouders begeeren als de beste oplossing. Ik wil even
motiveeren, waarom ik- die oplossing de beste acht.
Er zijn op dit oogenblik 55 uitgetrokken werkloozen, die
een uitkeering krijgen. Nu acht ik het werkelijk voor het
Burgerlijk Armbestuur geen onoverkomelijk bezwaar ik
hoop, dat de Wethouder mij dat zal willen toestemmen
om in een tijd van 14 dagen te Weten te komen wie voor
verdere ondersteuning door zijn bemiddeling in aanmerking
komen. Als wij het voorstel van Burgemeester en Wethouders
nu eens konden aannemen in dezer voege, dat Burgemeester
en Wethouders verklaaiden, dat het Burgerlijk Armbestuur
de taak der steunverleening zal voortzetten, zooals door hen
wordt voorgesteld, en dat zoolang nog geen onderzoek heeft
plaats gehad en nog niet vaststaat wat die menschen moeten
genieten, ze blijven voortgaan met de uitkeeringen, welke
tot heden aan de menschen zijn gegeven, dan hadden wij
met de kwestie van het voorloopige niets te maken, dan
werd de taak direct overgedragen aan het Burgerlijk .Arm
bestuur, dan raken wij het verkeerde intermediair direct
kwijt en dan heeft het Burgerlijk Armbestuur den tijd, die
noodig is voor het onderzoek, zonder dat eenige stagnatie
ontstaat.
De Voorzitter. Ik wil ook een enkele opmerking maken.
Onderscheidene bestrijders van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders hebben het doen voorkomen alsof de bedoeling
zou zijn, dat, wannéér het voorstel van Burgemeester en
Wethouders werd aangenomen, degenen, die steun noodig
hadden, van alleys verlaten zouden staan. Dat is bij Burge
meester en Wethouders hoegenaamd niet de bedoeling geweest.
De heer van der Pot heeft daarover zoo pas reeds een woord
gesproken, en ik wil dit nog eens onderstrepen.
De heer van Stralen. Dat had in het Ingekomen Stuk
moeten staan.
De Voorzitter. De bedoeling is geweest, dat de steunver
leening, zooals'die totnogtoe had bestaan, voor zoo ver noodig,
door het. Burgerlijk Armbestuur zou worden overgenomen.
De heer Dubbeldeman. Waar stond dat dan? Ik heb het
niet kunnen lezen.
De Voorzitter. Ik geef u de verzekering, dat, als het
resultaat van ons voorstel zou zijn geweest, dat degenen, die
steun noodig hadden, geheel en al aan zich zelf zouden zijn
over gegeven, dit voorstel van ons college niet zou zijn gekomen.
Men heeft eenvoudig miskend hetgeen als zoodanig door ons
college is voorgesteld. Even wel, wij achten het bepaald noodig,
dat deze regeling in één hand komt en dat van gemeentewege
een toezicht uitgeoefend wordt. Dat dit laatste noodig is