174 bestaat en wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a te besluiten de op de situatie nader aangegeven gedeelten (grond en water) van de perceelen Sectie M nis 1398, 3211 3210, ter oppervlakte van 270 M2., zonder betaling van koopsom in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, onder bepaling, dat te zijner tijd na de algeheele voltooiing der straat tusschen de genoemde perceelen en de aan te leggen nieuwe straat een behoorlijke afscheiding door en op kosten van de gemeente en ten genoegen van het bestuur der Leidsche Bouwvereeniging zal worden gemaakt; b aan den huurder van de over te nemen perceelsgedeelten Sectie M nis 1398 en 3211 een schadevergoeding van f 125. uit te keeren wegens het afstand doen van de huur van die peröeelsgedeelten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. N9. 270. Leiden, 10 Augustus 1921. Toen in de maand Februari van dit jaar de mazelen zich dermate uitbreidden, dat van een epidemie kon worden ge sproken en dientengevolge aan de nauwkeurige naleving van de verordening tot wering en beteugeling dier ziekte (Gemeente blad 1915 No. 5) de hand moest worden gehouden, bleek, dat daaraan allerlei moeilijkheden waren verbonden. De aan gifte van mazelengevallen had over het algemeen zeer onregel matig plaats gehad, waardoor aan vele kinderen noodeloosde toegang tot de school inoest worden ontzegd, omdat, bij gebrek aan deugdelijke gegevens, verklaringen als bedoeld in artikel 4 der verordening, vaak bezwaarlijk konden worden uitgereikt. Die ontzegging van het schoolbezoek werkte op haar beurt weer slecht op de aangifte door de ouders, terwijl ook de aangifte door de schoolhoofden te wenschen over liet, wat niet te verwonderen is, daar zij het bericht dikwijls eerst krijgen, als de patiënt al eenigen tijd ziek is, en dan nog vaak uit de tweede of derde hand. Verder bleek ook de contróle onvoldoende, voornamelijk wegens de op dit punt omslachtige administratie, die in tijden van een epidemie de uitbreiding daarvan niet kon bijhouden en daardoor vrijwel illusoir werd. Deze en andere bezwaren maakten eene doel treffende handhaving van de verordening door den Gemeente lijken Geneeskundigen Dienst buiiengewoon moeilijk. De Commissie van bijstand in het beheer der zaken van dien Dienst heeft hierin aanleiding gevonden zich met een voorstel tot wijziging der mazelenverordening, zooals dat was ontworpen door den Directeur, tot Burgemeester en Wet houders te wenden, welk College ons daarna heett uitgenoodigd, aan de voorgestelde wijziging onze aandacht te wijden en haar bij Uwe Vergadering aanhangig te maken. De bedoelde veranderingen van de verordening hebben ten doel te voorkomen, dat kinderen zonder noodzaak uit de school moeten blijven en tevens de verplichting tot het doen van aangifte van mazelen niet verder uit te breiden dan noodig is om een voldoende controle op die ziekte te behou den; zij zijn gebaseerd op de ondervinding, dat kinderen boven den leeftijd van zes jaren weinig gevaar loopen aan mazelen te sterven, waardoor de voorschriften der verorde ning eenigszins vereenvoudigd kunnen worden. Thans zijn ouders, voogden en andere verzorgers van kin deren, alsmede zij, die aan het hoofd staan van lagere scholen, bewaarscholen of kinderbewaarplaatsen, verplicht zorg te dragen, dat een kind, indien het zelf of een zijner huisgenooten door mazelen is aangetast of zulks vermoed wordt, zich niet in een inrichting als bovengenoemd bevinde. Ten aanzien van de lagere school is het nu, naar het oordeel van den Geneeskundigen Dienst niet noodig een kind den toegang daartoe te ontzeggen, wanneer het niet zelf de mazelen heeft, maar een zijner huisgenooten door die ziekte is aan getast. De woorden »zelf of een zijner (resp. van zijn) huisge nooten" in de tweede en derde alinea van artikel 3 der ver ordening zouden derhalve geschrapt kunnen worden. Anders staat het echter met de kinderen, jonger dan zes jaar, die op een bewaarschool of kiuderbewaarplaats zijn. Op hun leef tijd zijn de mazelen gevaarlijker en te hunnen opzichte dienen de voorschriften dus ongewijzigd te blijven. Het is, bij het vervallen van de huisgenooten uit alinea 2 en 3, daarom gewenscht, nieuwe bepalingen aan het artikel toe te voegen, waardoor de verplichtingen van het tegenwoordige artikel ten volle toepasselijk zijn, als het betreft bewaarscholen en kin derbewaarplaatsen, zoodat, ook indien een huisgenoot van het kind door de mazelen is aangetast of het hoofd der inrichting vermoedt dat dit het geval is, aan dit kind de toegang tot de inrichting zal zijn ontzegd. Ook de bepaling van artikel 2 lid 2 kan vereenvoudigd wor den. Volgens dit artikel moet hij, die aan het hoofd staat van een lagere school, een bewaarschool of een kinderbewaar plaats, wanneer hij weet of vermoedt, dat een zijne inrichting bezoekend kind door mazelen is aangetast, daarvan binnen vier en twintig uur schriftelijk aangifte doen bij den Burge meester. Het komt ons, met de Commissie van Bijstand in het beheer der zaken van den Geneeskundigen Dienst, voor, dat het niet noodig is de schoolhoofden te verplichten tot schriftelijke aangifte van elk afzonderlijk geval. De hoofdzaak toch is, dat de Geneeskundige Dienst gewaarschuwd wordt, wanneer zich op een school mazelen vertoonen en daarom kan worden volstaan met voor te schrijven, dat de bedoeldë personen verplicht zijn tot aangifte, wanneer zij weten of vermoeden, dat kinderen, die hun inrichting bezoeken, door die ziekte zijrj aangetast. Voor uitvóeriger beschouwingen over het hier besproken onderwerp mogen wij U verwijzen naar de desbetrellende in de Leeskamer te Uwer inzage liggende stukken. Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 18 Maart 1915 (Gemeenteblad no. 5) tot wering en beteugeling der mazelen. Artikel 1. Het tweede lid van artikel 2 van bovengenoemde verorde ning wordt gelezen als volgt: «Hij, die aan het hoofd staat van een lagere school, een «bewaarschool of een kinderbewaarplaats, is verplicht, wanneer »hij weet of vermoedt, dat kinderen, die zijn inrichting «bezoeken, door mazelen zijn aangetast, daarvan binnen vier «en twintig uur aangifte te doen bij den Burgemeester". Art. II. De woorden: «zelf of een zijner huisgenooten", voorkomende in het eerste lid van artikel 3, vervallen. Tusschen het eerste en het tweede lid van genoemd artikel wordt ingevoegd een nieuw lid, luidende: «Gelijke verplichting geldt voor zooveel betreft bewaarscholen «en kinderbewaarplaatsen, indien een huisgenoot van het kind «door mazelen is aangetast." De woorden: «zelf of een van zijn huisgenooten", voor komende in het tweede lid van genoemd artikel, vervallen. Tusschen het tweede en het derde lid van genoemd artikel wordt ingevoegd een nieuw lid, luidende: «Gelijke verplichting geldt voor zooveel betreft bewaar- «scholen en kinderbewaarplaatsen, indien het hoofd der in- «richting weet of vermoedt, dat een huisgenoot van het kind «door mazelen is aangetast." De Commissie voor de Strafverordeningen, W. Pera, loco-Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 271. Leiden, 15 Augustus 1921. In verband met het aan Mevrouw G.Pannekoekvan Bemmel in 1920 verleend verlof tot herstel van gezondheid is het onderwijs in het teekenen aan de afdeeling A der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, krachtens opdracht van ons College, gedurende het tijdvak van 15 Maart tot en met 20 Juni 1920 tijdelijk gegeven door den heer H. van Batenburg. Nadat aan Mevrouw Pannekoekvan Bemmel eervol ontslag was verleend, werd de beer van Batenburg door Uwe Verga dering met ingang van 21 Juni d. a. v. definitief tot leeraar aan die school benoemd. De Burgerlijke Pensioenraad verzoekt ons thans te bevor deren, dat door U alsnog aan den heer van Batenburg voor het genoemde tijdvak eene tijdelijke aanstelling wordt verleend. Aangezien daartegen bij ons College geen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging te besluiten den heer H. van Batenburg alsnog voor het tijdvak van 15 Maart tot en met 20 Jnni 1920 te benoemen tot tijdelijk leeraar aan de afdeeling A der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 272. Leiden, 15 Augustus 1921. Toen in Uwe Vergadering van 27 December 1920 over eenkomstig ons voorstelopgenomen onder No. 396 der Ingekomen Stukken, werd besloten ten aanzien van de pen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 16